In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 29 augustus 2023. De verdachte was veroordeeld voor het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen en beschadigen van andermans goed, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken en een proeftijd van 2 jaren. De politierechter had de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard en de benadeelde partij veroordeeld in de proceskosten, die op dat moment op nihil waren begroot.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, maar het hof heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de verdachte geen schriftuur met grieven heeft ingediend en ook geen mondelinge bezwaren heeft opgegeven. Het hof heeft geen aanleiding gezien om de strafzaak desalniettemin te onderzoeken, waardoor het hoger beroep niet ontvankelijk is verklaard.
De beslissing van het hof is als volgt: het door de verdachte ingestelde hoger beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. drs. M.C.C. van de Schepop als voorzitter, en is op 30 juli 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.