ECLI:NL:GHSHE:2024:3732

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
20-000231-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal en belediging door verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1996 en thans gedetineerd in DC Rotterdam, was in eerste aanleg veroordeeld voor diefstal en belediging. De politierechter had de verdachte schuldig bevonden aan drie strafzaken, waaronder diefstal door twee of meer verenigde personen en eenvoudige belediging, en hem een gevangenisstraf van zes maanden opgelegd. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van vier maanden. De raadsvrouw van de verdachte heeft gepleit voor een lichtere straf van acht weken.

Het hof heeft de zaak onderzocht en vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht weken. De vordering van de benadeelde partij, die immateriële schadevergoeding eiste, werd gedeeltelijk toegewezen. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte aansprakelijk is voor de schade die de benadeelde partij heeft geleden als gevolg van de belediging. De schadevergoeding is vastgesteld op €150,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van de schade.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. Het hof heeft rekening gehouden met het feit dat de verdachte geen eerdere veroordelingen had voor soortgelijke feiten en dat hij een gezin heeft. De uitspraak benadrukt het belang van het respecteren van eigendomsrechten en de gevolgen van beledigend gedrag.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000231-24
Uitspraak : 26 november 2024
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 16 januari 2024 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, met parketnummers 03-107167-23, 03-246807-23 en 01-317643-23, tegen :

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1996,
zonder bekende woon- en/of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd te DC Rotterdam te Rotterdam.
.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde in de zaken met parketnummers 03-107167-23, 03-246807-23 en 01-317643-23 bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘diefstal’ (in de zaak met parketnummer 03-107167-23), ‘diefstal door twee of meer verenigde personen’(in de zaak met parketnummer 03-246807-23) en ‘eenvoudige belediging’ (in de zaak met parketnummer 01-317643-23), de verdachte strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden. Voorts heeft de politierechter een beslissing genomen op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] .
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen, en opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde in de zaken met parketnummers 03-107167-23, 03-246807-23 en 01-317643-23 bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
De advocaat-generaal heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] .
De raadsvrouw van de verdachte heeft uitsluitend een straftoemetingsverweer gevoerd.
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] .
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat de politierechter heeft volstaan met de aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
in de zaak met parketnummer 03-107167-23:
hij op of omstreeks 24 april 2023 te Roermond, althans in Nederland, drie blouses en/of een T-shirt en/of een broek, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het/die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
in de in eerste aanleg gevoegde zaak met parketnummer 03-246807-23:
hij/zij op of omstreeks 26 september 2023 te Maastricht, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee jassen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het/die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
in de in eerste aanleg gevoegde zaak met parketnummer 01-317643-23:
hij op of omstreeks 15 februari 2023 te Budel, gemeente Cranendonck opzettelijk [benadeelde] , in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door meermalen althans eenmaal op en/of richting die [benadeelde] te spugen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-107167-23, in de zaak met parketnummer 03-246807-23 en in de zaak met parketnummer 01-317643-23 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
in de zaak met parketnummer 03-107167-23:
hij op 24 april 2023 te Roermond drie blouses en een T-shirt en een broek die aan de [bedrijf 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
in de in eerste aanleg gevoegde zaak met parketnummer 03-246807-23:
hij op 26 september 2023 te Maastricht tezamen en in vereniging met een ander twee jassen die aan de [bedrijf 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
in de in eerste aanleg gevoegde zaak met parketnummer 01-317643-23:
hij op 15 februari 2023 te Budel opzettelijk [benadeelde] , in zijn tegenwoordigheid door feitelijkheden heeft beledigd door op die [benadeelde] te spugen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Parketnummer 03-107167-23
Het hof volstaat in de zaak met parketnummer 03-107167-23, gelet op de omstandigheid dat de verdachte het bewezenverklaarde feit heeft bekend, en dienaangaande geen vrijspraak is bepleit, met de volgende opgave van de bewijsmiddelen conform het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. [1]
1.
Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 24 april 2023, dossierpagina’s 5-7, inhoudende de verklaring van aangeefster [aangever 1] , namens [bedrijf 1] te Roermond.
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 24 april 2023, dossierpagina’s 16-19, inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte.
Parketnummer 03-246807-23
In de zaak met parketnummer 03-246807-23 wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de Politie-Eenheid Limburg,, proces-verbaalnummer PL2300-2023152786 op ambtseed opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent van politie bij de Eenheid Limburg, gesloten d.d. 9 oktober 2023, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, alsmede geschriften, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-69. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 26 september 2023, dossierpagina’s 6-10, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever 2] , namens [bedrijf 2] :
Ik doe aangifte van diefstal van twee jassen namens de winkel [bedrijf 2] . Niemand had
het recht om de genoemde jassen weg te nemen en toe te eigenen.
Op dinsdag 26 september 2023, was ik werkzaam bij de winkel [bedrijf 2] op het adres [adres] . Op dinsdag 26 september 2023, omstreeks 11.55 uur, was ik even buiten de winkel. Ik stond om de hoek aan de kant van de straat [adres]. Op dat moment werd ik aangesproken door mijn collega [getuige] . [getuige] gaf aan dat er twee jongens die in de winkel waren een jas hadden gestolen. [getuige] had dit vermoeden omdat het alarm van de beveiligingspoortjes was afgegaan. Verder vertelde ze mij dat er een kledinghanger was achtergebleven bij de jassen.
Op het moment dat [getuige] mij dit vertelde, liepen de twee jongens die in de winkel waren geweest langs ons door. Ik hoorde dat de jongen met het witte T-shirt en het zwarte petje in de Arabische taal zei: 'Schiet op'. Ik weet dit omdat ik zelf de Arabische taal versta.
Vervolgens ben ik de twee personen zelf gaan volgen en heb tegelijkertijd de politie
gebeld. Ik heb de twee jongens nadat ze de winkel uitliepen constant in beeld gehad
totdat ze werden aangehouden door de politie. Op de Wilhelminabrug werden de twee jongens aangehouden door de politie. Ik heb constant ongeveer 20 meter achter de twee jongens aangelopen.
Jongen 1 kan ik als volgt omschrijven:
  • jongen;
  • getinte huidskleur;
  • baardje;
  • donker haar;
  • petje op;
  • wit T-shirt met
  • witte sneakers;
  • strepen op de schouders;
  • zwarte rugzak op rug.
Jongen 2 kan ik als volgt omschrijven:
  • jongen;
  • getinte huidskleur;
  • roze hoedje;
  • roos met wit shirt;
  • zwarte boodschappentas.
We missen 2 jassen van het merk [bedrijf 2] .
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 26 september 2023, dossierpagina’s 16 -17, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige] :
Ik kan het navolgende verklaren over de winkeldiefstal gepleegd op dinsdag 26 september 2023 omstreeks 12:00 uur, bij kledingwinkel [bedrijf 2] gelegen aan [adres] .
Op dinsdag 26 september 2023 omstreeks 12:00 uur, zag ik twee jonge mannen de winkel
binnenkomen. Ik zag dat de twee mannen bij de ingang van de winkel bij de jassen
bleven rondhangen. De twee mannen spraken in een voor mij onbekende taal. Het viel
mij op dat de mannen niet verder de winkel inliepen. Ik keek vervolgens weer in de
richting van de mannen en zag dat er nog maar één man in de winkel was. Ik zag dat de
man welke er nog was in mijn richting liep. Ik zag dat de man vervolgens van mij wegliep in de richting van de uitgang van de winkel. Ik vond de situatie vreemd en liep richting de uitgang. Ik zag dat de man welke eerder weg was gegaan uit de winkel nergens meer te bekennen was. Ik zag dat er tussen de jassen in het rek twee lege kledinghangers hingen. Ik zag dat er twee jassen weggenomen waren. Ik hoorde mijn collega welke de camerabeelden had uitgekeken zeggen, dat de twee jassen door de eerder genoemde mannen weggenomen waren. De beide mannen hadden een donkere huidskleur en donker haar. Ze leken Arabisch van uiterlijk. De man welke in de winkel naar mij toe liep en mij waarschijnlijk afleidde, droeg een roze hoedje en ik meen een zonnebril. Ze droegen beiden sportkleding en spraken in dezelfde taal. Er werd een oranje en een blauwe jas van het merk [bedrijf 2] weggenomen door de mannen.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 26 september 2023, dossierpagina’s 21-23, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
Hoedanigheid
Op dinsdag 26 september 2023, omstreeks 11.55 uur, waren wij verbalisanten, [verbalisant 2] ,
[verbalisant 4] en [verbalisant 3] , doende met de incidentenafhandeling voor het werkgebied in Maastricht.
Melding
Op bovengenoemde dag, datum en tijdstip kregen wij de melding van de dienstdoende
centralist om te gaan naar het centrum van Maastricht. Aldaar zou een medewerker van de kledingwinkel [bedrijf 2] achter 2 mannen aanlopen die werden verdacht van winkeldiefstal in vereniging. Het zou gaan om twee mannen met het volgende signalement: zwarte rugtas, een met petje, licht getint, een met roze mutsje.
Ter plaatse
Wij hoorden via de onderlinge portofoon dat een collega achter de gemeente camera's
zat en de verdachten in beeld had. Wij hoorden namelijk via de onderlinge portofoon
dat de twee verdachten die aan het signalement voldeden over de Wilhelminabrug liepen
in de richting van het station.
Wij reden zo snel mogelijk naar de Wilhelminabrug in Maastricht en zagen twee mannen
lopen die voldeden aan het signalement. Wij zagen dat een manspersoon een roze vissershoedje droeg en een zwarte leren tas op zijn rug droeg. Wij zagen dat bij deze man een ander manspersoon een zwarte rugzak droeg. Wij hielden de personen staande en hoorde via de onderlinge portofoon dat dit de juiste personen waren.
De aangeefster en tevens meldster kwam ook ter plaatse bij de Wilhelminabrug. Wij hoorden dat zij zei dat de twee mannen een oranje [bedrijf 2] jas hadden weggenomen en
wees naar de verdachten welke wij staande hadden.
Ik, [verbalisant 3] hield de verdachte [medeverdachte] , geboren op [geboortedag 2] 1994 te [geboorteplaats 2] aan ter zake winkeldiefstal in vereniging.
Ik, [verbalisant 2] , hield verdachte [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1996 te [geboorteplaats 1] aan ter zake winkeldiefstal in vereniging.
Wij zagen dat in de tas het navolgende lag:
- [bedrijf 2] oranje jas,
- [bedrijf 2] donkerblauwe jas.
Parketnummer 01-317643-23
Het hof volstaat in de zaak met parketnummer 01-317643-23, gelet op de omstandigheid dat de verdachte het bewezenverklaarde feit heeft bekend en dienaangaande geen vrijspraak is bepleit, met de volgende opgave van de bewijsmiddelen conform het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. [2]
1.
Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 3 maart 2023, dossierpagina’s 5-8, inhoudende de verklaring van aangever [benadeelde] .
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 15 augustus 2023, dossierpagina’s 25-29, met bijlagen pagina’s 30-31, inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 03-107167-23 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

diefstal.

Het in de zaak met parketnummer 03-246807-23 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

diefstal door twee of meer verenigde personen.

Het in de zaak met parketnummer 01-317643-23 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

eenvoudige belediging.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
De raadsvrouw van de verdachte heeft het hof verzocht om aan te sluiten bij de eis van de officier van justitie in eerste aanleg en de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken. De raadsvrouw voerde daartoe aan dat zij de straf, zoals opgelegd door de politierechter, te zwaar acht gelet op de LOVS-oriëntatiepunten en gelet op het grote verschil tussen de door de politierechter opgelegde straf en de eis van de officier van justitie.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal en diefstal in vereniging. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van een ander. Hij heeft enkel oog gehad voor het eigen (financieel) gewin zonder zich iets gelegen te laten liggen aan de gevolgen van zijn handelen voor de gedupeerde. Bovendien is diefstal een zeer ergerlijk feit, dat naast schade ook hinder en overlast veroorzaakt voor de gedupeerde.
Voorts is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan belediging door te spugen naar [benadeelde] . [benadeelde] was op dat moment aan het werk als buschauffeur, terwijl verdachte zich als reiziger in de bus bevond. Het spugen naar een persoon is in het algemeen al afkeuringswaardig en ontzettend naar en vies – en zeker in dit geval volstrekt onacceptabel. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie, d.d. 18 september 2024 betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte waaruit volgt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten.
Verder heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden, voor zover daarvan ter terechtzitting gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de raadsvrouw van de verdachte naar voren gebracht dat de verdachte een vrouw en een kind heeft, dat hij in vreemdelingenbewaring verblijft en dat hij geen zicht heeft op een rechtmatig verblijf in Nederland.
Het hof is van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de straffen die in soortgelijke gevallen door dit hof worden opgelegd en uit het oogpunt van vergelding, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken, passend en geboden.
Het hof zal aldus aansluiten bij de eis van de officier van justitie in eerste aanleg, nu deze straf passender is gelet op de ernst en de aard van de bewezenverklaarde feiten. Het hof ziet geen aanleiding om een hogere straf op te leggen, zoals door de politierechter is gedaan en door de advocaat-generaal ter terechtzitting werd geëist.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van 150,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De politierechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering gedeeltelijk toegewezen tot een totaalbedrag van € 100,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
De benadeelde partij heeft immateriële schadevergoeding gevorderd, zijnde ander nadeel dan vermogensschade dat voor vergoeding in aanmerking komt ingevolge artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Voormeld artikel geeft een limitatieve opsomming van de gevallen waarin op grond van deze bepaling de vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen kan worden toegekend, waaronder een aantasting van de benadeelde in zijn eer of goede naam (artikel 6:106, eerste lid, onder b van het Burgerlijk Wetboek).
Het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte in de zaak met parketnummer 01-317643-23 rechtstreeks immateriële schade heeft geleden, nu de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is aangetast en de verdachte is dan ook gehouden tot vergoeding van die schade.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer, alsmede gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, begroot het hof voorts de immateriële schade die benadeelde rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit heeft geleden naar billijkheid op een bedrag van € 150,00.
Wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 februari 2023, zijnde het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Het hof zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte in de zaak met parketnummer 01-317643-23 rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde] is toegebracht tot een bedrag van € 150,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen tot een bedrag van € 150,00, te vermeerderen met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 3 dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 57, 266, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-107167-23, in de zaak met parketnummer 03-246807-23 en in de zaak met parketnummer 01-317643-23 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 03-107167-23, in de zaak met parketnummer 03-246807-23 en in de zaak met parketnummer 01-317643-23 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) weken.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-317643-23 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 150,00 (honderdvijftig euro)als vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd partij [benadeelde] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-317643-23 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 150,00 (honderdvijftig euro)als vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 3 dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. L. Feraaune, voorzitter,
mr. A.C. Bosch en mr. C.A. van Roosmalen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Smits, griffier,
en op 26 november 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de Politie-Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2023061964 op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] , aspirant van politie bij de Eenheid Limburg, gesloten d.d. 25 april 2023, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, alsmede geschriften, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-26.
2.Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de Politie-Eenheid Oost-Brabant, proces-verbaalnummer PL2100-2023047643 op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] , hoofdagent van politie bij de Eenheid Oost-Brabant, gesloten d.d. 3 november 2023, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, alsmede geschriften, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-40.