ECLI:NL:GHSHE:2024:3678

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
200.341.373_01 en 200.341.374_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging benoeming professionele bewindvoerder en mentor in het kader van verstoorde familieverhoudingen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de bekrachtiging van de benoeming van een professionele bewindvoerder en mentor voor een moeder, die als gevolg van verstoorde familieverhoudingen en haar geestelijke toestand niet in staat is haar belangen zelf te behartigen. De zaak betreft twee hoger beroepen, met zaaknummers 200.341.373/01 (onderbewindstelling) en 200.341.374/01 (mentorschap), die gelijktijdig zijn behandeld. De moeder heeft een levenstestament opgesteld waarin haar kinderen zijn gemachtigd om haar belangen te behartigen, maar de verhoudingen tussen de kinderen zijn ernstig verstoord. Het hof heeft vastgesteld dat de benoeming van een professionele bewindvoerder en mentor noodzakelijk is om de belangen van de moeder te waarborgen. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 oktober 2024 zijn de betrokken partijen gehoord, waaronder de verzoekster, belanghebbenden en de huidige bewindvoerder en mentor. Het hof heeft geconcludeerd dat de huidige professionele bewindvoerder en mentor de meest geschikte personen zijn om de belangen van de moeder te behartigen, gezien de verstoorde verhoudingen tussen de kinderen en de noodzaak voor een neutrale en objectieve benadering. De beschikkingen van de kantonrechter zijn bekrachtigd, waarbij het hof de voorkeur van de moeder voor haar kinderen niet doorslaggevend heeft geacht, gezien de omstandigheden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 21 november 2024
Zaaknummers: 200.341.373/01 (onderbewindstelling) en 200.341.374/01 (mentorschap)
Zaaknummers eerste aanleg:
10821311 TE VERZ 23-1810/ 10920760 TE VERZ 24-219 (onderbewindstelling)
10768707 TE VERZ 23-1614 en 10827326 TE VERZ 23-1843 (mentorschap)
in de zaken in hoger beroep van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in het hoger beroep,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. C.A. Offermans
Het hof merkt als belanghebbenden aan:
In beide voornoemde zaaknummers:
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in het hoger beroep,
hierna te noemen: [verweerster] ,
advocaat: mr. G.G.J. van Kooten
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in het hoger beroep,
hierna te noemen: [verweerder]
advocaat: mr. G.G.J. van Kooten,
en
[belanghebbende 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [belanghebbende 1] ,
en
[belanghebbende 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder.
[verzoekster] , [belanghebbende 1] , [verweerster] en [verweerder] worden hierna samen ook wel aangeduid als: de kinderen.
In de zaak met zaaknummer 200.341.373/01
[bewindvoerder] B.V.gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de bewindvoerder
In de zaak met zaaknummer 200.341.374/01
[mentor]gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de mentor.

1.Het geding in eerste aanleg in beide zaken

In de zaak met zaaknummer 200.341.373/01(onderbewindstelling)
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant van 15 februari 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
In de zaak met zaaknummer 200.341.374/01(mentorschap)
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kanonrechter in de rechtbank Oost-Brabant van 15 februari 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep in beide zaken

in de zaak met zaaknummer 200.341.373/01(onderbewindstelling):
2.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter over de goederen die aan de moeder als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren een bewind ingesteld, met benoeming van [bewindvoerder] B.V. als bewindvoerder.
2.2.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 15 mei 2024, heeft [verzoekster] verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover nodig en opnieuw rechtdoende, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad te bepalen dat:
  • primair: [belanghebbende 1] wordt benoemd tot bewindvoerder over alle goederen die (zullen) toebehoren aan de moeder;
  • subsidiair: [belanghebbende 1] en [verzoekster] worden benoemd tot bewindvoerder over alle goederen die (zullen) toebehoren aan de moeder;
  • meer subsidiair: [verzoekster] wordt benoemd tot bewindvoerder over alle goederen die (zullen) toebehoren aan de moeder.
2.3.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 10 juli 2024, hebben [verweerster] en [verweerder] verzocht [verzoekster] in hoger beroep niet ontvankelijk te verklaren, althans dit af te wijzen als zijnde ongegrond en onbewezen, met instandlating van de bestreden beschikking.
In de zaak met zaaknummer 200.341.374/01(mentorschap)
2.4.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter een mentorschap ingesteld ten behoeve van de moeder en [mentor] tot mentor benoemd.
2.5.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 15 mei 2024, heeft [verzoekster] verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover nodig en opnieuw rechtdoende, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad te bepalen dat:
primair
- [belanghebbende 1] en [verzoekster] worden benoemd tot mentor ten behoeve van de moeder;
subsidiair
- [verzoekster] wordt benoemd tot mentor ten behoeve van de moeder.
2.6.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 10 juli 2024, hebben [verweerster] en [verweerder] verzocht [verzoekster] in hoger beroep niet ontvankelijk te verklaren, althans dit af te wijzen als zijnde ongegrond en onbewezen, met instandlating van de bestreden beschikking.
In beide voornoemde zaken:
2.7.
Vanwege de onderlinge samenhang zijn beide zaken tijdens de mondelinge behandeling tegelijkertijd behandeld. De aanwezigen hebben hiertegen geen bezwaren geuit.
2.8.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • [verzoekster] , bijgestaan door mr. Offermans;
  • [belanghebbende 1] ;
  • [verweerder] , bijgestaan door mr. Van Kooten;
  • [verweerster] , bijgestaan door mr. Van Kooten,
  • de moeder;
  • de mentor.
2.8.1.
De bewindvoerder is
,hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op de mondelinge behandeling verschenen.
2.9.
Het hof heeft voorts kennisgenomen in beide zaken van de inhoud van:
  • het V8-formulier met bijlage van de zijde van [verzoekster] van 2 oktober 2024;
  • het V8-formulier met bijlage van de zijde van [verzoekster] van 2 oktober 2024;
  • de brief van de huisarts d.d. 5 september 2024 die de mentor tijdens de mondelinge behandeling heeft overgelegd;
  • de pleitaantekeningen die de advocaat van [verzoekster] tijdens de mondelinge behandeling heeft overgelegd en (deels) heeft voorgedragen.

3.De standpunten

In beide zaken:
3.1.
[verzoekster] voert – samengevat – het volgende aan. Het bewind en mentorschap zijn noodzakelijk, maar ten onrechte is er een professionele bewindvoerder c.q. mentor benoemd. De moeder ervaart veel onrust omdat een professional haar (financiële) belangen behartigt in plaats van een van haar kinderen. De moeder heeft uitdrukkelijk kenbaar gemaakt bij zowel de kantonrechter als in haar levenstestament dat haar voorkeur er naar uitgaat dat een van haar kinderen haar (vermogensrechtelijke) belangen behartigt. Aan deze uitdrukkelijke voorkeur van de moeder mag niet voorbij worden gegaan. Er is ook geen belemmering dat [verzoekster] en/of [belanghebbende 1] deze belangen van de moeder behartigen nu er, anders dan de kantonrechter heeft overwogen, geen sprake is van een ernstige verstoorde verhouding tussen de kinderen. Wel is het zo dat er op dit moment geen contact is tussen [verzoekster] en [belanghebbende 1] enerzijds en [verweerster] en [verweerder] anderzijds. In het verleden is er onenigheid geweest tussen de kinderen, over de verhuizing van de ouders, maar die ontstond doordat alle vier de kinderen samen de beslissingen moesten nemen. Als slechts één van de kinderen beslissingen neemt ontstaat er geen onenigheid.
De moeder zit niet klem tussen de kinderen. Mogelijk was dit wel het geval vanwege de eerder genoemde onenigheid rondom de verhuizing, maar [verzoekster] heeft geprobeerd de moeder hierbuiten te houden. Zo heeft zij vanwege de ontstane impasse tussen de kinderen een stap teruggedaan om [verweerster] en [verweerder] in de gelegenheid te stellen om de zorg rondom de moeder te regelen.
[verzoekster] is overigens inhoudelijk tevreden over de huidige bewindvoerder; zij krijgt van de bewindvoerder de vrijheid om in de praktijk de vermogensrechtelijke belangen van de moeder te behartigen. Zo heeft zij de aangifte inkomstenbelasting voor de moeder gedaan en mag zij met instemming van de bewindvoerder uitgaven voor de moeder doen. Over de mentor is [verzoekster] minder tevreden. Het heeft lang geduurd voordat de zorg voor de moeder geregeld was, terwijl [verzoekster] al langere tijd aangaf dat zij de mantelzorg niet meer kon volhouden. De geregelde zorg is misschien op papier passend, maar in de praktijk niet. Het is in het belang van de moeder zo lang mogelijk thuis te blijven wonen. [verzoekster] is met [belanghebbende 1] bezig dit te regelen. De mentor heeft echter aangegeven dat zij de moeder op een gesloten afdeling wil laten opnemen. De moeder is echter nog veel te goed om opgenomen te worden.
3.2.
[belanghebbende 1] voert – samengevat – het volgende aan. Vanwege zijn werk als binnenvaartschipper kan [belanghebbende 1] alleen gedurende de weken dat hij thuis is iets betekenen voor de moeder. Doorgaans is hij de helft van de tijd thuis en de andere helft aan het varen. In de weken dat hij in verband met zijn werk weg is, kan hij de moeder alleen op afstand ondersteunen. Gemiddeld gaat hij, als hij niet aan het varen is, twee tot drie keer per week langs bij de moeder.
De huidige mentor is op dit moment een extra schakel in het regelen van zorg rondom de moeder die belemmerend werkt. Hoewel [belanghebbende 1] geen ervaring heeft met bijvoorbeeld het inkopen van zorg acht hij zichzelf geschikt als bewindvoerder c.q. mentor voor de moeder. Tegenwoordig is op internet alle benodigde informatie te vinden en gelet op de ruime ervaring die [verzoekster] inmiddels heeft kan zij hem ondersteunen bij de uitvoering van zijn taken. Er is geen contact met [verweerster] en [verweerder] op dit moment. De communicatie is in het verleden dermate ontspoord dat [belanghebbende 1] zich daarvan heeft gedistantieerd.
3.3.
[verweerster] en [verweerder] voeren – samengevat – het volgende aan.
Het is in het belang van de moeder dat het bewind en mentorschap worden uitgevoerd door professionals. In het verleden heeft [verweerster] langdurig de belangen van de ouders behartigd. [verzoekster] is enige tijd uit het leven van de ouders geweest. Toen zij terugkwam en een rol wilde spelen in de zorg rondom de ouders, heeft [verweerster] een stap teruggedaan. Sindsdien is de autonomie van de moeder ingeperkt en de verstandhouding tussen de kinderen (verder) verstoord.
De onderlinge verstandhouding tussen [verweerster] en [verweerder] enerzijds en tussen [verzoekster] en [belanghebbende 1] anderzijds is dusdanig verstoord dat effectieve communicatie onderling niet meer mogelijk is. [verzoekster] en [belanghebbende 1] houden geen rekening met de inzichten, wensen en verzoeken van [verweerster] en [verweerder] . Daarnaast onderschatten [verzoekster] en [belanghebbende 1] het ziektebeeld van de moeder.
[verweerster] en [verweerder] hebben inmiddels positieve ervaringen opgedaan met de huidige bewindvoerder en mentor. Er wordt bijvoorbeeld met alle kinderen gecommuniceerd per e-mail en zij worden allen in de gelegenheid gesteld vragen te stellen. Daar komt bij dat de moeder geen hinder ondervindt van het feit dat het bewind door een professional wordt uitgevoerd. De moeder heeft geen contact met de bewindvoerder en zij heeft er juist profijt van dat haar financiën op een zakelijke en objectieve manier worden behartigd met alleen haar belang voorop. Voordat het bewind was ingesteld namen [verzoekster] (en [belanghebbende 1] ) beslissingen waar de moeder niet achterstond en die niet in haar belang waren. Bovendien is [belanghebbende 1] niet geschikt als bewindvoerder gezien zijn gebrek aan financiële achtergrond en capaciteiten. Daarnaast heeft hij een persoonlijk belang bij het beheren van de goederen van de moeder omdat hij zelf nog schulden bij de moeder heeft.
Ten aanzien van het mentorschap is gebleken dat de verstandhouding tussen de moeder en de mentor goed is. De moeder accepteert de huidige mentor. Uit verzonden e-mails naar de kinderen en de zorgprofessionals blijkt dat er een goed gesprek heeft plaatsgevonden tussen de moeder en de mentor. Ook blijkt dat de moeder binnen het mentorschap haar eigen wensen duidelijk kan maken en aan kan geven wat zij al dan niet wil.
De afgelopen periode hebben [verweerster] en [verweerder] een minder grote rol in de ondersteuning van de moeder op zich genomen. Bij [verweerster] heeft dit onder andere als oorzaak dat zij meerdere maanden per jaar in Italië verblijft in verband met haar onderneming aldaar. Op dit moment is [verweerster] in ieder geval tot 1 april 2025 weer in Nederland en zij zou graag bijdragen aan de (mantel)zorg voor de moeder. Wel heeft [verweerster] er moeite mee dat er camera’s in de woning van de moeder hangen waar alleen [verzoekster] en [belanghebbende 1] toegang toe hebben. Om die reden bezoeken de kinderen van [verweerster] hun oma momenteel niet, omdat zij de aanwezigheid van de camera’s als onprettig ervaren. Ook het zorgpersoneel heeft hier last van.
[verweerder] heeft op dit moment geen rol in de ondersteuning van de moeder, onder andere vanwege zijn wisselende diensten en reistijd naar de woning van de moeder. Daarnaast wil [verweerder] graag proberen zoveel mogelijk gewoon kind te zijn van de moeder. [verweerster] en [verweerder] missen de moeder.
3.4.
De moeder voert – samengevat – het volgende aan. De moeder begrijpt niet wat zij verkeerd heeft gedaan en waarom nu deze procedure wordt gevoerd. De moeder is tevreden met de hulp die zij van iedereen ontvangt. Daarnaast is zij erg blij met de mentor waar zij regelmatig een kopje koffie mee drinkt en die een grote steun is voor haar.
3.5.
In de zaak met zaaknummer 200.341.374/01(mentorschap)
De mentor voert – samengevat – het volgende aan. Bij de aanvang van het mentorschap trof de mentor veel verdriet bij de moeder aan. De moeder begrijpt niet waarom deze procedure wordt gevoerd. De mentor heeft ervoor gekozen om de moeder niet mee te nemen naar de mondelinge behandeling omdat zij dat niet in het belang van de moeder acht.
De kinderen houden alle vier veel van hun moeder, ieder op hun eigen manier. Hoewel ieder van de kinderen het beste voor de moeder wil, streven zij dat op verschillende manieren na. Dit verschil in benadering leidt tot meningsverschillen en conflicten tussen de kinderen, wat niet in het belang van de moeder is. Daarnaast zorgt dit voor ruis in de te nemen beslissingen voor de moeder onder andere met betrekking tot welke koers moet worden gevaren. Deze ruis ervaren de betrokken zorgprofessionals ook. Onlangs is om die reden besloten een MDO te hebben zonder de kinderen erbij. In dat MDO is naar voren gekomen dat de ruzies tussen de kinderen de boventoon voeren in plaats van wat er noodzakelijk is voor de moeder.
De mentor heeft een constructieve samenwerking met andere betrokken professionals, waaronder de bewindvoerder. Desondanks is het de afgelopen periode moeilijk geweest om passende zorg te regelen. Er kwamen signalen dat de situatie van de moeder thuis niet langer houdbaar was en dat [verzoekster] overbelast was. Er is toen gezocht naar een andere zorgpartij die een deel van de zorg kon overnemen van [verzoekster] . Dat vergde in verband met de lange wachttijden tijd. Deze zorgpartij is uiteindelijk [zorgpartij] geworden. Vanuit de betrokken zorgprofessionals is het signaal gekomen dat zij het niet prettig vinden dat [verzoekster] en [belanghebbende 1] camera’s hebben geplaatst in de woning van de moeder en daarmee continu ook de zorgprofessionals in de uitvoering van hun werk volgen.
De mentor informeert alle kinderen per e-mail gelijktijdig over de moeder. De mentor doet dit met de kinderen in de BCC zodat zij alleen kunnen antwoorden richting de mentor, maar niet naar de andere kinderen. Op die manier probeert de mentor de kinderen mee te nemen in de stappen die zij neemt en om te bespreken wat haalbaar is rondom de zorg voor de moeder. Geprobeerd wordt om de moeder zo lang mogelijk thuis te laten wonen, nu dat haar grootste wens is. Het is niet te voorkomen dat de zorgprofessionals en de kinderen niet altijd op een lijn zitten en dat er soms keuzes dienen te worden gemaakt waar (een deel van) de kinderen het niet mee eens is/zijn
Het is in het belang van de moeder dat de ruis stopt en dat er voor haar rust komt. De mentor heeft inmiddels een band met de moeder opgebouwd. Er vinden geplande en ongeplande bezoeken plaats waarin de moeder en de mentor fijne gesprekken met elkaar hebben.

4.De beoordeling

4.1.
Het hof overweegt als volgt.
In de zaak met zaaknummer 200.341.373/01 (onderbewindstelling)
4.2.
Op grond van artikel 1:431 lid 1 BW kan de rechter een bewind instellen over één of meer van de goederen die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren
voor een bepaalde of onbepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
voor een bepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van verkwisting of het hebben van problematische schulden.
4.3.
Op grond van artikel 1:435 lid 1 BW benoemt de rechter bij het instellen van het bewind of zo spoedig mogelijk daarna een bewindvoerder en vergewist hij zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel over de geschiktheid van de te benoemen persoon.
Op grond van artikel 1:435 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
Ingevolge het vierde lid van die bepaling wordt, indien de rechthebbende niet is gehuwd, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levensgezel heeft, bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot bewindvoerder benoemd.
4.4.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 BW kan de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
In de zaak met zaaknummer 200.341.373/01 (mentorschap)
4.5.
Ingevolge artikel 1:450 lid 1 BW kan de kantonrechter ten behoeve van een meerderjarige een mentorschap instellen indien de meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen.
4.6.
Ingevolge artikel 1:452 lid 1 BW benoemt de rechter bij het uitspreken van het mentorschap of zo spoedig mogelijk daarna een mentor. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel omtrent de geschiktheid van de te benoemen persoon.
Ingevolge artikel 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
4.7.
Ingevolge artikel 1:461 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 BW kan de mentor door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om mentor te kunnen worden, zulks op verzoek van de medementor of degene die gerechtigd is mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 1:451, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
In beide zaken
4.8.
Niet in geschil is dat de maatregelen van bewind en mentorschap noodzakelijk zijn. Het geschil in hoger beroep spitst zich toe op de vraag of het bewind en mentorschap dienen te worden uitgevoerd door professionals of dat [belanghebbende 1] en/of [verzoekster] dit dienen uit te voeren.
4.9.
De kantonrechter heeft terecht en op goede gronden, die het hof na eigen weging en beoordeling overneemt en tot de zijne maakt, geoordeeld dat het bewind en mentorschap door een professionele bewindvoerder c.q. mentor dienen te worden uitgevoerd. In aanvulling op het oordeel van de kantonrechter wordt het volgende overwogen.
4.10.
Gebleken is dat de ouders een levenstestament hebben opgesteld waarin zij de kinderen hebben gemachtigd om gezamenlijk de (niet) vermogensrechtelijke belangen van de ouders te behartigen. Hoewel ten aanzien van het bewind geldt dat een volmacht in een levenstestament in beginsel de instelling van een bewind overbodig maakt, heeft de kantonrechter terecht geoordeeld dat er omstandigheden zijn die ertoe leiden dat aan deze bepaling in het levenstestament voorbij moet worden gegaan. Deze omstandigheden zijn er in gelegen dat zowel uit de stukken alsook uit eigen waarneming van het hof tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat, anders dan [verzoekster] stelt, de verhouding tussen de kinderen ernstig verstoord is en dat er sprake is van een tweedeling tussen [verzoekster] en [belanghebbende 1] enerzijds en [verweerster] en [verweerder] anderzijds. Daarnaast hebben de kinderen tijdens de mondelinge behandeling erkend dat er onderling geen contact (meer) is.
Hoewel er vanuit wordt gegaan dat de kinderen ieder op hun eigen manier het beste voorhebben met de moeder, is ook gebleken dat de visies van de kinderen over hetgeen in het belang van de ouders was in het verleden regelmatig behoorlijk verschillend zijn geweest en de onderlinge verhoudingen verder op scherp lijkt te hebben gezet. Vanwege deze verstoorde verstandhouding en het ontbreken van onderling contact heeft het hof er onvoldoende vertrouwen in dat bij benoeming van [belanghebbende 1] en/of [verzoekster] als bewindvoerder c.q. mentor er sprake kan zijn van constructief overleg met de andere kinderen en de betrokken zorgprofessionals over (vermogensrechtelijke) beslissingen rondom de moeder. Dit geldt temeer nu de mentor onbetwist naar voren heeft gebracht dat op dit moment de verstoorde verhoudingen al zorgen voor ruis in de te nemen beslissingen voor de moeder. Gelet hierop is het van belang dat er onafhankelijke professionals blijven zoals de huidige bewindvoerder en mentor die een neutrale positie kunnen innemen en in het belang van de moeder knopen kunnen doorhakken.
Voor zover de moeder een uitdrukkelijke voorkeur heeft uitgesproken voor (een van) de kinderen is gelet op het ziektebeeld van de moeder en op grond van de eigen waarneming van het hof tijdens de mondelinge behandeling voldoende gebleken dat aan deze voorkeur op dit moment geen doorslaggevende betekenis meer kan toekomen. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de moeder onvoldoende besef heeft waarom onderhavige procedure wordt gevoerd en waar deze betrekking op heeft respectievelijk wat haar belangen zijn. Overigens komt daar nog bij dat ook in het geval er nog wel voldoende gewicht toe zou komen aan een uitdrukkelijke voorkeur van de moeder, de verstoorde familieverhoudingen zich gelet op hetgeen hiervoor is overwogen verzetten tegen een benoeming van [belanghebbende 1] en/of [verzoekster] als bewindvoerder c.q. mentor. Dat wordt niet in het belang van de moeder geacht.
Tot slot is onvoldoende aannemelijk dat, zoals [verzoekster] stelt, de moeder onrust ervaart door de benoeming van een professionele bewindvoerder en mentor. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de moeder er geen weet van heeft dat er een professionele bewindvoerder is die haar vermogensrechtelijke belangen behartigt. Voor wat betreft de mentor is tijdens de mondelinge behandeling juist gebleken dat de moeder blij is met de mentor en dat deze een grote steun is voor haar. Al het voorgaande in acht genomen is het in het belang van de moeder dat de huidige bewindvoerder en mentor belast blijven met de uitvoering van het bewind c.q. mentorschap.
4.11.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikkingen waarvan beroep bekrachtigen.

5.De beslissing

Het hof:
in de zaak met zaaknummer 200.341.373/01(onderbewindstelling)
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Oost Brabant van 15 februari 2024;
in de zaak met zaaknummer 200.341.374/01 (mentorschap)
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Oost Brabant van 15 februari 2024;
in beide zaken
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, A.M. Bossink en M.I. Peereboom-van Drunick en is in het openbaar uitgesproken op 21 november 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.