In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 22 mei 2023. De moeder, verzoekster in principaal hoger beroep, heeft verzocht om vervangende toestemming om met haar minderjarige kind, geboren in 2010, naar [plaats 1] te verhuizen. De vader, verweerder in principaal hoger beroep, heeft het verzoek van de moeder betwist en verzocht om afwijzing van het beroep. De mondelinge behandeling vond plaats op 23 november 2023, waarbij zowel de moeder als de vader, bijgestaan door hun advocaten, en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De minderjarige heeft zijn mening kenbaar gemaakt aan het hof, wat van belang is voor de beoordeling van de zaak.
De rechtbank had eerder bepaald dat de moeder niet mocht verhuizen naar [plaats 1] zonder toestemming, en de moeder is in de kosten van de procedure veroordeeld. In hoger beroep heeft de moeder aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte geen raadsonderzoek heeft gelast en dat de belangen van de minderjarige niet goed zijn afgewogen. De vader heeft betoogd dat de moeder de minderjarige heeft beïnvloed en dat er geen goede redenen zijn voor de verhuizing. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om een raadsonderzoek te gelasten, omdat de minderjarige mogelijk klem zit tussen de ouders.
Het hof heeft besloten om het verzoek van de raad te honoreren en een onderzoek in te stellen naar de belangen van de minderjarige. De verdere behandeling van de zaak is aangehouden tot 11 juli 2024, zodat het hof de resultaten van het onderzoek kan afwachten. De beslissing van het hof is op 11 januari 2024 uitgesproken in het openbaar.