ECLI:NL:GHSHE:2024:3765

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
200.327.209_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake wijziging hoofdverblijfplaats en zorgregeling voor minderjarige

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van een minderjarige, geboren in 2018. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft het verzoek ingediend om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige te wijzigen naar zijn woning, terwijl de vrouw, verweerster in hoger beroep, zich verzet tegen deze wijziging. De Raad voor de Kinderbescherming is betrokken bij de procedure en heeft een rapport opgesteld waarin wordt geadviseerd om de hoofdverblijfplaats bij de vrouw te laten, gezien de stabiliteit en de huidige situatie van de minderjarige. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant vernietigd voor zover deze betrekking had op de verlening van vervangende toestemming aan de vrouw om met de minderjarige te verhuizen. Het hof heeft een voorlopige zorgregeling vastgesteld waarbij de minderjarige om de week bij de man verblijft, met specifieke tijden voor de wisselmomenten. De ouders zijn beiden open voor hulpverlening en het hof heeft de ouders aangespoord om samen te werken aan de zorg voor de minderjarige. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank bekrachtigd voor zover deze niet in geschil is.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 28 november 2024
Zaaknummer: 200.327.209/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/403809 / FA RK 22-5344
in de zaak in hoger beroep van:
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. E.M.G. van Nuenen-Meulesteen,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. A.J.W. Vugs.
Deze zaak gaat over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

5.De beschikking van 30 november 2023

5.1.
Bij die beschikking heeft het hof de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 1 maart 2023 vernietigd voor zover het betreft de verlening van vervangende toestemming aan de vrouw om met [minderjarige] te verhuizen en om [minderjarige] in te schrijven voor hulpverlening bij [instantie 1] of een soortgelijke instantie en de inleidende verzoeken van de vrouw daartoe afgewezen.
5.2.
Daarnaast heeft het hof de raad verzocht om een onderzoek in te stellen en te rapporteren en adviseren over de navolgende vragen:
- Is een wijziging in de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] in het belang van [minderjarige] ?
- Welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen partijen met betrekking tot [minderjarige] komt het meest tegemoet aan de belangen van [minderjarige] en hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie te worden vormgegeven?
- Is hulpverlening nodig? Zo ja, welke, ten behoeve van wie en met welk doel?
- Welke andere feiten en/of omstandigheden die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen, zijn niet in voorgaande vragen aan de orde gesteld en zijn wel van belang om in de rapportage en het advies te vermelden?
5.3.
Tot slot heeft het hof als voorlopige reguliere regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de man en de vrouw met betrekking tot [minderjarige] bepaald dat [minderjarige] bij de man verblijft:
- de ene week van woensdagmiddag 12.15 uur tot donderdagochtend voor school, en
- de andere week van donderdagmiddag 12.15 of uit school tot maandagochtend voor school,
waarbij de man [minderjarige] haalt en brengt.
5.4.
Het hof heeft deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Voor het overige is iedere verdere beslissing aangehouden.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
-de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
6.2.
Het hof heeft van de mondelinge behandeling in hoger beroep op 29 september 2023 proces-verbaal opgemaakt. Voorts heeft het hof kennisgenomen van;
- het rapport van de raad van 30 mei 2024, ingekomen ter griffie op 31 mei 2024;
- een brief namens de man aan de raad, ingekomen ter griffie op 31 mei 2024;
- het V8-formulier namens de man met bijlagen, ingekomen ter griffie op 12 juni 2024;
- het V8-formulier namens de vrouw met bijlagen, ingekomen ter griffie op 14 juni 2024;
- een brief namens de raad, ingekomen ter griffie op 28 juni 2024;
- het V6-formulier met bijlagen namens de vrouw, ingekomen ter griffie op 7 oktober 2024;
- het V8-formulier met bijlagen namens de man, ingekomen ter griffie op 8 oktober 2024;
- een brief namens de raad, ingekomen ter griffie op 9 oktober 2024.

7.De verdere beoordeling

7.1.
De raad acht een wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] op dit moment niet in haar belang en adviseert het verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van de man af te wijzen. Een wijziging van de hoofdverblijfplaats is een ingrijpend besluit en heeft een grote impact op [minderjarige] . Ondanks dat [minderjarige] de thuissituatie van de man kent, is haar uitvalbasis bij de vrouw en is dit ook de omgeving waar zij naar school gaat. School is een veilige haven voor [minderjarige] . Bovendien zal de spanning tussen de ouders niet worden opgelost door wijziging van de hoofdverblijfplaats.
Het voor de ouders en zeker ook voor [minderjarige] van belang dat er eenduidige afspraken komen over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken waar de ouders zich beiden aan houden. De raad adviseert dat [minderjarige] de ene week van woensdagmiddag tot maandag naar school en in de andere week van woensdagmiddag tot donderdag naar school bij de man verblijft en daarmee het subsidiaire verzoek van de man toe te wijzen.
Eventueel zou ook de donderdag in plaats van de woensdag de vaste wisseldag kunnen worden als dat voor [minderjarige] en de ouders praktisch zou zijn.
Voor wat betreft de verdeling van andere zaken zoals de aanpassing van de vakantieregeling daarover zullen de ouders in gesprek met elkaar en de hulpverlening een knoop moeten doorhakken.
Tot slot merkt de raad op dat hulpverlening helpend kan zijn voor [minderjarige] , omdat zij wel degelijk last heeft van de situatie waarin haar ouders niet op een lijn zitten en dit lijkt zich te uiten in emotionele problemen en fysieke klachten. De raad wil de ouders, ondanks het al doorlopen traject bij [instantie 2] , terugverwijzen naar de hulpverlening ( [hulpverlening] ) omdat er in de toekomst nog veel momenten zullen komen dat zij samen beslissingen moeten nemen over [minderjarige] . [hulpverlening] kan de casus verder oppakken en passende hulpverlening inzetten.
7.2.
De man kan zich niet volledig vinden in het advies van de raad.
De man is het niet eens met het advies voor wat betreft de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] . Hij acht een wijziging van de hoofdverblijfplaats wel in haar belang. Deze wijziging is niet ingrijpend voor [minderjarige] , want feitelijk verandert er voor haar niets. Ze is nu ook nagenoeg de helft van de tijd bij de man. Daar komt bij dat de man zijn woonsituatie beter op orde heeft en in financieel opzicht beter in staat is om voor [minderjarige] te zorgen dan de vrouw. De eventueel daarmee gepaard gaande wijziging van de school kan worden aangemerkt als een ingrijpende wijziging maar levert ook voordelen op. [minderjarige] kent veel kindjes uit de omgeving van de man en [minderjarige] kan vanuit de woning van de man naar school lopen. Bovendien zal de man in dat geval geen alimentatie meer hoeven te betalen, zal hij alle kosten voor zijn rekening nemen en leidt dit tot minder discussies tussen de ouders. De man kan [minderjarige] de beste groei- en ontwikkelingskansen bieden. De man handhaaft dan ook zijn primaire verzoek tot wijziging van de hoofverblijfplaats en de wijziging van de basisschool van [minderjarige] , waarbij de zorg- en contactregeling tussen de vrouw en [minderjarige] kan gelden conform het advies van de raad.
Mocht de hoofverblijfplaats ongewijzigd blijven, dan wenst de man voor wat betreft de zorg- en contactregeling tussen hem en [minderjarige] aan te sluiten bij het advies van de raad. De man is het eens met de door de raad geadviseerde (uitbreiding van de) zorgregeling. De man is het niet eens met het subsidiaire voorstel van de vrouw om een keer per twee weken tijdens de ‘lange week’ niet de woensdag maar de donderdag als wisseldag aan te houden en tijdens de ‘korte week’ de omgang met een extra dag uit te breiden van woensdag uit school tot en met vrijdag naar school. De man kan de woensdagen dat [minderjarige] bij hem is goed combineren met zijn werk, want hij heeft dan een thuiswerkdag. Het heeft ook niet de voorkeur van de man om, zoals door de vrouw meer subsidiair voorgesteld, een week op week af regeling aan te houden, aangezien dit praktisch lastig te regelen is met zijn werk.
De man staat open voor hulpverlening voor [minderjarige] en de ouders zelf, zoals het traject “kinderen uit de knel”.
7.3.
De vrouw kan zich eveneens niet geheel vinden in het advies van de raad.
De vrouw is het eens met het advies voor wat betreft de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] . De vrouw vindt het pijnlijk dat de man de vrouw diskwalificeert door steeds te benoemen dat [minderjarige] bij de vrouw minder goede opgroei- en ontwikkelingskansen zou hebben. Het gaat immers goed met [minderjarige] en er zijn geen zorgen over de thuissituatie van de vrouw. Het probleem is met name gelegen in de communicatie tussen de ouders.
Ten aanzien van de zorg- en contactregeling bevreemdt het de vrouw dat de raad in het advies afwijkt van de door het hof bepaalde voorlopige reguliere regeling waaraan ook reeds uitvoering wordt gegeven door partijen. Dit verloopt goed. De door de raad geadviseerde uitbreiding van de zorgregeling naar de woensdagmiddag is niet in het belang van [minderjarige] . De vrouw is op woensdagmiddag thuis, terwijl de man op woensdag werkt als [minderjarige] bij hem is. Bovendien heeft de vrouw in de door de raad geadviseerde regeling weinig vrije tijd met [minderjarige] . De vrouw wenst graag de huidige (voorlopige) regeling in stand te houden. Subsidiair kan de vrouw zich vinden in een zorgregeling waarbij [minderjarige] niet iedere woensdagmiddag maar iedere donderdagmiddag bij de man is, waarbij de regeling inhoudt dat [minderjarige] de ene week van donderdag uit school tot maandag voor school en de andere week van woensdag uit school tot vrijdag voor school bij de man is. Meer subsidiair stelt de vrouw een regeling voor waarbij [minderjarige] de ene week bij de man en de andere week bij de vrouw is, met de maandag als wisselmoment. Hierdoor zijn er minder wisselmomenten voor [minderjarige] .
Verder wenst de vrouw eveneens dat er een duidelijke vakantieregeling wordt vastgesteld tussen partijen.
Tot slot staat de vrouw open voor hulpverlening voor [minderjarige] en de ouders zelf, zoals het traject “kinderen uit de knel”.
7.4.
Het hof overweegt als volgt.
7.4.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. In het geval van een geschil omtrent de hoofdverblijfplaats en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub a, BW, een regeling vaststellen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Hoofdverblijfplaats
7.4.2.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek en afweging overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat het wenselijk is dat het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vrouw blijft. Het hof overweegt hiertoe het volgende.
7.4.3.
De raad heeft in zijn rapport van 30 mei 2024 geadviseerd dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vrouw in haar belang is. Dit advies is gebaseerd op een gedegen onderzoek. Het hof kan dit volgen. Vast staat dat [minderjarige] sinds de relatiebreuk van partijen haar hoofdverblijfplaats bij de vrouw heeft. Daar komt bij dat [minderjarige] naar de basisschool en BSO in die directe omgeving gaat. De basisschool is voor [minderjarige] vertrouwd en een veilige haven. Het gaat goed met [minderjarige] en zijn er geen zorgen over de thuissituatie van de vrouw. In hetgeen de man heeft aangevoerd wordt onvoldoende grond gevonden om te oordelen dat het in het belang van [minderjarige] is om deze stabiele en vertrouwde situatie te wijzigen of dat een hoofdverblijf bij de man méér in haar belang zou zijn. De mogelijke omstandigheid dat de man in financieel opzicht meer kan bieden of thans het opgroeien in een gezinsverband kan bieden is daarvoor niet voldoende.
7.4.4.
Gelet op het voorgaande en omdat ook anderszins aan het hof geen gronden zijn gebleken om de hoofdverblijfplaats te wijzigen, acht het hof het niet in het belang van [minderjarige] om de hoofdverblijfplaats te wijzigen. Dit leidt ertoe dat het hof het verzoek van de man op dit punt zal afwijzen.
Zorgregeling
7.4.5.
Ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken oordeelt het hof als volgt.
7.4.6.
Het is in het belang van [minderjarige] dat er rust en duidelijk komt in de vorm van een overzichtelijke zorgregeling. Het hof sluit voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aan bij de door de raad geadviseerde regeling. Net als de raad ziet het hof geen contra-indicaties voor uitbreiding van de reeds lopende voorlopige zorgregeling. Het klopt dat [minderjarige] in de door de raad voorgestelde (uitgebreide) zorgregeling niet meer op woensdagmiddag bij de vrouw is, maar dit weegt niet op tegen de extra dag van [minderjarige] bij de man, die hem ook de kans geeft om meer tijd door te brengen met [minderjarige] . Op de woensdagmiddag is er daardoor ook ruimte voor een structureel sport- of activiteitenmoment. De ouders hoeven hierdoor niet extra met elkaar af te stemmen, omdat dit dan altijd tijdens het zorgmoment van de man valt. Ook heeft de man aangegeven dat hij zorgdraagt voor eventuele speelafspraken op de woensdagen, ook als die in [woonplaats vrouw] zijn. De uitbreiding van de voorlopige zorgregeling doet naar oordeel van het hof recht aan de positie en rol van de man in de opvoeding van en zorg voor [minderjarige] .
7.4.7.
Ten aanzien van het voorstel van de vakantieverdeling van de vrouw ligt geen concreet verzoek voor, zodat het hof hierover ook geen beslissing kan nemen.
Hulpverlening
7.4.8.
Hoewel een verwijzing naar eventuele hulpverlening in onderhavig geschil niet aan de orde is, overweegt het hof ten overvloede het volgende. Het hof onderschrijft het advies van de raad aan beide ouders om zich te wenden tot [hulpverlening] voor het traject “kinderen uit de knel”. Daarbij is niet alleen aandacht voor [minderjarige] maar ook voor de ouders. De raad acht dit traject meer passend voor [minderjarige] dan bijvoorbeeld speltherapie. Het ligt op de weg van de ouders om zich samen tot de hulpverlening te wenden.

8.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 1 maart 2023 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, doch uitsluitend voor zover het betreft de door de rechtbank vastgelegde regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
stelt omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de man en de vrouw met betrekking tot [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] de volgende regeling vast:
- [minderjarige] verblijft de ene week van woensdagmiddag 12.15 uur tot maandag naar school bij de man;
- [minderjarige] verblijft in de andere week van woensdagmiddag 12.15 uur tot donderdag naar school bij de man;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor het overige;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, E.M.C. Dumoulin en L.M.H. Nelissen en is in het openbaar uitgesproken op 28 november 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.