Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
niet toe aan de rechthebbende maar aan de bewindvoerder.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging die aan de bewindvoerder was verleend om de nalatenschap van de overleden moeder van de verzoekster af te wikkelen. De verzoekster, die onder bewind staat, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank Limburg van 27 mei 2024, waarin de bewindvoerder de machtiging kreeg om de nalatenschap af te wikkelen. De verzoekster stelde dat zij de enige erfgenaam was en dat zij zelf de nalatenschap wilde afwikkelen, zonder tussenkomst van de bewindvoerder. Het hof heeft in zijn beoordeling gekeken naar de feiten en omstandigheden van de zaak, waaronder de communicatie tussen de verzoekster, haar advocaat en de bewindvoerder. Het hof concludeerde dat de bewindvoerder zich gedurende een lange periode heeft ingespannen om de afwikkeling van de nalatenschap in samenspraak met de verzoekster te doen, maar dat de verzoekster en haar advocaat hierin niet adequaat hebben gehandeld. Het hof oordeelde dat de bewindvoerder terecht de machtiging had aangevraagd, gezien de lange periode van inactiviteit van de verzoekster en de noodzaak om de nalatenschap af te wikkelen. De beslissing van de rechtbank werd dan ook bekrachtigd.