Uitspraak
- [minderjarige 1], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2010;
- [minderjarige 2], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2014.
Raad voor de Kinderbescherming,
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in het principaal en incidenteel hoger beroep
- het V6-formulier van mr. Van Riet van 1 september 2024 met producties 4-15;
- het V8-formulier van mr. Van Heerd van 9 september met productie 12.
3.De feiten
4.De omvang van het geschil in principaal en incidenteel hoger beroep
primair:het ouderschapsplan van 15 september 2022 van partijen, met inachtneming van hetgeen wordt verzocht onder de punten 3 en 4 voornoemd en dus voor het overige, te bekrachtigen;
te bepalen dat de man met ingang van 1 januari 2023 wegens een gebrek aan draagkracht niet meer verplicht is om bij te dragen aan de kindrekening;
primair: het ouderschapsplan van 15 september 2022 van partijen, met inachtneming van hetgeen wordt verzocht onder de punten 3, 4 en 5 voornoemd en dus voor het overige, te bekrachtigen;
te bepalen dat de man met ingang van 1 januari 2023 niet meer verplicht is om aan de vrouw te betalen voor de kosten van [minderjarige 1] en [minderjarige 2];
meer subsidiair te bepalen dat de man een bedrag van € 6.161,67 mag verrekenen op hetgeen hij over de periode vanaf maart 2023 aan de vrouw verschuldigd is wegens kinderalimentatie;
6.De slotsom in het principaal en het incidenteel hoger beroep
7.De beslissing in het principaal en het incidenteel hoger beroep
- bepaalt dat de bijdrage van de ouders in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen niet meer wordt betaald in de vorm van periodieke betalingen op de kindrekening, maar door betaling van de ene ouder rechtstreeks aan de andere ouder;
- bepaalt dat de man met ingang van 1 maart 2023 (tot 1 januari 2024) een bedrag van
- bepaalt dat de man met ingang van 1 januari 2024 geen kinderalimentatie aan de vrouw betaalt voor [minderjarige 1];
- bepaalt dat de man met ingang van 1 januari 2024 een kinderalimentatie aan de vrouw voldoet voor [minderjarige 2], na indexering, van € 454,34 per maand;
- bepaalt dat de man de verblijfsoverstijgende kosten voor [minderjarige 1] betaalt en dat de vrouw de verblijfsoverstijgende kosten voor [minderjarige 2] betaalt;