Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
,
[minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige] ),
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van de ouders over hun minderjarige dochter, geboren in 2009. De vader, verzoeker in hoger beroep, had eerder bij de rechtbank Oost-Brabant verzocht om het gezamenlijk gezag te beëindigen en het eenhoofdig gezag aan hem toe te kennen. De rechtbank had dit verzoek afgewezen, waarop de vader in hoger beroep ging. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 december 2023 zijn beide ouders gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. De vader voerde aan dat er onvoldoende communicatie was tussen de ouders en dat de moeder niet betrokken was bij belangrijke beslissingen over de minderjarige. De moeder betwistte dit en stelde dat zij wel degelijk betrokken was en dat gezamenlijk gezag in het belang van de minderjarige was. Het hof oordeelde dat er geen onaanvaardbaar risico was dat de minderjarige klem of verloren zou raken tussen de ouders en dat de moeder haar gezag niet misbruikte. Het hof concludeerde dat de vader zijn verzoek niet had onderbouwd met voldoende bewijs van gewijzigde omstandigheden die een beëindiging van het gezamenlijk gezag rechtvaardigden. De beschikking van de rechtbank werd bekrachtigd, en de proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd.