ECLI:NL:GHSHE:2024:3744

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
20-000286-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op supermarkt met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van een gewapende overval op een supermarkt in Sas van Gent op 11 mei 2017. Tijdens deze overval heeft de verdachte, samen met een mededader, geweld gebruikt tegen meerdere medewerkers van de supermarkt en een vrachtwagenchauffeur. De overvallers bedreigden de slachtoffers met vuurwapens en bonden hen vast met tie-wraps. De verdachte heeft 2.700 euro en een GSM weggenomen. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, maar het hof heeft het vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 43 maanden. Het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, ondanks de verdediging die pleitte voor vrijspraak op basis van alternatieve verklaringen. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en zijn raadsman als onvoldoende aannemelijk beoordeeld. De verdachte had eerder veroordelingen voor vergelijkbare feiten en het hof rekende het hem zwaar aan dat hij opnieuw een gewelddadige overval had gepleegd. De straf is verlaagd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000286-21
Uitspraak : 27 november 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 27 januari 2021, in de strafzaak met parketnummer 02-097293-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (België) op [geboortedatum] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de Gevangenis van Turnhout, 2300 Turnhout (België), Wezenstraat 2.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘medeplegen van diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren’, de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep integraal zal bevestigen.
De raadsman van de verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 11 mei 2017 te Sas van Gent, gemeente Terneuzen tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 2.700 euro, althans een hoeveelheid geld en/of een GSM, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan supermarkt [naam supermarkt] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededaders die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben geslagen/gestompt en/of die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] (een) vuurwapen(s) heeft/hebben getoond en/of vervolgens met tie-wraps heeft/hebben geboeid en/of daarbij dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd “op de grond, op de grond” en/of “als de politie komt dan schieten we toch”.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 mei 2017 te Sas van Gent tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 2.700 euro en een GSM, toebehorende aan supermarkt [naam supermarkt] en/of [slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededader die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben geslagen en die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] (een) vuurwapen(s)heeft/hebben getoond en/of vervolgens met tie-wraps hebben geboeid en daarbij dreigend de woorden hebben toegevoegd “op de grond, op de grond” en “als de politie komt dan schieten we toch”.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Ten behoeve van de leesbaarheid van dit arrest zijn de bewijsmiddelen opgenomen in de aan dit arrest gehechte bewijsmiddelenbijlage. De daarin vervatte bewijsmiddelen maken integraal deel uit van dit arrest.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen zoals vermeld in de bijlage, in onderlinge samenhang beschouwd.
Bewijsoverwegingen
De raadsman van de verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit en daartoe – op gronden zoals nader in de pleitnota verwoord – in de kern het navolgende aangevoerd. De verdachte voldoet niet voldoet aan het signalement van (een van) de dader(s) van de gewapende overval. Uit het dossier volgt dat de getuigen met betrekking tot het signalement hebben verklaard dat de daders van de gewapende overval een licht getinte huidskleur hadden, dat zij Turks of Marokkaans waren en donkere ogen hadden, terwijl de verdachte wit is, blond haar heeft en blauwe ogen. Hij kan niet de persoon zijn die de getuigen hebben gezien. Voorts is aangevoerd dat er weliswaar DNA-materiaal van de verdachte is aangetroffen op de bij de overval gebruikte tie-wraps, maar dat het heel goed mogelijk is dat zijn DNA door zijn werkzaamheden in de hennepteelt op de tie-wraps is gekomen. De verdachte was samen met zijn neef werkzaam in de hennepteelt en maakte daarbij veelvuldig gebruik van tie-wraps. De neef van de verdachte heeft aan hem bekend de overval te hebben gepleegd. De tie-wraps kunnen door de neef zijn meegenomen vanuit de hennepkwekerij, terwijl de verdachte die tie-wraps al eerder heeft vastgehad en/of gebruikt. Om die reden kan het DNA-materiaal van de verdachte op de tie-wraps zijn aangetroffen, terwijl hij zelf geen enkele betrokkenheid heeft gehad bij de overval. Het alternatieve scenario is naar de mening van de verdediging aannemelijk. Nu het dossier geen aanwijzingen bevat dat de verdachte aldaar ter plaatse is geweest en zich schuldig heeft gemaakt aan de overval, dient de verdachte, bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs, te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting het navolgende vast. Op 11 mei 2017 vindt een overval plaats op de [naam supermarkt] -supermarkt in Sas van Gent. De twee daders van de overval kwamen met geweld via de achterkant het pand binnen. Zij hadden hun gezichten (deels) bedekt en beiden hadden een vuurwapen bij zich. Bij deze overval werden een vrachtwagenchauffeur en de bedrijfsleider geslagen. Vervolgens werden zij en andere supermarktmedewerkers die op dat moment aanwezig waren bedreigd met geweld en met de vuurwapens en vastgebonden met tie-wraps. Nadat een kluis met hulp van medewerkers werd geopend, werd door de daders een geldbedrag van 2.700 euro weggenomen. Ook is de telefoon van een medewerker door de daders meegenomen. De daders zijn daarna gevlucht.
Ter plaatse werden meerdere, losgeknipte, tie-wraps op de aantrekgedeeltes en de buitenzijdes bemonsterd en aan DNA-onderzoek onderworpen. Uit het DNA-onderzoek is gebleken dat op vier tie-wraps (en in totaal vijf bemonsteringen) DNA-sporen zijn aangetroffen. Bij vier bemonsteringen is een DNA-mengprofiel aangetroffen, waarbij de verdachte niet is uitgesloten van donorschap. Op een andere bemonstering is een DNA-mengprofiel aangetroffen en een DNA-hoofdprofiel van de verdachte, waarbij, blijkens het forensisch onderzoek, de kans dat iemand anders dan de verdachte de donor is van dit DNA-hoofdprofiel kleiner is dan één op één miljard.
Vast staat dat de daders bij de gewapende overval meerdere getuigen hebben vastgebonden met tie-wraps, zodat deze tie-wraps als een daderspoor kunnen worden aangemerkt, alsook dat vier van deze tie-wraps het onderwerp zijn geweest van het uitgevoerde DNA-onderzoek. Op grond van het door het TMFI uitgevoerde onderzoek is het hof voorts van oordeel dat de verdachte de donor is geweest van het op een van de tie-wraps aangetroffen DNA-materiaal, waaruit het DNA-hoofdprofiel is afgeleid.
De vraag is of uit het voorgaande de conclusie kan worden getrokken dat de verdachte als medepleger of pleger betrokken is geweest bij de tenlastegelegde diefstal met geweld. Daarbij is van belang wat de verdachte zelf als verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA-materiaal op (een van) de onderzochte tie-wraps.
De verdachte heeft bij zijn eerste verhoor bij de politie in België verklaard dat hij in het verleden in de wegenbouw wel eens tie-wraps heeft gebruikt, maar persoonlijk geen tie-wraps in bezit had. Op de vraag hoe het kan dat zijn DNA-materiaal op een van de tie-wraps die gebruikt zijn bij de overval is aangetroffen, heeft de verdachte geantwoord dat hij dat niet weet en daar geen uitleg over kan geven. Geconfronteerd met TCI-informatie dat de neef van de verdachte ( [neef verdachte] ) een van de daders van deze gewapende overval zou zijn geweest heeft de verdachte vervolgens verklaard dat hij daar niets vanaf weet en dat zijn neef er tegenover hem zeker niets over heeft verteld.
Ter terechtzitting bij de rechtbank is namens de verdachte door zijn raadsman een verklaring gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA-sporen op de tie-wraps. De neef van de verdachte zou aan de verdachte hebben bekend de overval te hebben gepleegd en hij zou tie-wraps hebben meegenomen van de hennepkwekerij die hij samen met de verdachte heeft gehad. De verdachte kan die tie-wraps eerder hebben vastgehad, waardoor het DNA-materiaal van de verdachte erop is aangetroffen. Uit angst voor ontdekking van de betrokkenheid bij een hennepkwekerij en omdat hij zijn neef, die op dat moment al was overleden, niet wilde belasten, heeft de verdachte bij zijn verhoor bij de politie hierover niet verklaard.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat zijn neef destijds de overval aan hem bekend heeft. Zijn, verdachtes, DNA-materiaal zou op de tie-wraps terecht kunnen zijn gekomen, omdat hij bij zijn werkzaamheden in meerdere hennepkwekerijen, die hij samen met zijn neef had, vaak gebruik maakte van tie-wraps. De verdachte heeft verklaard dat hij de tie-wraps gebruikte bij het knippen en verpakken van hennepplanten en ook als hij in de kwekerij elektriciteitskabels bundelde. Zijn neef, die zelf niets heeft verteld over tie-wraps, zou die tie-wraps mogelijk hebben meegenomen en hebben gebruikt bij de overval, zo vermoedt de verdachte. Op de vraag waarom hij niet eerder heeft verklaard over de betrokkenheid van zijn neef bij de gewapende overval, heeft de verdachte verklaard dat hij de ouders van de neef wilde beschermen tegen de last van hun zoon en dat hij wilde voorkomen dat de politie bij hen zou langskomen.
Nog daargelaten de vraag of de door of namens de verdachte ter terechtzitting van de rechtbank en het hof gegeven (mogelijke) alternatieve verklaringen voor de aanwezigheid van zijn DNA-materiaal op de tie-wrap dienen te worden aangemerkt als een alternatief scenario waarop het hof is gehouden te responderen, overweegt het hof over de inhoud van deze verklaringen als volgt. Naar het oordeel van het hof komen deze verklaringen onderling niet geheel overeen en zijn deze vaag en daarmee niet of onvoldoende verifieerbaar. Reeds om die reden gaat het hof, bij gebrek aan ieder begin van aannemelijkheid daarvoor, hier aan voorbij. Daar komt nog bij dat de verklaringen door of namens de verdachte op het punt van het meenemen van de tie-wraps door de neef van de verdachte uit de/een hennepkwekerij naar de overval – een cruciaal onderdeel van de gegeven alternatieve verklaringen – enkel berust op een niet onderbouwd vermoeden van de verdachte.
Met betrekking tot het signalement van de daders van de gewapende overval stelt het hof vast dat de verklaringen van de getuigen daarover uiteenlopen. Uit de verklaringen van de bij de gewapende overval aanwezige getuigen volgt echter dat de getuigen op hun buik moesten liggen, dat zij niet mochten kijken en dat de daders beiden gebruik maakten van een vorm van gezichtsbedekking en het dragen van een capuchon of muts. Dat de omschrijving van de daders achteraf op onderdelen wisselend is of door sommige getuigen zelfs niet of nauwelijks een omschrijving kon worden gegeven acht het hof, gelet op die omstandigheden en ook mede gelet op de hectische en beangstigende situatie waarin de getuigen zich bevonden, niet onbegrijpelijk. Weliswaar lopen de verklaringen over het signalement van de daders uiteen, maar het hof is – anders dan de verdediging – van oordeel dat daar niet de conclusie aan moet worden verbonden dat de verklaringen van deze getuigen in ontlastende zin moeten meewegen.
Daar komt bij dat de verklaringen naar het oordeel van het hof voor wat betreft de omschrijving van de daders niet op alle punten uiteenlopen, nu door de getuigen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] telkens is verklaard dat de daders, dan wel een van hen, een Belgisch/Vlaams accent hadden en/of typisch Belgische (het hof begrijpt: Vlaamse) woorden gebruikten en de getuigen [slachtoffer 5] en [slachtoffer 2] beiden hebben verklaard dat de daders (waarschijnlijk) in de twintig jaar, respectievelijk rond de twintig jaar, oud waren. Vast staat dat de verdachte in Vlaanderen is geboren, er woonachtig is, en ten tijde van het tenlastegelegde 21 jaar oud was.
Nu de door de verdachte/verdediging geschetste alternatieve verklaringen, voor het DNA-materiaal van de verdachte op in ieder geval een van de tie-wraps, als niet aannemelijk ter zijde worden gesteld is het hof van oordeel dat het de verdachte is geweest die de diefstal met geweld met een ander heeft gepleegd. Dat de verdachte niet past in de door de getuigen gegeven signalementen en daarom niet een van de daders kan zijn, wordt verworpen gelet op het hetgeen hiervoor is overwogen.
Het verweer van de verdediging wordt in al zijn onderdelen verworpen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebruikte bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplegen van diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan een gewapende overval op een supermarkt. De verdachte is samen met de mededader via het magazijn de supermarkt binnengedrongen en zij hebben meerdere supermarktmedewerkers en een vrachtwagenchauffeur aangevallen en bedreigd met een vuurwapen. Een aantal slachtoffers werden daarna vastgebonden en onder schot gehouden, terwijl de verdachte samen met de mededader geld uit de kluis heeft weggenomen. Enkele supermarktmedewerkers werd verplicht mee te werken met de overval, door de code van de kluis te geven. De verdachte en mededader zijn planmatig te werk gegaan en zij hebben de overval op een professionele wijze uitgevoerd. Het hof acht de manier waarop de verdachte en de mededader op gewelddadige en brutale manier te werk zijn gegaan zeer zorgelijk en ernstig. Dat een gewelddadige overval als de onderhavige onrust veroorzaakt bij de samenleving in het algemeen en het gevoel van veiligheid aantast staat buiten kijf. In het bijzonder moet het voor de slachtoffers zeer traumatisch zijn geweest en zij moeten doodangsten hebben uitgestaan toen zij de daders met de vuurwapens zagen. Dit heeft de verdachte er niet van weerhouden om, ten koste van anderen, op deze manier snel aan geld te komen. Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft acht geslagen op het uittreksel uit het European Criminal Records Information System (ECRIS) België d.d. 3 juli 2020, waaruit volgt dat de verdachte in 2014 drie maal onherroepelijk is veroordeeld voor, bijeengenomen, zowel feiten in de vermogenssfeer, feiten in de geweldssfeer als overtredingen van de wapenwetgeving, alsmede in 2013 twee maal onherroepelijk is veroordeeld, één maal voor vermogensfeiten en één maal voor overtreding van de wapenwetgeving. Het hof weegt die veroordelingen, die de verdachte er niet van hebben weerhouden over te gaan tot het plegen van onderhavig feit, ten nadele van de verdachte mee.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. De verdachte heeft ten overstaan van het hof verklaard dat hij sinds 2018 geïnterneerd zit in de gevangenis in België, dat zijn internering geen einddatum heeft, dat hij in het verleden verslaafd was aan harddrugs, dat hij iedere week tijdelijk verlof heeft, dat hij agressiebegeleiding volgt en dat hij een vriendin heeft die hem wekelijks bezoekt.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten en zijn eerdere veroordelingen als voornoemd niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Voor wat betreft de hoogte van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf heeft het hof gelet op de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als indicatie voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid, ten aanzien van een overval met geweld. De LOVS-oriëntatiepunten hanteren bij een overval van een winkel waarbij sprake is van ander geweld (dan licht geweld/bedreiging) een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren. In dit geval is, naast het gebruikte geweld en het dreigen met schieten, sprake van strafverzwarende omstandigheden, waaronder in het bijzonder de genoemde eerdere veroordelingen in België, de gezamenlijke uitvoering, de professionele werkwijze, het grotere aantal slachtoffers, het vastbinden van deze slachtoffers en het gebruik van vuurwapens.
Het hof acht gelet op al het voorgaande in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden passend en geboden.
Met betrekking tot de redelijke termijn overweegt het hof het volgende.
In de onderhavige zaak is het hof gebleken dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden. Het eerste verhoor van de verdachte bij de politie heeft op 14 december 2018 plaatsgevonden, hetgeen in het voordeel van de verdachte door het hof zal worden aangemerkt als beginpunt van de redelijke termijn in eerste aanleg, en op 27 januari 2021 is door de rechtbank vonnis gewezen. Namens de verdachte is op 5 februari 2021 hoger beroep ingesteld tegen het bestreden vonnis. Het hof doet heden bij arrest van 27 november 2024 einduitspraak. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling in eerste aanleg en in hoger beroep telkens dient te zijn afgerond binnen 2 jaren. Het hof stelt vast dat het recht van de verdachte op behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM zowel in eerste aanleg als in hoger beroep is overschreden. De redelijke termijn is in eerste aanleg met ongeveer anderhalve maand overschreden en in hoger beroep met ruim eenentwintig maanden. Hoewel er processuele bijzondere omstandigheden zijn die een deel van het tijdsverloop kunnen verklaren, zoals aanhoudingsverzoeken van de zijde van de verdediging en vergeefse pogingen de verdachte vanuit zijn detentie in België over te brengen, is het hof van oordeel dat die omstandigheden niet maken dat in dit geval dient te worden uitgegaan van een langere redelijke termijn dan twee jaren per feitelijke instantie, dan wel enige rechtvaardiging kunnen bieden voor een overschrijding van de redelijke termijn. Het hof zal rekening houden met een overschrijding van de redelijke termijn en zal deze in het voordeel van de verdachte verdisconteren in de straftoemeting, in die zin dat de aan de verdachte in beginsel op te leggen straf zal worden verminderd met tien procent (afgerond in het voordeel van de verdachte).
Alles afwegende komt het hof tot de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van (48 maanden minus vijf maanden is) 43 maanden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 47 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
43 (drieënveertig) maanden.
Aldus gewezen door:
mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter,
mr. A. Muller en mr. T. van de Woestijne, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.C.M. van der Valk, griffier,
en op 27 november 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Bewijsmiddelenbijlage

De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, Districtsrecherche Zeeland, dossiernummer ZB1R017024, onderzoek Arezzo, gesloten d.d. 21 november 2019, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-365. Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.

1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 11 mei 2017 (pg. 9-11), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 1] :

(pagina 9)
Ik werk als bedrijfsleider bij supermarkt [naam supermarkt] , gelegen in de [adres supermarkt] te Sas van Gent. Ik ben vandaag 11 mei 2017 samen met een andere collega, genaamd [slachtoffer 3]
(het hof: [slachtoffer 3]), om 06.00 uur begonnen.
(pagina 10)
Om 07.45 uur zag ik uit het raam dat de vracht kwam met alle levensmiddelen. Ik zag dat de vrachtauto geparkeerd stond bij het magazijn. Ik ben naar achteren gelopen en heb de deur voor de chauffeur geopend. Toen ik voor de opening van de toegangsdeur (deze is kapot) stond zag ik dat de chauffeur op de grond aan het vechten was met een onbekende man. Ik liep richting de chauffeur en ineens vanuit de linkerhoek kwam er een manspersoon tevoorschijn. Ik voelde ineens een harde klap op mijn linker kaak. Ik viel hierdoor tegen de emballage automaat aan. Mijn gsm die ik bij me had viel op de grond. Ik hoorde ineens meerdere personen roepen: “Op de grond, op de grond”. Ik wilde ook gaan liggen. Ik hoorde ineens dat er naar mij geroepen werd: “Nee niet jij”. Ik werd geboeid met tie-wraps met mijn handen op mijn rug. Ik zag dat de verdachte naast mij stond en een vuurwapen op mij richtte. Ik zag dat mijn collega’s en ook de vrachtwagenchauffeur op de grond lagen. Ik kan de verdachte echt moeilijk omschrijven, omdat er tegen mij gezegd was dat ik niet mocht kijken naar hun. Ik hoorde wel dat ze met Belgisch accent spraken. Vervolgens werd er naar een kluis gevraagd. Ik zei dat de kluis op kantoor was. We moesten allemaal op staan. Ik liep vooraan en moest richting de kluis lopen. In de tussentijd heb ik de kluis geopend voor ze. Ik hoorde de andere verdachte zeggen dat het te lang duurde. De verdachte die mij onder schot hield zei heel rustig, als de politie komt dan schieten we toch, of woorden van gelijke strekking. Het viel mij op dat ze heel rustig waren. Het leek of ze helemaal niet bang waren. Uiteindelijk ging de kluis open. Ik hoorde de verdachte zeggen “happy new year” Ze pakten het geld en 2 of 3 pakken 2 euro munten. In een pak zit 10 rollen. In een rol zit 25 keer 2 euro munten. Ik zag dat de verdachte een doorzichtige plastic tas pakte die op kantoor lag en deze met de buit vulden. Mijn gsm is meegenomen.

2. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 mei 2017 (pg. 14-15), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :

(pagina 14)
Naar aanleiding van de overval op het [naam supermarkt] filiaal te Sas van Gent hadden wij op 12 mei 2017 een gesprek met de bedrijfsleider en aangever dhr. [slachtoffer 1] . Door ons werd gevraagd om, aanvullend op zijn aangifte, nog eens kort te vertellen hoe hij de overval had ervaren. [slachtoffer 1] verklaarde: “Ik had het idee dat de twee overvallers echt wisten waar ze mee bezig waren. Eerst verzamelden ze iedereen in de winkel. Ze vroegen ook of er nog meer mensen zouden komen. Vervolgens werd iedereen bij elkaar gezet en een aantal werden geboeid met tie-wraps. Ik denk dat dit niet de eerste keer was dat ze zoiets deden. In totaal hebben ze een bedrag van 2700 euro buitgemaakt.
(pagina 15)
Ik heb bij een van de daders een vuurwapen gezien. Van mijn medewerkers begreep ik dat de andere dader ook een vuurwapen had.”

3. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 11 mei 2017 (pg. 16-18), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 2] :

(pagina 16)
Ik ben vrachtwagenchauffeur bij het bedrijf [naam bedrijf] . Ik ben in Sas van Gent over de brug gereden en bij de rotonde linksaf de Stationsstraat ingereden en vervolgens bij de [adres supermarkt] naast de [naam supermarkt] gestopt. Ik ben toen uit de vrachtwagen gestapt. Vervolgens zag ik dat de bedrijfsleider van de [naam supermarkt] de deuren opende aan de zijkant van het pand. Ik stond met mijn rug naar de vrachtwagen toe. Ik draaide mij om en ik kreeg toen een klap op mijn hoofd, ter hoogte van mijn slaap aan de linkerzijde van mijn hoofd. In mijn reactie op het feit dat ik geslagen werd, wilde ik terug slaan. Doordat ik geslagen werd, draaide mijn hoofd af door de slag.
(pagina 17)
Toen ik mijn hoofd terugdraaide en terug wilde slaan, voelde ik iets in mijn nek. Ik wist niet wat het was. Er werd tegen mij gezegd: “Hou je rustig of ik schiet een kogel door je kop”. Ik werd door twee personen vastgepakt bij de mouwen van mijn jas. Ik had toen door dat het er twee waren. Ik moest op de grond gaan liggen. Volgens mij kwam kort daarna de bedrijfsleider de ruimte binnen, waar de deuren van de [naam supermarkt] openstonden. Ik hoorde iets vallen. Er werd daarna hard geschreeuwd. Iedereen moest gaan liggen. Ik moest weer op staan en even iets verderop gaan liggen met mijn gezicht naar de grond en handen op de rug. De bedrijfsleider en nog iemand van de [naam supermarkt] , volgens mij dat vrouwtje in het groene [naam supermarkt] -shirt, werden vastgebonden met tie-wraps. Ik hoorde dat ook aan het geluid toen de tie-wraps werden aangetrokken. Zij werden vastgebonden met de handen op de rug. Daarna vroegen zij om de kluis. Vervolgens moesten wij allemaal mee. Wij zijn toen binnendoor de winkel gelopen naar het kantoor/kantine. Daar moesten wij allemaal gaan zitten. Wij moesten kort op elkaar zitten. Diezelfde dader was constant aan het woord. Die andere dader was heel nerveus. Toen wij zo dicht op elkaar moesten zitten zei hij: “Ik hou van sardientjes in het nauw”. Diezelfde dader vroeg toen om de code van de kluis. De bedrijfsleider noemde de code op. Op een gegeven moment na vier of vijf keer, denk ik, lukte het om de kluis te openen. Toen moesten zij vijf minuten wachten voor het tijdslot. Zij gingen toen aftellen. Toen de vijf minuten voor bij waren ging de kluis open. Ze gingen toen met tassen aan de gang. Op een gegeven moment wilden zij weg. De vriendelijke dader zei dat zij (
het hof: wij) nog vijf minuten moesten blijven zitten. Hij zei ook dat zij alleen maar hun werk deden. Zij gingen weg uit het halletje waar wij zaten. Zij gingen weg en kwamen in het winkelgedeelte uit. Na ongeveer 10 seconden kwam de “vriendelijke” dader terug en wilde naar binnen. Dat lukte niet. Hij heeft toen de deur ingetrapt. Hij vertelde dat wij stil moesten zijn en hij zwaaide met een pistool in onze richting. Hij trapte toen nog de deur in waar de bedrijfsleider en ook de zwangere vrouw zaten. Hij riep toen: “En niemand belt de politie!!” Toen liep hij terug naar de eerste ingetrapte deur. Daar vroeg hij aan de “nerveuze” dader: “Kunnen we, kunnen we?” Toen ging hij weg. Ik denk dat wij toen een minuut of drie gewacht hebben. We zeiden ook tegen elkaar om voor de zekerheid even te wachten. Daarna zijn we via de nooduitgang naar buiten gegaan. Toen werd de politie gebeld.
V: Kunt u iets over hun leeftijd zeggen?
A: Ze waren heel jong. Ik denk zo rond de 20 jaar.
(pagina 18)
V: Wat voor taal spraken zij?
A: Zij spraken Nederlands met een Vlaams accent.

4. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 11 mei 2017 (pg. 55-58), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [slachtoffer 3] :

(pagina 55)
Ik was vandaag (
het hof: 11 mei 2017) samen met [slachtoffer 1] (
het hof: [slachtoffer 1]) als eerste op dienst. Dat was omstreeks 6:00 uur. Omstreeks 7:50 uur was ik in de bakkerij aan het werk. Ik hoorde een kommetje kapot op de grond vallen. Op dat moment zag ik tegenover het schap een van de overvallers. Ik zag dat de overvaller een collega, [slachtoffer 4] (
het hof: [slachtoffer 4]), van mij bij zich had. Ik zag dat de overvaller zijn linkerhand op de rechterschouder van mijn collega had. De overvaller was erg rustig. Hij zei dat ik naar hem toe moest komen. Hij pakte mij losjes bij mijn bovenarmen vast. Wij moesten toen naar het magazijn toe lopen. Om vanuit de bakkerij in het magazijn te komen moet er door de winkel gelopen worden. In het magazijn zag ik de tweede overvaller. De tweede overvaller was een druktemaker en een ‘haantje’. Ik zag dat hij een pistool in zijn rechterhand vast had. Ik zag dat de vrachtwagenchauffeur en [slachtoffer 6] op de grond lagen. [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] en ik moesten toen ook op de grond gaan liggen. Ik vroeg of ik op mijn zij mocht liggen, omdat ik zwanger was. Van de rustige overvaller mocht ik dat.
(pagina 56)
In het magazijn werden onze handen aan elkaar vast gemaakt met tie-wraps. De rustige
overvaller had onze headsets van ons afgehaald. Onderweg naar de kluis kwamen wij ter
hoogte van de kassa’s onze collega, [slachtoffer 5] , tegen. Onze collega, [slachtoffer 5] , liep toen met ons mee naar de kluis. Haar hadden zij niet vastgemaakt met tie-wrap. Toen wij in de buurt van de kluis waren moesten wij op de grond gaan zitten. Dit was op de gang net buiten het kantoor waar de kluis zich bevond. Wij mochten van de overvallers niet omhoog kijken. [slachtoffer 1] moest het kantoor open doen waar de kluis zich bevond. Vanaf de plek waar ik zat kon ik niet het kantoor in kijken. Ik kon toen alleen nog horen wat zij deden. [slachtoffer 1] noemde de code op en de drukke overvaller drukte de code in. Na vijf minuten wachten ging de kluis open. De overvallers riepen vervolgens naar [slachtoffer 5] om te helpen. Ik hoorde de overvallers aan [slachtoffer 1] vragen of er meer geld was. Ik hoorde hun iets over de afstortkluis vragen. Ik hoorde [slachtoffer 1] antwoorden dat wij daar niet bij konden. De overvallers namen al het briefgeld mee en zij namen ook paarse rollen met muntgeld mee. Dat waren volgens mij twee euro munten. De overvallers liepen vervolgens het kantoor uit. Ik zag dat de rustige overvaller een doorzichtige tas bij zich had met daarin briefgeld. Een van de twee overvallers zei dat wij moesten blijven zitten. Zij gingen er vervolgens vandoor. De deur waar zij door wegliepen gingen automatisch dicht. Ik zag niet hoe zij de winkel verlieten. Wij dachten dat zij weg waren, maar toen kwam de drukke overvaller terug. Hij trapte eerst de deur open naar de hal waar wij zaten en vervolgens trapte hij de deur van het kantoor open. Ik zag dat hij met gele rollen muntgeld weer het kantoor uit kwam lopen. Volgens mij waren dat een euro munten. Hij was daarna weer vertrokken.
Ik kan mij nog iets herinneren. Ik weet alleen niet of dit gebeurde wanneer zij met de kluis bezig waren of daarna toen de drukke overvaller weer terug kwam om muntgeld mee te nemen. De drukke overvaller kwam het kantoor uitlopen en hij had een pistool in vermoedelijk zijn rechter hand vast. Hij bewoog met het pistool heen en weer boven onze hoofden. Hij riep naar ons dat wij stil moesten blijven zitten.
(pagina 57)
Hij gebruikte type
(het hof begrijpt: typisch)Belgische woorden.

5. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 11 mei 2017 (pg. 59-61), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [slachtoffer 4] :

(pagina 59)
Vandaag, 11 mei 2017, kwam ik om 06:55 uur aan op mijn werk. Ik ging samen met [slachtoffer 3] (
het hof: [slachtoffer 3]) de brood afdeling doen. Ik denk dat na een half uurtje, dus rond 07:30 uur, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] (
het hof: [slachtoffer 1]) in de kantine zaten voor een pauze. [slachtoffer 6] (
het hof: [slachtoffer 6]) was ook aangekomen en [slachtoffer 1] liet haar binnen bij de voordeur. [slachtoffer 1] ging daarna het magazijn binnen. Enige tijd later hoorde ik iets op de grond vallen vanuit het magazijn en hoorde geschreeuw: “op de grond, liggen, op de grond”.
(pagina 60)
Ik draaide mezelf om in de richting van het magazijn en zag dat er een man op mij af kwam gelopen. Ik zal deze man nr. 1 noemen in mijn verklaring. Toen man nr. 1 op ons af kwam gelopen deed ik uit een soort reflex mijn handen omhoog. Hij zei op een hele rustige en kalme manier “rustig blijven en meekomen” tegen [slachtoffer 3] en mij. Hij stond tussen ons in en deed zijn arm achter mijn rug net boven mijn middel en begeleidde ons rustig naar het magazijn. Ik liep links van hem en [slachtoffer 3] rechts. We liepen het magazijn in en daar zag ik [slachtoffer 1] , [slachtoffer 6] en een onbekende man op de grond liggen. De onbekende man bleek later een vrachtwagenchauffeur te zijn. Ik zag dat zij alle drie op hun buik lagen met hun handen vastgebonden op hun rug. De handen waren vastgebonden met tie-wraps. Er stond bij hun een man. Ik zag dat hij in een hand een vuurwapen vasthad. Ik zal deze man nr. 2 noemen in mijn verklaring. Omdat ik zag dat [slachtoffer 1] , [slachtoffer 6] en die andere man op de grond lagen ben ik ook op de grond gaan liggen en heb ik mijn handen op mijn rug gedaan. Ik kreeg toen ook tie-wraps om mijn handen. Ik denk dat nr. 1 dit deed. Toen ik daar op de grond lag moest ik huilen en deed ik mijn ogen dicht. Ik hoorde wel roepen en schreeuwen maar ik heb
niet geluisterd naar wat er gezegd was. Na hooguit een minuut of twee moesten we opstaan.
(pagina 61)
Toen we bij de toegangsdeur van het personeel kwamen moest [slachtoffer 1] de code zeggen. Hij zei het een aantal keren verkeerd, ik denk omdat hij in paniek was. De mannen werden boos waarop [slachtoffer 6] de juiste code zei. De deur ging open en wij moesten in het gangetje gaan liggen of zitten. We moesten allemaal naar beneden kijken. Nr. 1 stond in het midden. Nr. 2 nam [slachtoffer 1] mee het kantoor in. Ik weet niet wat er precies in het kantoor gebeurde maar iets lukte er niet. Nr. 1 ging ook het kantoor binnen, even later werd er geroepen dat de vrouw die niet vastgebonden was moest komen, dit was [slachtoffer 5] (
het hof: [slachtoffer 5]). [slachtoffer 5] is naar het kantoor gelopen. Ik moest heel de tijd huilen. Er zit een soort tijdklok op de kluis want de kluis ging niet open en ik hoorde de mannen zeggen dat het nog 5 minuten was, daarna dat het nog 2,5 minuut was en later nog dat het nog 30 seconden was. Terwijl ze in dat kantoor bezig waren kwam nr. 2 het kantoor nog uitgelopen. Hij zei “ik haat het als mensen wenen”. Nr. 2 ging weer terug het kantoor binnen en enige tijd later kwam nr. 1 het kantoor uit met een doorzichtige tas. Ik denk dat hij het kassageld daarin had gedaan want ik zag alleen maar briefjes van 5 en 10 euro in die tas zitten. Nr. 1 liep door de personeelsdeur terug de winkel binnen. Nr. 2 kwam het kantoor uit met een [naam supermarkt] tas in zijn hand en liep achter nr. 1 aan de winkel binnen. Nr. 2 zei toen iets van “hasta la viesta, adios” en de deur viel dicht. Ik hoorde toen geschreeuw in de winkel en daarna het piepen van het intoetsen van de code van de deur. Er werd toen tegen de deur getrapt en nr. 2 stond in de deur opening en richtte zijn vuurwapen op ons. Hij zei “ik heb ze onder schot”. Nr. 1 die riep iets waarna vrij snel de deur weer dicht ging.

6. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 11 mei 2017 (pg. 62-65), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [slachtoffer 5] :

(pagina 62)
Ik ben winkelmedewerker bij de [naam supermarkt] in Sas van Gent. Vanochtend begon mijn dienst om 08.00 uur tot 13.00 uur. Ik ben altijd wat vroeger. Er waren voor mijn komst al vier collega’s aan het werk, namelijk [slachtoffer 4] (
het hof: [slachtoffer 4]), [slachtoffer 1] (
het hof: [slachtoffer 1]), [slachtoffer 6] (
het hof: [slachtoffer 6]) en [slachtoffer 3] (
het hof: [slachtoffer 3]).
(pagina 63)
Ik hoorde opeens een mannenstem die ik niet herkende van mijn collega's. Ik hoorde deze stem zeggen “Doorlopen! Niet kijken!” Ik zag al mijn collega's op rijtje het magazijn uit komen lopen, [slachtoffer 1] liep voorop. Ik zag dat de twee overvallers er bij waren. Ik zag dat overvaller #1 in het midden van het rijtje liep en dat overvaller #2 helemaal achteraan liep. Ik zag dat mijn collega's waren vastgebonden en dat overvaller #2 iets in zijn handen had. Vanwege de houding van zijn handen, twee handen bij elkaar voor het lichaam, moest ik denken aan een vuurwapen. Ik hoorde hem tegen mij zeggen “Ga liggen!” Ik ben toen op de grond gaan liggen naast kassa 2. Ik hoorde overvaller #2 tegen mij zeggen “Opstaan!". Ik ben toen opgestaan en toen moesten wij allemaal meelopen naar de kantine. [slachtoffer 1] moest de deur van overvaller #2 openen, maar [slachtoffer 1] was denk ik nogal zenuwachtig want het mislukte een paar keer. Toen de deur eindelijk open was moesten wij allemaal in het gangetje op de grond gaan liggen. Toen we daar op de grond lagen begon ik te snikken. Overvaller #2 zei toen tegen mij “Niet wenen, ik haat wenen!”. Ik vond dit opvallend omdat wenen niet echt een woord is wat in Nederland vaak wordt gebruikt, eerder in België. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] mee moest lopen naar het kantoor, ik hoorde de overvallers zeggen dat ze de code van de kluis wilden hebben. Ik denk dat [slachtoffer 1] met zijn rug richting de kluis stond want ik hoorde hem de code opnoemen en de overvaller #2 continue zeggen “Niet kijken, niet kijken!”
(pagina 64)
Vervolgens hoorde ik overvaller #2 terug naar de gang lopen waar wij nog steeds lagen en hem tegen mij zeggen “Jij moet mij helpen”. Ik ben opgestaan en meegelopen naar het kantoor, maar ik wist eigenlijk niet zo goed wat ik daar moest doen. Ik zag dat overvaller #2 de kassalade opende op het apparaatje waarmee je de lades kan openen. Ik zag dat overvaller #2 de lade opende en al het briefgeld eruit pakte, dit waren briefjes van 5 en 10 euro want meer zat er niet in. Ik hoorde de andere, duidelijk stillere, overvaller #1 aan hem vragen “Waarom alleen briefgeld, ook munten!” waarop overvaller #1 antwoordde “Nee, nee alleen briefjes”. Ik zag dat overvaller #2 af en toe opzij keek om te zien of de timer van de kluis al was afgelopen.
Toen de timer van de kluis was afgelopen opende overvaller #2 de kluis. Het viel mij op dat hij dit meteen kon openen en wist hoe dit moest. Ik zag dat overvaller #2de verpakte rollen muntgeld pakte. Ik hoorde overvaller #2 aan [slachtoffer 1] vragen “paars is twee euro munten toch”, waarop overvaller #2 de rollen pakte. Ik zag dat overvaller #2 ook nog probeerde de kleine kluis in de kluis te openen. Ik hoorde overvaller #2 zeggen dat wij niemand mochten bellen en zeker niet de politie, want daar zou hij op schieten. Wat ook opvallend was, is dat overvaller #2 “Happy New Year!” riep toen hij het geld aan het pakken was. Ik zag dat hij aanstalten maakte om te vertrekken. Opeens kwam overvaller #2 terug en zei “Niemand bellen! Jullie moeten wachten, jullie moeten wachten!”.
(pagina 65)
Als ik de overvallers zou moeten inschatten qua leeftijd, gok ik ergens in de twintig.

7. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 11 mei 2017 (pg. 66-69), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [slachtoffer 6] :

(pagina 66)
Ik werk bij de [naam supermarkt] aan de [adres supermarkt] te Sas van Gent. Op 11 mei 2017 om 07:12 uur kwam ik aan bij de [naam supermarkt] om te werken.
(pagina 67)
Ik ben rond 07:50 uur het magazijn in gegaan. In het magazijn kwam ik de chauffeur tegen. Ik ging toen naar de oprit om hier van pompwagen te wisselen. Toen hoorde ik iets. Ik weet niet meer wat ik hoorde, maar ik draaide mij om en keek richting [slachtoffer 1] (
het hof: [slachtoffer 1] )die toen ook in het magazijn was. Ik zag toen dat er een man een duw tegen de schouder van [slachtoffer 1] gaf. Ik zag toen dat er nog een man bij was. Eén van de twee mannen had een zwarte bivakmuts op. Ik weet niet meer welke van de twee dit was. Ik zag dat [slachtoffer 1] een behoorlijk stuk naar achteren vloog door de duw tegen zijn schouder. Ik hoorde toen iemand zeggen: “Dit is een overval.” Ik hoorde dat dit gewoon in het Nederlands werd gezegd, maar wel met een Vlaams accent. Toen kwamen de twee mannen naar mij en mijn andere collega’s toe. Ik hoorde dat ze zeiden dat we op onze buik moesten gaan liggen. Ik zag dat de mannen ons vastpakten bij onze armen. Toen ik ging liggen had ik mijn ogen nog open. Een van de daders keek mij aan en zei toen: “niet kijken, niet kijken.” hierop deed ik mijn ogen dicht. Ik weet voor de rest niet meer precies wat er is gezegd, maar ik weet nog wel dat het over geld ging. Toen we moesten gaan liggen kregen we tie-wraps over onze polsen heen. Een van de twee mannen deed toen de deur van het magazijn dicht. We moesten toen gaan staan. We zijn toen door de
(pagina 68)
winkel door de kassapoortjes gelopen naar de haldeur. We kwamen toen aan bij de deur
naar de personeelsruimtes. Deze deur gaat open middels een cijfercode. Ik hoorde dat een van de daders vroeg naar de code. Uiteindelijk is de juiste code gegeven en ging de deur open. We moesten toen allemaal mee naar binnen. We moesten daar allemaal gaan zitten. Ik zag toen dat [slachtoffer 5] (
het hof: [slachtoffer 5]) er ook was. Een van de twee daders is met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] mee het kantoor in gegaan. Een van de daders bleef in het kantoor met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] . De ander bleef het grootste gedeelte van de tijd bij ons, maar ging toch ook af en toe kijken bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] . Ik weet nog dat de dader die bij ons stond een vuurwapen in zijn hand had. De andere dader had ook een wapen bij zich. Ik hoorde dat ze in het kantoor met geld bezig waren. Dit hoorde ik omdat ik het geluid van de kassalades hoorde. Ik hoorde ze nog praten over paarse rolletjes. Ik heb al die tijd naar beneden gekeken, omdat ze tegen mij hadden gezegd dat ik niet mocht kijken. Toen gingen de daders weg, maar kwamen kort hierna even terug. Daarop gingen ze echt weg en heb ik ze niet meer gezien of gehoord. Ik hoorde dat beide daders met een Belgisch (Vlaams) accent spraken.

8. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 mei 2017 (pg. 22-42), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :

(pagina 22)
Naar aanleiding van de overval op 11 mei 2017 op het [naam supermarkt] filiaal aan de [adres supermarkt] te Sas van Gent zijn door [naam supermarkt] Nederland de camerabeelden van de overval ter beschikking van de politie gesteld. Hieronder wordt aan de hand van screenshots van de camerabeelden het verloop van de overval beschreven.
(pagina 23)
Omstreeks 07:50:25 uur is de chauffeur bezig met lossen. Er komt een persoon op hem afgerend welke een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op hem richt met zijn
rechterhand. Op de bewegende beelden lijkt deze persoon geen handschoenen te dragen.
(pagina 24)
Een tweede persoon komt in beeld. Deze persoon richt eveneens een vuurwapen op de chauffeur.

9. Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 15 mei 2017 (pg. 43-46), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :

(pagina 43)
Op 11 mei 2017 werd door ons verbalisanten als forensische onderzoekers op verzoek een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een gewapende overval op de [naam supermarkt] supermarkt te Sas van Gent.
(pagina 44)
De door de overvallers gebruikte kabelbinders waren door de medewerkers van de [naam supermarkt] in de kantine achter gelaten, dit betroffen zes enkele kabelbinders. De kabelbinders waarmee de bedrijfsleider vastgebonden was geweest betroffen twee aan elkaar vast gemaakte kabelbinders. Deze waren door de bedrijfsleider achter gelaten in het kantoor. Deze kabelbinders hebben wij veiliggesteld voor nader onderzoek.
(pagina 45)
Sporendrager(s)
Goednummer: PL2000-2017107994-1718837
SIN: AAKM8589NL
Object: Kabelbinder
Kleur: Zwart
Goednummer: PL2000-2017107994-1718840
SIN: AAKM8590NL
Object: Kabelbinder
Kleur: Zwart
(pagina 46)
Goednummer: PL2000-2017107994-1718844
SIN: AAKM8592NL
Object: Kabelbinder
Kleur: Zwart
Goednummer: PL2000-2017107994-1718845
SIN: AAKM8593NL
Object: Kabelbinder
Kleur: Zwart
Aantal/eenheid: 2 stuks

10. Een deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek d.d. 25 mei 2017 (pg. 134 t/m 141), opgemaakt door [naam deskundige] , forensisch DNA-deskundige, voor zover inhoudende:

(pagina 135)
De kabelbinders AAKM8593NL zijn bemonsterd op beide aantrekgedeeltes (#01 en #02). De overige kabelbinders zijn bemonsterd op het aantrekgedeelte (#01) en op de buitenzijde lus (#02) met een wattenstaafje.
Resultaat van het DNA-onderzoek
Bemonstering kabelbinders
DNA-profiel
Mogelijke donor van celmateriaal
AAKM8589NL#01
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal twee donoren, van wie zeker één man. De additionele DNA-kenmerken van de minder
prominent aanwezige donoren zijn niet geschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek.
Onbekende man B is niet uitgesloten van donorschap.
AAKM8589NL#02
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal twee donoren, van wie zeker één man.
Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man. De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard.
De additionele DNA-kenmerken van de minder
prominent aanwezige donoren zijn niet geschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek.
Het DNA-hoofdprofiel matcht met een DNA-profiel in de Belgische databank (onbekende man B).
AAKM8590NL#01
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal twee donoren, van wie zeker één man. De additionele DNA-kenmerken van de minder
prominent aanwezige donoren zijn niet geschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek.
Onbekende man B is niet uitgesloten van donorschap.
(pagina 136)
Bemonstering kabelbinders
DNA-profiel
Mogelijke donor van celmateriaal
AAKM8592NL#01
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal twee donoren, van wie zeker één man. De additionele DNA-kenmerken van de minder
prominent aanwezige donoren zijn niet geschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek.
Onbekende man B is niet uitgesloten van donorschap.
AAKM8593NL#01
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal drie donoren, van wie zeker één man. De additionele DNA-kenmerken van de minder
prominent aanwezige donoren zijn niet geschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek.
Onbekende man B is niet uitgesloten van donorschap.

11. Het proces-verbaal van bevindingen DNA-onderzoek d.d. 3 november 2017 (pg. 142-143), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :

(pagina 142)
Tijdens de gewapende overval op de [naam supermarkt] te Sas van Gent werd het winkelpersoneel vastgebonden met tie-wraps (kabelbinders). Door de Forensische Opsporing werden acht tie-wraps veiliggesteld voor nader sporenonderzoek.
Naast DNA materiaal van de slachtoffers bleek daar ook DNA materiaal van twee onbekende personen op te zitten. Deze werden aangeduid als persoon A en persoon B. Van zowel persoon A als B kon een DNA-hoofdprofiel afgeleid worden op twee tie-wraps. Op vijf andere tie-wraps zat mogelijk donormateriaal van persoon B. Het DNA-profiel van persoon B leverde een match op in de Belgische DNA-databank. Tussen het spoor AAKM8589NL#02 (bemonstering kabelbinder) en Belgisch DNA-profiel 10-1215-2916 was een match gevonden. De matchkans was kleiner dan één op één miljard.
Door middel van een Europees Onderzoeksbevel werden in België de persoonsgegevens opgevraagd
behorende bij bovengenoemd Belgisch DNA profiel. Deze persoon betrof:
[verdachte] , geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats] .