Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 30 augustus 2024, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] ongewijzigd blijft, te weten bij de moeder, althans de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de moeder te bepalen en een tweewekelijkse zorgregeling vast te [minderjarige 1] met de vader waarbij [minderjarige 1] de ene week bij de moeder verblijft vanaf vrijdag uit school tot en met woensdag naar school, waarbij de moeder [minderjarige 1] vrijdag op school ophaalt en woensdag om 8.30 uur naar school brengt en in de andere week vanaf maandag uit school tot en met woensdag naar school, waarbij de moeder [minderjarige 1] maandag op school ophaalt en woensdag om 8.30 uur naar school brengt, althans dat het hof een regeling vaststelt die het hof juist acht;
II. te bepalen dat de vader zijn medewerking verleent aan het opnieuw aanmelden van [minderjarige 1] bij [school] te [plaats] ;
III. te bepalen dat, indien de vader zijn medewerking niet verleent aan de in dezen te geven beschikking, deze in de plaats zal treden van de toestemming van de vader (vervangende toestemming), te weten vervangende toestemming te verlenen aan de moeder om [minderjarige 1] weer in te schrijven in de gemeente [gemeente] , als ook weer in te schrijven bij de school in [plaats] [school] (indien nodig);
IV. voor recht te verklaren dat de school ongewijzigd blijft en [minderjarige 1] tot en met groep 8 van de basisschooljaren op de huidige basisschool te [plaats] mag blijven gaan;
V. te bepalen dat alle vakanties bij helfte worden verdeeld, waarvan [minderjarige 1] in de zomervakantie bij iedere ouder drie aaneengesloten weken is.
Als voorwaardelijk verzoek (in het geval de hoofdverblijfplaats en de school bij de vader in [woonplaats vader] blijft), verzoekt de moeder het hof vast te stellen dat [minderjarige 1] drie van de vier weekenden bij de moeder verblijft en te bepalen dat de vader [minderjarige 1] elke vrijdag – behalve de eerste vrijdag van de maand – naar [plaats] brengt en de moeder [minderjarige 1] ophaalt in [plaats] met de trein. Op zondag brengt de moeder [minderjarige 1] naar [plaats] met de trein waar de vader [minderjarige 1] ophaalt in [plaats] .
Alsmede verzoekt de moeder te bepalen dat in geval van vakanties het halen en brengen op dezelfde wijze gebeurt, te weten de vader brengt [minderjarige 1] naar [plaats] en de moeder haalt [minderjarige 1] op in [plaats] en bij het terugbrengen brengt de moeder [minderjarige 1] naar [plaats] en haalt de vader [minderjarige 1] op in [plaats] .
Het hof heeft aan deze verzoeken zaaknummer 200.345.405/
1verbonden.
In het incident:
De moeder heeft in haar beroepschrift ook verzocht de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking op grond van artikel 360 lid 2 Rv te schorsen voor de duur van deze procedure in hoger beroep, hetgeen bij toewijzing betekent dat [minderjarige 1] haar hoofdverblijfplaats nog altijd heeft bij de moeder en [minderjarige 1] haar schoolperiode op [school] in [plaats] kan vervolgen.
Het hof heeft aan dit verzoek zaaknummer 200.345.405/02 verbonden.