ECLI:NL:GHSHE:2024:3615

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
200.324.844_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over schade aan dak door uitgroei van planten

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een burengeschil tussen twee partijen over schade aan het dak van de ene partij, [geïntimeerde], die beweert dat de schade is veroorzaakt door uitgroeiende takken van planten van de andere partij, [appellanten]. [geïntimeerde] heeft na de aankoop van zijn woning verbouwingswerkzaamheden uitgevoerd, waaronder het plaatsen van dakramen. Hij stelt dat de takken van de planten van [appellanten] hebben geleid tot schade aan zijn dak, wat resulteerde in de verschuiving van dakpannen en andere dakelementen. [appellanten] betwist deze claim en stelt dat de schade het gevolg is van ouderdom en slecht onderhoud van het dak, aangezien het huis van [geïntimeerde] jarenlang leeg heeft gestaan.

De procedure begon met een vordering van [geïntimeerde] in eerste aanleg, waarin hij schadevergoeding eiste van [appellanten]. De rechtbank heeft in eerste aanleg geoordeeld dat [appellanten] een bedrag van € 4.900,50 aan schadevergoeding moest betalen, maar [appellanten] ging in hoger beroep. In het hoger beroep heeft het hof de vorderingen van [geïntimeerde] afgewezen, omdat hij niet voldoende bewijs had geleverd dat de schade aan zijn dak daadwerkelijk was veroorzaakt door de beplanting van [appellanten]. Het hof oordeelde dat de schade niet voldoende was onderbouwd en dat er onvoldoende bewijs was dat de takken van [appellanten] de oorzaak waren van de schade. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank voor zover het de schadevergoeding betrof en wees de vordering van [geïntimeerde] af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
zaaknummer 200.324.844/01
arrest van 19 november 2024
in de zaak van

1.[appellanten] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[appellanten] ,wonende te [woonplaats] ,
appellanten in principaal hoger beroep,
geïntimeerden in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [appellanten] ,
advocaat: mr. W.P.G. Verstappen te Eindhoven,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellant in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. P.A. Schippers te 's-Hertogenbosch,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 9 mei 2023 in het hoger beroep van het door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, onder zaaknummer c/02/388497 / ha za 21-460 gewezen vonnis van 17 augustus 2022.

5.Waar gaat deze zaak over?

[geïntimeerde] en [appellanten] zijn buren van elkaar. [geïntimeerde] heeft na de koop van zijn huis het dak verbouwd. Volgens hem was dat nodig omdat uitgroeiende takken van planten uit de tuin van zijn buren tot schade aan zijn dak hebben geleid. Die takken zouden ervoor hebben gezorgd dat pannen en andere dakelementen (nokvorsten geheten) op het dak zijn verschoven. [geïntimeerde] vindt dat zijn buren daarom moeten betalen voor het werk aan het dak. Zijn buren zijn het daar niet mee eens. Het huis van [geïntimeerde] heeft volgens hen, voordat hij het kocht, jarenlang leeggestaan. Het dakraam op zolder heeft vele jaren open gestaan en gedurende die tijd is er geen onderhoud gepleegd aan het huis of het dak. De problemen aan het dak zijn volgens hen ontstaan door ouderdom en slecht onderhoud van het huis, en niet door takken afkomstig van hun planten. Hun planten zijn volgens hen ook niet onder het dak van de buurman doorgegroeid.
6.
Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 9 mei 2023 waarbij het hof een mondeling behandeling na aanbrengen heeft gelast;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling na aanbrengen van 18 juli 2023;
  • de memorie van grieven met producties;
  • de memorie van antwoord in principaal appel alsmede memorie van grieven in incidenteel appel met producties;
  • de memorie van antwoord in incidenteel appel tevens houdende akte indienen nadere producties in principaal appel;
  • de mondelinge behandeling na antwoord, waarbij [geïntimeerde] spreeknotities heeft overgelegd;
  • de bij H12-formulier door [geïntimeerde] toegezonden akte overlegging producties, die hij bij de mondelinge behandeling na antwoord bij akte in het geding heeft gebracht.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

7.De beoordeling

7.1.
De feiten
7.1.1.
In overweging 2.1 tot en met 2.10 heeft de rechter in eerste aanleg vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Deze feiten zijn niet betwist en vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Voorts staan nog enkele andere feiten, als enerzijds voldoende gemotiveerd gesteld en anderzijds niet (voldoende gemotiveerd) betwist, tussen partijen vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van de in dit hoger beroep relevante feiten:
a. [geïntimeerde] is sinds 15 mei 2020 eigenaar van [de woning] ;
b. [appellanten] is sinds 2003 eigenaar van de daarnaast [adres] gelegen woning in [woonplaats] . [appellanten] exploiteert op dit adres een fietswinkel die reparatie en onderhoud van fietsen aanbiedt.
c. [geïntimeerde] heeft na de aankoop van zijn woning verbouwingswerkzaamheden verricht. [geïntimeerde] heeft op 28 mei 2020 in de eerste verdieping van de bestaande uitbouw van zijn woning twee dakramen laten plaatsen en de schoorsteen laten verwijderen. De uitbouw van [geïntimeerde] heeft een schuin dak en bevindt zich aan de achterzijde van zijn woning.
d. Naast de muur van deze uitbouw van [geïntimeerde] ligt de tuin van [appellanten] Ter hoogte van de scheidsmuur heeft [appellanten] beplanting groeien, waaronder een druivenstruik en blauwe regen. Ook heeft [appellanten] , naast de scheidsmuur, in het verlengde van zijn woning een pergola staan die aan de bovenzijde is begroeid.
e. [appellanten] heeft bij brief van 5 oktober 2020 aan [geïntimeerde] bezwaar gemaakt tegen de geplaatste dakramen omdat deze uitzicht bieden op zijn perceel.
f. [geïntimeerde] heeft bij brief van zijn advocaat van 27 oktober 2020 aan [appellanten] medegedeeld dat de dakramen zijn toegestaan en daarom niet zullen worden verwijderd. Daarnaast heeft [geïntimeerde] aan [appellanten] gemeld dat hij schade en hinder ondervindt onder meer van de beplanting van [appellanten]
g. De voormalig gemachtigde van [appellanten] heeft bij brief van 26 november 2020 ontkend dat sprake is van door [appellanten] veroorzaakte schade of hinder.
h. Bij e-mailbericht van 21 april 2021 aan de toenmalige gemachtigde van [appellanten] heeft de advocaat van [geïntimeerde] het standpunt dat de druivenstruik van [appellanten] het dak van [geïntimeerde] heeft beschadigd nader onderbouwd met een offerte van [aannemer] en verzocht om betaling van de herstelkosten ter hoogte van een bedrag van € 7.925,00 incl. btw.
i. Daarna is tussen de gemachtigden van partijen over en weer gecorrespondeerd waarbij de standpunten over de gerezen geschillen uiteen zijn gezet, maar dat heeft niet geleid tot een oplossing tussen partijen.
j. [geïntimeerde] heeft zijn pand verkocht en op 18 juli 2024 geleverd aan een derde.
7.2.
De procedure in eerste aanleg
in conventie
7.2.1.
[geïntimeerde] vorderde in eerste aanleg – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat de dakvensters van [geïntimeerde] op de huidige locatie aanwezig mogen zijn zonder dat deze vastgezet worden en/of van doorzichtig glas/folie worden voorzien;
II. [appellanten] verbiedt enige beplanting tegen de gevelmuur van [geïntimeerde] te doen groeien (op straffe van een dwangsom);
III. [appellanten] veroordeelt een bedrag van € 7.925,50 aan door [appellanten] veroorzaakte schade aan het dak aan [geïntimeerde] te vergoeden (vermeerderd met rente);
IV. [appellanten] veroordeelt tot het terugsnoeien van de aan de pergola groeiende beplanting en deze (terug)gesnoeid te houden tot onder de hoogte van de scheidsmuur (op straffe van een dwangsom);
V. [appellanten] verbiedt om fietsen te (doen) plaatsen voor de woning van [geïntimeerde] (op straffe van een dwangsom);
VI. [appellanten] gebiedt zonnepanelen op zijn kosten tijdelijk te verwijderen binnen twee weken na een redelijk verzoek van [geïntimeerde] daartoe (op straffe van een dwangsom);
VII. [appellanten] veroordeelt in de proceskosten (vermeerderd met kosten).
7.2.2.
[appellanten] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [geïntimeerde] .
in reconventie
7.2.3.
[appellanten] heeft in eerste aanleg gevorderd – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- primair, [geïntimeerde] veroordeelt de dakramen te verwijderen en verwijderd te houden of te verplaatsen en verplaatst te houden, zodanig dat de dakramen zich niet meer bevind(t)(en) binnen twee meter van de erfgrens van het perceel van [appellanten] (op straffe van een dwangsom);
- subsidiair, [geïntimeerde] veroordeelt de dakramen volledig en definitief ondoorzichtig en vaststaand te maken en te houden (op straffe van een dwangsom)
- [geïntimeerde] veroordeelt in de proceskosten (vermeerderd met de rente en kosten).
7.2.4.
[geïntimeerde] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [appellanten] .
in conventie en in reconventie
7.2.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang in dit hoger beroep, nader ingegaan.
7.2.6.
Bij eindvonnis van 17 augustus 2022 heeft de rechtbank, zakelijk weergegeven, [appellanten] in conventie veroordeeld:
( a) aan [geïntimeerde] een bedrag van € 4.900,50 aan schadevergoeding te betalen (vermeerderd met rente);
( b) tot het snoeien en gesnoeid houden van de aan de pergola groeiende beplanting tot aan de hoogte van de scheidsmuur;
( c) de zonnepanelen op zijn kosten tijdelijk te verwijderen binnen vier weken na een schriftelijk verzoek van [geïntimeerde] daartoe;
( d) dwangsommen aan de veroordelingen verbonden;
( e) de proceskosten gecompenseerd.
In reconventie heeft de rechtbank de vorderingen van [appellanten] afgewezen en de proceskosten gecompenseerd.
7.3.
De procedure in hoger beroep
in principaal hoger beroep
7.3.1
[appellanten] heeft in principaal hoger beroep vijf grieven aangevoerd tegen het bestreden vonnis en geconcludeerd tot vernietiging daarvan, tot het afwijzen van de vorderingen van [geïntimeerde] in conventie en tot het toewijzen van zijn gewijzigde vorderingen in reconventie, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
in incidenteel hoger beroep
7.3.2.
[geïntimeerde] heeft in incidenteel hoger beroep twee grieven aangevoerd tegen het bestreden vonnis en geconcludeerd tot gedeeltelijke vernietiging daarvan en toewijzing van zijn gewijzigde vorderingen in conventie, met veroordeling van [appellanten] in de proceskosten.
in principaal en incidenteel hoger beroep
7.3.3.
[geïntimeerde] en [appellanten] hebben gemotiveerd verweer gevoerd tegen elkaars vorderingen en grieven. Dat verweer komt voor zover van belang in het hoger beroep in het hiernavolgende aan de orde.
omvang hoger beroep
7.3.4.
Bij mondelinge behandeling na antwoord heeft [appellanten] de grieven I en V in principaal appel en zijn vorderingen tot verwijdering/verplaatsing en het ondoorzichtig/vaststaand maken van de dakramen ingetrokken. [geïntimeerde] heeft zijn grieven en zijn vorderingen in incidenteel appel ingetrokken. Daarmee ligt in dit hoger beroep alleen de schadevergoedingsvordering van [geïntimeerde] ter beoordeling door het hof voor.
7.4.
Schade aan het dak door beplanting?
7.4.1.
De grieven II, III en IV in principaal hoger beroep van [appellanten] strekken tot het alsnog afwijzen van de schadevergoedingsvordering van [geïntimeerde] . [appellanten] betoogt met die grieven dat de schade aan het dak van [geïntimeerde] niet kan zijn veroorzaakt door zijn beplanting en dat de slechte staat van de eigen tuin en het pand van [geïntimeerde] heeft geleid tot de schade. De grieven houden ook een betwisting in van de schadeomvang en het causaal verband tussen de gestelde uitgroei van de planten en de gestelde schade aan het dak.
7.4.2.
Het hof stelt het volgende voorop. [geïntimeerde] stelt dat de schade aan zijn dak is veroorzaakt door uitgroei van planten (meer concreet de druivenstruik) van [appellanten] [geïntimeerde] baseert zijn vordering op de onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW).
Op [geïntimeerde] rusten overeenkomstig de hoofdregel van art. 150 (https://www.inview.nl/openCitation/idc6b4ae9fb27411c57054cd27c99fcd73) Rv de stelplicht en bewijslast van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat [appellanten] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld (dan wel dat de schade anderszins is veroorzaakt door voor rekening van [appellanten] komende omstandigheden). Dat geldt ook voor de (omvang van) de schade.
7.4.3.
Volgens [geïntimeerde] hebben takken van [appellanten] geleid tot schade aan zijn dak. Volgens hem zijn de dakconstructie, dakpannen en nokvorsten als gevolg van ontzetting door die takken beschadigd. Volgens [geïntimeerde] blijkt dit uit de door hem overgelegde foto’s, de verklaring van [aannemer] en de offerte van [aannemer] . De schade bedraagt volgens [geïntimeerde] € 7.952,50, dit is het bedrag dat door [aannemer] is geoffreerd terzake het verwijderen van de dakpannen, het schoonmaken van het dak en het plaatsen van nieuwe dakpannen. Hiervan heeft de rechtbank € 4.900,50 toegewezen.
7.4.4.
Het hof volgt niet het betoog van [geïntimeerde] dat (gebrekkig onderhoud van) beplanting van [appellanten] heeft geleid tot de door hem gestelde schade aan het dak. Daarbij acht het hof het volgende redengevend.
[geïntimeerde] verwijst ter onderbouwing van zijn stelling dat de beplanting van [appellanten] heeft geleid tot schade aan zijn dak naar foto’s van takken die zich op zijn dak hebben bevonden toen de door hem ingeschakelde aannemer ( [aannemer] ) – naar het hof begrijpt in mei 2020 (zie hiervoor rov. 7.1.1. onder c.) – aan de slag ging met het plaatsen van dakramen. Dat er op die foto’s takken te zien zijn, wil nog niet zeggen dat het gaat om uitlopers van planten van [appellanten] Dat de takken vanaf de tuin van [appellanten] doorgroeien op of onder het dak van [geïntimeerde] is op die foto’s niet te zien. Op de foto’s zijn takken (zonder bladeren) zichtbaar. Dat het gaat om vertakkingen van de met groene bladeren begroeide planten die zich bevinden in de tuin van [appellanten] blijkt niet uit de foto’s. De op de foto’s zichtbare takken verschillen in omvang en structuur. Een van de takken heeft een geheel andere structuur dan een druivenstruik, zodat in elk geval met betrekking tot die tak niet uit de foto’s kan worden afgeleid dat het gaat om uitgroei van de druivenstruik die zich in de tuin van [appellanten] bevindt. Foto’s waarop duidelijk te zien is dat vanaf de tuin van [appellanten] naar het dak (druiven)takken groeien, ontbreken. Op basis van de in het geding gebrachte foto’s is dus niet vast te stellen dat de op het dak aangetroffen takken uitgroei betreft van planten waarvan de stam zich bevindt in de tuin van [appellanten] Integendeel, dat twee op de foto’s zichtbare takken een dikkere stamomtrek hebben dan de op dezelfde foto’s zichtbare beplanting in de tuin van [appellanten] , is eerder een aanknopingspunt dat ten aanzien daarvan geen sprake is van uitgroei of verdere vertakking van planten van [appellanten] richting het dak van [geïntimeerde] .
7.4.5.
[geïntimeerde] heeft voorts verwezen naar de offerte van [aannemer] van 30 december 2020 en de verklaring van [aannemer] van 24 december 2022. De offerte ziet op het verwijderen van de dakpannen op het gehele dak, het schoonmaken van het dak, het terugplaatsen van de dakpannen en het leveren en plaatsen van naar het hof begrijpt 70 nieuwe dakpannen. Weliswaar staat op de offerte ook de post “
Leveren van eindvorst en dichtmetselen”, maar ten aanzien daarvan is geen prijs in de offerte vervat. De post is ook niet als stelpost daarin opgenomen.
De door [geïntimeerde] in het geding gebrachte offerte en verklaring van de door hem ingeschakelde [aannemer] zijn onderling inconsistent en stroken niet met de stelling van [geïntimeerde] dat door (uitgroei van de) planten van [appellanten] schade aan zijn dak is opgetreden. In de schriftelijke verklaring is door [aannemer] verklaard dat hij bij het plaatsen van nieuwe dakramen in juli 2020 heeft gezien dat struiken, klimop en druiftakken vanuit de tuin van [appellanten] onder de dakpannen zijn doorgegroeid. De constructie van het dak was daardoor vervuild, verrot en beschadigd en de pannen en daknokken zijn door de groei van de takken los gekomen, waardoor lekkages zijn ontstaan, aldus [aannemer] .
In de eerste plaats is van belang dat deze verklaring dateert van ruim anderhalf jaar nadat de schade door [aannemer] volgens zijn eigen stellingen is geconstateerd en van ruim een jaar nadat hij een offerte heeft uitgebracht voor uit te voeren (herstel)werk aan het dak. De verklaring sluit bovendien niet aan bij hetgeen volgt uit de door [geïntimeerde] overgelegde foto’s (zie rov. 7.4.4. hiervoor) en de analyse van de door [appellanten] ingeschakelde deskundige (zie rov. 7.4.7. hierna). Voorts is van belang dat uit de offerte niet blijkt dat sprake is van een beschadigde dakconstructie of de noodzaak tot aanpassing daarvan: in de offerte zijn immers geen renovatiewerkzaamheden ten aanzien van de dakconstructie zoals vervanging van pannenlatten of de daaronder gelegen laag geoffreerd. De geoffreerde werkzaamheden betreffen ook niet expliciet werkzaamheden die zien op het verwijderen of voorkomen van uitgroei, zoals snoeiwerk, het verwijderen van uitgroei of het verhelpen/voorkomen van lekkages als gevolg van doorgroei van takken. Dat alle “
huidige pannen” volgens de offerte verwijderd moeten worden is eerder een indicatie dat het hele dak aan renovatie toe was: daaruit blijkt niet althans niet voldoende duidelijk van specifieke door uitgroei veroorzaakte schade aan het dak. De offerte heeft bovendien betrekking op het gehele dakvlak: alle zijden van het dak – ook de zijde die niet grenst aan de tuin van [appellanten] – en de gehele lengte van de nokvorsten en diepte van de dakvlakken (dus vanaf de goot tot aan de nok). [geïntimeerde] heeft tijdens de zitting in hoger beroep erkend dat niet met betrekking tot alle dakvlakken en niet ten aanzien van de gehele omtrek van de nokvorsten sprake is geweest van schade vermeend veroorzaakt door planten van [appellanten]
Uit de offerte blijkt zonder uitleg, die niet is gegeven, gezien het voorgaande dan ook niet dat de geoffreerde en uitgevoerde werkzaamheden het gevolg zijn van uitgroei van de planten van [appellanten] en ook niet dat de dakpannen aan vervanging toe waren omdat sprake was van ontzetting door takken afkomstig van planten van [appellanten]
7.4.6.
Hierbij komt dat [appellanten] gemotiveerd heeft betwist dat takken die afkomstig zijn van beplanting uit zijn tuin op en onder het dak van [geïntimeerde] zijn gegroeid en schade aan het dak hebben veroorzaakt. [appellanten] heeft in dit verband gewezen op ouderdom van (79 jaar) en achterstallig onderhoud aan het pand van [geïntimeerde] , en de jarenlange leegstand. Het dakraam heeft volgens [appellanten] gedurende ruim tien jaren open gestaan nadat zich aldaar gedurende jaren eerst een hennepplantage heeft bevonden.
7.4.7.
[appellanten] heeft voorts gewezen op de analyse van de door hem ingeschakelde deskundige (Doevendans). Beperkte ingroei van begroeiing die boven de dakgoot uitkomt vanuit de tuin van [appellanten] kan volgens de deskundige niet tot ontzetting van de pannen en nokvorsten hebben geleid. Dat is alleen mogelijk als sprake is geweest van forse woekerende begroeiing vanuit de tuin van [appellanten] , maar daarvan zijn geen sporen of restanten aanwezig, aldus de deskundige. Als reactie op deze gemotiveerde betwisting van [appellanten] heeft [geïntimeerde] volstaan met een verwijzing naar de hiervoor genoemde foto’s. Zoals het hof reeds heeft overwogen, volgt uit deze foto’s op zichzelf niet dat de takken op het dak afkomstig zijn van de beplanting in de tuin van [appellanten]
7.4.8.
Het hof stelt vast dat er uiteindelijk geheel andere werkzaamheden aan het dak zijn uitgevoerd dan die waarop de offerte van [aannemer] zag. Volgens [geïntimeerde] zijn immers de nokvorsten geheel vernieuwd. De offerte van [aannemer] had echter geen betrekking op nokvorsten. Voor zover daaronder de “
eindvorsten” dienen te worden verstaan – is zoals het hof reeds heeft overwogen – hiervoor geen prijs in de offerte opgenomen. Dat de door [aannemer] geconstateerde schade conform de prijzen in zijn offerte en aan de hand van de daarin opgenomen voorgestelde werkzaamheden is hersteld, blijkt daarmee daar juist niet uit. [geïntimeerde] heeft ook geen factuur overgelegd waaruit volgt dat de werkzaamheden zoals geoffreerd daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Daarmee heeft hij de door hem gestelde schade als gevolg van de vermeende uitgroei niet voldoende concreet onderbouwd.
7.4.9.
Uit het voorgaande volgt, in onderlinge samenhang bezien, dat [geïntimeerde] zijn stelling dat de takken van [appellanten] schade aan het dak hebben veroorzaakt die bestaat uit de kosten verbonden aan de door [aannemer] geoffreerde werkzaamheden, onvoldoende heeft onderbouwd. Het hof neemt hierbij in overweging dat wegens omstandigheden die aan [geïntimeerde] zijn toe te rekenen, op dit moment niet meer is vast te stellen of de schade aan zijn dak het gevolg is van (achterstallig onderhoud aan) de planten van [appellanten] [geïntimeerde] heeft niet bij het ontdekken daarvan direct aan [appellanten] de schade gemeld. Ook heeft hij werk aan het dak laten verrichten zonder aan [appellanten] vooraf gelegenheid te bieden de schade te verhelpen of te controleren of de aangetroffen schade door hem, althans door zijn planten is veroorzaakt.
7.4.10.
Uit het voorgaande volgt dat aan bewijslevering niet wordt toegekomen, nog daargelaten dat een voldoende gespecificeerd bewijsaanbod in hoger beroep ontbreekt.
7.5.
Slotsom
in principaal hoger beroep
7.5.1.
Het principaal appel van [appellanten] slaagt. Hetgeen [appellanten] meer of anders aan zijn verweer ten grondslag heeft gelegd behoeft geen nadere bespreking. Het hof komt gelet op het voorgaande niet aan bewijslevering toe.
7.5.2.
Het bestreden vonnis in conventie zal voor zover de vordering van [geïntimeerde] tot schadevergoeding is toegewezen worden vernietigd.
De rechtbank had de proceskosten van de procedure in conventie gecompenseerd omdat partijen over en weer op bepaalde punten in het gelijk zijn gesteld. Het hof ziet in de beslissingen in principaal en incidenteel hoger beroep geen aanleiding om hiervan af te wijken. Het vonnis van de rechtbank zal op dit punt dan ook worden bekrachtigd.
7.5.3.
De kosten voor de procedure in principaal hoger beroep aan de zijde van [appellanten] zullen vastgesteld worden op:
  • Explootkosten € 127,43
  • Griffierechten € 343,00
  • Salaris advocaat € 1.716,00 (2 punt(en) x tarief I)
  • Nakosten
Totaal € 2.364,43
7.5.4.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
in incidenteel hoger beroep
7.5.5.
Het incidenteel appel is ingetrokken. De in incidenteel hoger beroep door [appellanten] gemaakte proceskosten komen wel voor vergoeding in aanmerking. [geïntimeerde] zal in die kosten worden veroordeeld. De kosten voor de procedure in principaal hoger beroep aan de zijde van [appellanten] zullen vastgesteld worden op:
- Salaris advocaat
€ 858,00(1/2 x 2 punt(en) x tarief I)
Totaal € 858,00

8.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover de vordering van [geïntimeerde] tot schadevergoeding is toegewezen;
in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst af de vordering van [geïntimeerde] in reconventie strekkende tot schadevergoeding;
veroordeelt [geïntimeerde] in de proceskosten van het hoger beroep door [appellanten] begroot op € 3.222,43 (principaal en incidenteel), te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [geïntimeerde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het arrest daarna wordt betekend, dan moet [geïntimeerde] € 92,- extra betalen vermeerderd met de kosten van betekening;
veroordeelt [geïntimeerde] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door mrs. Z.D. van Heesen-Laclé, N.W.M. van den Heuvel en J.K.B. van Daalen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 19 november 2024.
griffier rolraadsheer