ECLI:NL:GHSHE:2024:3695

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
22 november 2024
Zaaknummer
20-003129-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor eenvoudige belediging en bedreiging met misdrijf tegen het leven gericht

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte is veroordeeld voor 'eenvoudige belediging' van een ambtenaar en 'bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht'. De feiten vonden plaats op 8 en 11 augustus 2023 in Tilburg. De verdachte beledigde een brigadier van de politie tijdens zijn rechtmatige uitoefening van zijn functie en bedreigde een benadeelde partij met de woorden 'ik shank jou'. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter bevestigd, maar het vonnis op onderdelen vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 dagen, waarvan 11 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast is er een beslissing genomen over de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, waarbij het hof de vordering tot immateriële schade heeft afgewezen en de vordering tot materiële schade niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het hof heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf afgewezen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003129-23
Uitspraak : 20 november 2024
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 17 november 2023 met parketnummer 02-201572-23, alsmede de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf onder parketnummer 02-030430-22, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
thans uit anderen hoofde verblijvende in de Penitentiaire Inrichting [plaats PI] .
Hoger beroep
Bij het vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard en dat gekwalificeerd als:
  • ‘eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening’ (feit 1), en
  • ‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht’ (feit 2),
de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts heeft de politierechter de inbeslaggenomen hennep onttrokken aan het verkeer en is de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf onder parketnummer 02-030430-22.
Ten slotte heeft de politierechter de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] toegewezen tot een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De verdachte is daarbij veroordeeld in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil. De politierechter heeft bepaald dat de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk is en dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde] is de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met aanvulling van de bewijsmiddelen met de eigen waarneming van het hof van de camerabeelden.
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde. Daarnaast heeft zij partiële vrijspraak van het onder feit 2 tenlastegelegde onderdeel “ik shank jou” bepleit. Voorts heeft de raadsvrouw een straftoemetingsverweer gevoerd. Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf onder parketnummer 02-030430-22 is aangevoerd dat de politierechter de officier van justitie terecht niet-ontvankelijk in de vordering heeft verklaard en ten aanzien van de inbeslaggenomen hennep is bepleit dat dit verbeurd dient te worden verklaard, dan wel dient te worden onttrokken aan het verkeer. Ten slotte heeft de raadsvrouw ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] bepleit dat de vordering tot vergoeding van materiële schade dient te worden afgewezen en de vordering tot vergoeding van immateriële schade gematigd dient te worden.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het bestreden vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 augustus 2023 te Tilburg, althans in Nederland, opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] (brigadier bij Eenheid Zeeland-West-Brabant) gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: “stelletje honden” en/of “kankermoeder” en/of “hoerenzoon” en/of “je moeder die ik iedere dag neuk” en/of “ik heb een snee op mijn schouder die net zo groot is als de kut van je moeder” en/of “kankerhoofd”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 8 augustus 2023 te Tilburg, althans in Nederland, [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde] dreigend de woorden toe te voegen “Ik shank jou” en/of “wat denk je dat ik een homo ben he, ik zweer het ik maak jou af”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 11 augustus 2023 te Tilburg opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] (brigadier bij Eenheid Zeeland-West-Brabant), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd door hem de woorden toe te voegen: “stelletje honden” en “kankermoeder” en “hoerenzoon” en “je moeder die ik iedere dag neuk” en “ik heb een snee op mijn schouder die net zo groot is als de kut van je moeder” en “kankerhoofd”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
hij op 8 augustus 2023 te Tilburg [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [benadeelde] dreigend de woorden toe te voegen “Ik shank jou” en “wat denk je dat ik een homo ben he, ik zweer het ik maak jou af”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, zaakregistratienummer PL2000-2023204497, op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , brigadier, gesloten d.d. 14 augustus 2023, bevattende een verzameling van op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen en met doorgenummerde dossierpagina’s 1-94.
Ten aanzien van feit 1:
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 augustus 2023, dossierpagina’s 23-24, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 11 augustus 2023, omstreeks 21.39 uur, was ik, verbalisant [verbalisant 1] , brigadier bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant, belast met een melding van een bedreiging met een mes op de locatie Paletplein te Tilburg. Ik parkeerde mijn politievoertuig en zag dat de persoon die ik kort daarop ambtshalve herkende als [verdachte] op mijn aanroepen terug kwam gelopen in mijn richting vanuit de brandgang. Toen hij uit de brandgang kwam gelopen verzocht ik hem tegen de muur te gaan staan, waarop ik transportboeien aanlegde. Vanaf het moment dat ik dit deed was [verdachte] steeds verbaal agressief aanwezig. Hij begon te schreeuwen waarop er ook steeds meer toeloop kwam vanuit de straat/wijk. [verdachte] uitte gedurende de gehele situatie meerdere beledigingen waardoor ik mij in mijn goede naam en eer voelde aangetast. Dit betroffen de navolgende beledigende uitlatingen:
  • “Stelletje honden”;
  • “Kankermoeder”;
  • “Hoerenzoon”;
  • “Je moeder die ik iedere dag neuk”;
  • “Ik heb een snee op mijn schouder die net zo groot is als de kut van je moeder”.
Omdat [verdachte] niet meewerkend was werd door politiefunctionaris [verbalisant 3] verzocht om een transport voor de verdachte zo snel mogelijk weg te krijgen. Ik en politiefunctionares [verbalisant 4] brachten [verdachte] over naar het arrestantencomplex. Ten tijde van het transport van verdachte [verdachte] en tijdens de insluiting van de verdachte uitte [verdachte] onder andere nog de volgende beledigende zaken:
  • “Kankerhoofd”;
  • “Kankermoeder”.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 augustus 2023, dossierpagina’s 19-20, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Ik was op 11 augustus 2023 omstreeks 21.39 uur belast met het gebiedsgebonden toezicht Tilburg Leijdal in de gemeente Tilburg. Ik hoorde dat verdachte [verdachte]
(het hof begrijpt steeds: [verdachte] )luidkeels aan het schreeuwen was en collega [verbalisant 1] voor kankerhond en kankerlijer uitmaakte, dan wel beledigde. Ik zag dat er inmiddels meerdere mensen over het Lepelkruidhof in Tilburg liepen. Ik zag dat er verschillende voordeuren open stonden en dat de bewoners naar buiten waren gekomen en aanstoot namen van de beledigingen van [verdachte] . Ik zag vervolgens dat verdachte [verdachte] op stond en wederom collega [verbalisant 1] begon te beledigen voor kankerlijer.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 augustus 2023, dossierpagina 35, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 11 augustus 2023 was ik in dienst als Officier van Dienst Politie. Ik zag collega [verbalisant 1] staan met een verdachte die later bleek te zijn: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1991. Ik zag dat [verdachte] handboeien om had en door collega [verbalisant 1] met zijn voorzijde tegen de muur aan gehouden werd. Ik hoorde dat [verdachte] aan het schreeuwen was tegen collega [verbalisant 1] , dat hij wilde weten waarvoor hij was aangehouden. Ik hoorde collega [verbalisant 1] zeggen dat een en ander nog werd uitgezocht en dat hij dat zo nader zou horen. Nog voor collega [verbalisant 1] zijn zin volledig kon uitspreken, hoorde ik dat [verdachte] er al weer doorheen aan het schreeuwen was en dat hier de nodige beledigingen tussen zaten. Hij riep onder andere “stelletje honden, hoerenzoon” en dat hij de moeder van collega [verbalisant 1] al meerdere malen geneukt zou hebben.
Ten aanzien van feit 2:
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 8 augustus 2023, dossierpagina 39, voor zover inhoudende de verklaring van aangeefster [benadeelde] :
Ik doe aangifte van bedreiging tegen [verdachte] (fonetisch)
(het hof begrijpt steeds: [verdachte] ).Op 8 augustus 2023 omstreeks 21.19 uur was ik thuis samen met mijn zoontje. Ik woon op de [adres benadeelde] te Tilburg. Ik hoorde dat er aan de voorzijde van mijn woning op de ruit werd geklopt. Ik had het gevoel dat het [verdachte] was. Er was namelijk gisteren een kaart binnengekomen met een telefoonnummer erop. Ik herkende het telefoonnummer niet, want er stond geen naam bij. Ik had het gevoel dat deze van [verdachte] was omdat hij mij in het verleden ook al lastig heeft gevallen. Hij wil mijn nummer, maar ik wil niets van hem. Hij is boos omdat ik mijn nummer niet geef. Ik liep naar boven. Ik keek uit het doucheraam. Ik zei iets van: “wat wil je [verdachte] ?”. Ik hoorde dat hij iets zei van: “ik shank jou”. Ik zag dat hij via de regenpijp naar boven wilde klimmen. Ik deed het doucheraam dicht. Ik vertelde mijn zoon om de politie te bellen. Dit deed hij. Ik hoorde dat [verdachte] iets riep van: “Denk je dat ik homo ben, ik maak jou af”. Vervolgens is hij in een witte bus gestapt. Vanuit de bus riep hij nogmaals dat ik eraan ging. Ik hoorde dat hij zo boos was omdat ik mijn nummer niet gaf. Hij was zo kwaad dat het echt leek alsof hij een error had. Ik voelde mij bedreigd. Ik had echt het idee dat hij mij iets aan wilde doen, dan wel mij af wilde maken. Ik voelde mij angstig. Er staan beelden op de Ring deurbel.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 augustus 2023, dossierpagina 45, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
Op 8 augustus 2023 deed aangeefster [benadeelde]
(het hof begrijpt: aangeefster [benadeelde] )aangifte van bedreiging tegen [verdachte] . Aangeefster had twee beelden van de Ring deurbel waarop de bedreiging te horen was. De beelden van de camera’s werden weergegeven in kleur. De datum en tijdsaanduiding weergegeven op de camera’s komen overeen met de daadwerkelijke datum en tijd: 2023 Aug 08 21:19:37.
Ik zag op de beelden dat er een man bij een witte bestelbus stond aan de passagierszijde met de deur open. Deze man stond alleen bij de bus en zei niets. Ik zag dat de andere man voor de voordeur stond en meerdere keren op de deur klopte. Vervolgens riep hij iets door de brievenbus wat voor mij onverstaanbaar was. Vervolgens hoorde ik een vrouwenstem: “Wat roep je nou [verdachte] ” (fonetisch). Ik zag dat de man naar boven keek, zijn rechterhand omhoog deed en daarop reageerde: “Wollah ik kom naar jou naar boven ja, ik shank jou af”. Ik hoorde een vrouwenstem tussendoor zeggen: “Wat wil jij van mij”, “wat wil jij”. De man ging uit beeld (23 Aug 08 21:20:05).
Op de beelden van 2023 Aug 08 21:20:40 zag ik dat de man de brievenbus opende en zei met een luidde stem: “Wat denk je dat ik een homo ben he, ik zweer het ik maak jou af”. Ik zag dat de man een donkerkleurige jas droeg met capuchon van het merk “North Face”. Ik herkende het merk aan het logo. Daarbij droeg de man een korte spijkerkleurige broek tot zijn knieën en donkere schoenen met witte zolen. De man had donkere gezichtsbeharing (baard/snor) en kort donker haar. Ik heb in het politiesysteem, Basisvoorziening Informatie-Integrale Bevraging, gekeken naar [verdachte] en zag dat de foto van de Strafrechtketendatabank overeen kwam met de man op de beelden van de Ring deurbel.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 augustus 2023, dossierpagina 43, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 6] :
Omdat in de aangifte wordt gesproken over het woord ‘shanken’, heb ik dit opgezocht op straattaalwoorden.nl. De website geeft aan dat het betekent: steken met een zelfgemaakt wapen.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw van de verdachte heeft partiële vrijspraak van het onder feit 2 tenlastegelegde onderdeel “ik shank jou” bepleit, nu op de camerabeelden niet zou zijn te horen dat de verdachte deze woorden heeft gezegd.
Het hof overweegt daartoe dat het verweer van de verdediging wordt weerlegd in de door het hof gebezigde bewijsmiddelen. Uit zowel de aangifte van [benadeelde] als het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] met betrekking tot het uitkijken van de camerabeelden van de Ring deurbel, is voor het hof voldoende wettig en overtuigend komen vast te staan dat de verdachte aangeefster [benadeelde] op 8 augustus 2023 in Tilburg heeft bedreigd met onder meer de woorden “ik shank jou” en “wat denk je dat ik een homo ben he, ik zweer het ik maak jou af”.
Resumerend acht het hof, op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en de gebezigde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaringen is vermeld.
Ook overigens vindt hetgeen door de verdediging is aangevoerd ter onderbouwing van het standpunt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde zijn weerlegging in de door het hof gebezigde bewijsmiddelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder feit 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Het onder feit 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De raadsvrouw van de verdachte heeft een straftoemetingsverweer gevoerd en heeft het hof verzocht bij het bepalen van een op te leggen straf rekening te houden met de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de beperkte geestesvermogens van de verdachte.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij op 11 augustus 2023 verbalisant [verbalisant 1] gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening in zijn tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd. Daarmee heeft de verdachte de ambtenaar in zijn eer en goede naam aangetast en blijk gegeven van gebrek aan respect voor het openbaar gezag. Daarnaast is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij op 8 augustus 2023 [benadeelde] bij haar woning heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. Het slachtoffer was samen met haar zoontje thuis toen de verdachte haar bedreigde en zelfs probeerde om via de regenpijp naar boven te komen. Het hof is van oordeel dat er daarmee sprake is van een ernstige bedreiging door de verdachte, in het bijzonder doordat de bedreiging is geuit terwijl de verdachte bij de woning van aangeefster stond en haar daar kennelijk had opgezocht, hetgeen als strafverzwarend wordt aangemerkt. Door aldus te handelen heeft de verdachte bij het slachtoffer gevoelens van angst veroorzaakt. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Deze oriëntatiepunten gaan bij een belediging uit van een geldboete ter hoogte van € 150,00, waarbij de straf kan worden verhoogd met 33% tot 100% voor zover de belediging is begaan tegen een politieagent, een buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) of een andere toezichthouder indien het misdrijf is gepleegd gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn of haar bediening. Daarnaast gaan de oriëntatiepunten bij een bedreiging uit van een geldboete van € 250,00.
Het hof heeft verder acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 11 september 2024, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte. Daaruit blijkt dat de verdachte eerder veelvuldig onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld, waarvan in 2012, 2015 en 2022 voor belediging van een ambtenaar in functie. Het hof weegt dit in strafverzwarende zin mee. Uit voornoemd uittreksel blijkt voorts dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het hof heeft tevens kennisgenomen van het door Reclassering Nederland over de verdachte opgemaakte reclasseringsadvies d.d. 27 oktober 2023. Daaruit komt als conclusie naar voren dat de verdachte sinds jonge leeftijd veelvuldig in beeld komt bij politie en justitie voor een diversiteit aan typen delicten. De combinatie van zowel openlijk delictgedrag in confrontatie met anderen als heimelijk delictgedrag geeft een zorgelijke prognose voor de toekomst. Er worden diverse criminogene factoren vastgesteld. Uit dossierinformatie blijkt dat de verdachte is gediagnosticeerd met een verstandelijke beperking. Daarnaast zijn er aanwijzingen voor psychische problemen voortkomend uit een traumatische ervaring. Er is een gebrek aan zinvolle dagbesteding en de verdachte ervaart een probleem in het rondkomen van zijn leefgeld. Er zijn weinig tot geen beschermende factoren aanwezig. Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat als gemiddeld-hoog. Gelet op dit recidiverisico acht het hof het aangewezen om aan de verdachte een straf op te leggen die in elk geval ook een voorwaardelijk strafdeel omvat.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Het hof is van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, gevoegd bij de eerdere onherroepelijke veroordelingen van de verdachte zoals hiervoor genoemd, niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Het hof zal een gevangenisstraf opleggen waarvan de duur van het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen, waarvan 11 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Met oplegging van deze gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Beslag
Onder de verdachte is bij gelegenheid van het vooronderzoek van het onder feit 1 tenlastegelegde een gebruikershoeveelheid hennep aangetroffen. De verdachte heeft daarvan geen afstand gedaan.
De politierechter heeft de onttrekking aan het verkeer van dit goed opgelegd.
Het hof overweegt dat dit goed – bezien in het licht van het bewezenverklaarde – niet vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer als bedoeld in artikel 36c noch artikel 36d van het Wetboek van Strafrecht. Op zichzelf betreft het wel een voorwerp dat van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang en het goed bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte begane feit is aangetroffen, doch een rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde ontbreekt en het voorwerp kan evenmin dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan.
Het hof zal gelasten dat het inbeslaggenomen goed in bewaring wordt gegeven ten behoeve van de rechthebbende.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 587,95, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering tot schadevergoeding valt uiteen in een bedrag van € 87,95 aan kosten voor de aanschaf van een camera (materiële schade) en een bedrag van € 500,00 aan smartengeld (immateriële schade).
Voorts heeft de benadeelde partij [benadeelde] in eerste aanleg verzocht aan de verdachte een contactverbod en gebiedsverbod op te leggen als vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, dan wel aan de verdachte een contactverbod als bijzondere voorwaarde op te leggen bij een voorwaardelijke veroordeling. Ter terechtzitting in hoger beroep is namens de benadeelde partij dit verzoek niet langer gehandhaafd, terwijl het hof ook overigens geen grond ziet om een dergelijke maatregel op te leggen, zodat het hof hiertoe niet zal overgaan.
De politierechter heeft de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde] toegewezen tot een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. De benadeelde partij is in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaard en de politierechter heeft bepaald dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De benadeelde partij [benadeelde] heeft schriftelijk te kennen gegeven de gehele vordering tot schadevergoeding in hoger beroep te handhaven.
De raadsvrouw van de verdachte heeft bepleit dat de kosten voor de aanschaf van een camera dienen te worden afgewezen, nu de noodzaak voor deze camera niet is gebleken. De benadeelde partij had immers al een Ring deurbel met camera. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vordering tot immateriële schadevergoeding gematigd dient te worden, nu het gaat om één incident en er in vergelijkbare zaken lagere vergoedingen voor immateriële schade worden toegekend.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Materiële schade
Met betrekking tot de kosten voor de aanschaf van een camera, overweegt het hof dat deze post thans onvoldoende is onderbouwd. Uit het procesdossier is komen vast te staan dat de benadeelde partij ten tijde van het onder feit 2 bewezenverklaarde feit al in het bezit was van een Ring deurbel met camera. Door de benadeelde partij is niet toegelicht of onderbouwd in hoeverre de aanschaf van een tweede camera noodzakelijk was. Het hof is van oordeel dat om de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen deze post nader toe te lichten of te onderbouwen, de behandeling van de zaak zou moeten worden aangehouden, hetgeen het hof een onevenredige belasting van het strafgeding oordeelt. Het hof zal de vordering van de benadeelde partij voor dat gedeelte derhalve niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Immateriële schade
Ingevolge het bepaalde in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) heeft de benadeelde voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien de benadeelde “op andere wijze in zijn persoon is aangetast”. De benadeelde partij [benadeelde] heeft daartoe gesteld dat zij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte veel stress en angsten heeft ervaren en dat zij erg bang is dat de verdachte zijn woorden op enig moment daadwerkelijk tot uiting zal brengen.
Het hof stelt voorop dat van ‘aantasting in de persoon op andere wijze’ zoals bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het BW slechts sprake is als het slachtoffer als gevolg van het strafbaar feit naar objectieve maatstaven vast te stellen geestelijk letsel oploopt. Het bestaan van geestelijk letsel in voormelde zin zal de benadeelde moeten onderbouwen met medische stukken, waaruit dergelijk letsel blijkt. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Naar het oordeel van het hof is het aannemelijk dat de benadeelde partij [benadeelde] zich bedreigd en angstig heeft gevoeld. Dit brengt echter niet zonder meer met zich mee dat er sprake is van een aantasting in de persoon als bedoeld in artikel 6:106 van het BW. Het hof stelt vast dat de gestelde immateriële schade, behoudens een weergave van de gevolgen, niet is onderbouwd met enig stuk. Evenmin is gesteld of anderszins gebleken dat er sprake is geweest van dergelijk letsel of een dusdanige inbreuk op de integriteit van de persoon van de benadeelde, dat de vordering tot vergoeding wegens immateriële schade zonder meer toewijsbaar is. De aard en de ernst van de normschending zijn ook niet van dien aard dat alleen al daarom de aangevoerde nadelige gevolgen zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De benadeelde partij kan derhalve niet in de vordering tot vergoeding van immateriële schade worden ontvangen.
Proceskosten
De benadeelde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten op de wijze als in het dictum van dit arrest is bepaald.
Vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie bij het arrondissementsparket Zeeland-West-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een bij vonnis van de politierechter te Breda van 24 mei 2022 onder parketnummer 02-030430-22 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Uit de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 11 september 2024, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, komt naar voren dat de gehele tenuitvoerlegging van die eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 week reeds is gelast bij het onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant d.d. 27 september 2023, gewezen onder parketnummer 02-053067-23. Uit dit uittreksel is tevens gebleken dat de gevangenisstraf plaats vond binnen één detentieperiode tezamen met de straffen behorend bij parketnummers 02-159325-21 en 20-053067-23 en dat de executie daarvan is gestart op 26 april 2024.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging. Mitsdien zal het hof hierna overeenkomstig beslissen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het onder feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) dagen.
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
11 (elf) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- hennep, goednummer G2624429;
verklaart de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] voor een bedrag van € 87,95 niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding voor een bedrag van € 500,00;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde] in de door de verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 02-030430-22.
Aldus gewezen door:
mr. T. van de Woestijne, voorzitter,
mr. M.L.P. van Cruchten en mr. S.V. Pelsser, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van Abeelen, griffier,
en op 20 november 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.