ECLI:NL:GHSHE:2024:3595

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
20-003499-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal door twee of meer verenigde personen met gebruik van braak en inklimming

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 11 december 2023. De verdachte, geboren in 1978 en thans verblijvende in PI Vught, was in eerste aanleg veroordeeld voor meerdere feiten, waaronder diefstal door twee of meer verenigde personen, opzetheling en overtreding van de Wegenverkeerswet. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte behandeld, waarbij de advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zal worden vernietigd en de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden. De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de meeste tenlastegelegde feiten, maar het hof heeft de bewezenverklaring van de diefstal en heling bevestigd, met uitzondering van een deel van de tenlastelegging. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 4.359,93, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft ook beslissingen genomen over in beslag genomen goederen en de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003499-23
Uitspraak : 25 oktober 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond van 11 december 2023 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 03-058684-23 en 03-110334-23, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummers 03-074259-20, 20-001511-21, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
wonende te [adres 1] ,
thans uit anderen hoofde verblijvende in PI Vught, [adres 2] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het tenlastegelegde bewezen verklaard, dat gekwalificeerd als:
  • ‘diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak’ (feit 1 in de zaak met parketnummer 03-058684-23),
  • ‘diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak’ (feit 2 in de zaak met parketnummer 03-058684-23),
  • ‘met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in art. 350a, eerste lid, of 350c wordt gepleegd, voorhanden hebben van een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen is tot het plegen van een zodanig misdrijf’ (feit 3 primair in de zaak met parketnummer 03-058684-23),
  • ‘opzetheling’ (feit 4 in de zaak met parketnummer 03-058684-23),
  • ‘overtreding van artikel 41, eerste lid, onder d, van de Wegenverkeerswet 1994’ (feit 5 in de zaak met parketnummer 03-058684-23),
  • ‘poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming’ (feit 1 in de zaak met parketnummer 03-110334-23),
  • ‘medeplegen van met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in art. 350a, eerste lid, of 350c wordt gepleegd, voorhanden hebben van een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen is tot het plegen van een zodanig misdrijf’ (feit 2 in de zaak met parketnummer 03-110334-23),
de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van het voorarrest. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] is geheel toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, alsmede is een proceskostenveroordeling uitgesproken. De rechtbank heeft voorts de tenuitvoerlegging gelast van de eerder bij vonnis van 4 februari 2022 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 maand (parketnummer 03-074259-20), alsmede van de eerder bij arrest van 21 september 2021 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden (parketnummer 20-001511-21). Verder heeft de rechtbank beslissingen genomen ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder feit 1 tot en met 5 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-058684-23, alsmede het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-110334-23 bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van het voorarrest. Verder heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij integraal zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de tenuitvoerlegging zal gelasten van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen (parketnummers 03-074259-20 en 20-001511-21). Ten slotte heeft de advocaat-generaal een standpunt ingenomen met betrekking tot de inbeslaggenomen goederen.
Door en namens de verdachte is primair integrale vrijspraak bepleit van het onder feiten 1 tot en met 5 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-058684-23. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof voor wat betreft het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-110334-23. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd en een standpunt ingenomen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis, met inbegrip van de beslissing ten aanzien van de vorderingen tot uitvoerlegging en met uitzondering van de bewezenverklaring van het onder feit 4 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-058684-23, de opgelegde straf en de beslissing ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij en het beslag.
Het onder feit 4 tenlastegelegde met parketnummer 03-058684-23
Tenlastelegging
hij op of omstreeks 26 februari 2023 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo,
- twee kentekenplaten [kenteken 1] , en/of
- een kentekenplaat [kenteken 2] , en/of
- een Duitse kentekenplaat [kenteken 3] ,
althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Partiële vrijspraak kentekenplaten [kenteken 1]
Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal maar met de verdediging is het hof van oordeel dat op grond van het verhandelde ter terechtzitting en het politiedossier niet kan worden vastgesteld dat de kentekenplaten met de combinatie [kenteken 1] uit misdrijf afkomstige goederen betreffen. Hoewel de kentekenplaten niet bij de gele Scania-trekker van de verdachte horen en verdachte niet de kentekenhouder van de platen is, ontbreekt voldoende bewijs voor het bestanddeel dat deze kentekenplaten van misdrijf afkomstig zijn. Aldus spreekt het hof de verdachte partieel vrij van heling van de onder feit 4 tenlastegelegde kentekenplaten [kenteken 1] .
Bewezenverklaring
hij op 26 februari 2023 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo,
- een kentekenplaat [kenteken 2] , en
- een Duitse kentekenplaat [kenteken 3] ,
voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Bewijsvoering
Het hof bevestigt de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen, ook ten aanzien van het onder feit 4 tenlastegelegde met parketnummer 03-058684-23. Het hof stelt vast dat de bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen van de rechtbank aanvulling dan wel verbetering behoeven.
Verbetering van de bewijsmiddelen
1. Het hof verbetert voetnoot 16 op pagina 8 van het vonnis zodat deze als volgt komt te luiden:
- proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 april 2023, pagina 37.
2. Het hof verbetert voetnoot 19 op pagina 8 van het vonnis zodat deze als volgt komt te luiden:
- bijlage 4 bij het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 maart 2023, pagina’s 99 t/m 113.
Aanvulling en verbetering van de bewijsoverwegingen
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging - op gronden zoals verwoord in de pleitnota - integrale vrijspraak bepleit van het onder feit 1 tot en met 5 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-058684-23. Daartoe is kort gezegd aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde te komen.
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep geschaard achter de omvang van de bewezenverklaring zoals deze volgt uit het vonnis van de rechtbank, behoudens voor wat betreft het onder feit 1 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-110334-23, in die zin dat het hof in plaats van
inklimmingbewezen zal verklaren
braak.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof neemt de bewijsoverwegingen van de rechtbank op pagina’s 9 tot en met 11, alsmede op pagina 13 van het vonnis over, behoudens de hierna omschreven alinea op pagina 11 van het vonnis ten aanzien van feit 4 in de zaak met parketnummer 03-058684-23:
‘Ten aanzien van de kentekenplaten [kenteken 1] kan niet worden vastgesteld dat ze zijn
gestolen. Wel staat vast dat ze niet bij de gele Scania van de verdachte horen en dat de
verdachte niet de kentekenhouder van deze platen is. Onder deze omstandigheden kan het
bezit van de platen eveneens gekwalificeerd worden als heling.’
Nu de verdachte partieel is vrijgesproken van heling van de onder feit 4 in de zaak met parketnummer 03-058684-23 tenlastegelegde kentekenplaten [kenteken 1] zal het hof deze alinea uit de bewijsoverwegingen niet overnemen.
In aanvulling op de overwegingen van de rechtbank overweegt het hof het volgende met betrekking tot het standpunt van de advocaat-generaal ten aanzien van het onder feit 1
tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-110334-23. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat sprake is van
inklimming. Het hof overweegt daartoe dat gelet op het bepaalde in artikel 89 van het Wetboek van Strafrecht onder inklimming mede wordt verstaan elke wijze van passeren van een aanwezig obstakel. Nu de verdachte en de mededaders over het hek geklommen zijn om toegang tot het terrein van Euromax te verschaffen, is het hof met de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van poging tot diefstal door middel van inklimming.
Gelet op het voorgaande verwerpt het hof op dezelfde gronden als de rechtbank het verweer van de verdediging in alle onderdelen en bevestigt het vonnis waarvan beroep dan ook in zoverre.
Resumerend acht het hof, op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en de door de rechtbank gebezigde en door het hof verbeterde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, dat de verdachte het onder feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-058684-23, alsmede het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-110334-23 heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring in het vonnis is vermeld.
Op te leggen sanctie
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht om in strafmatigende zin rekening te houden met de omstandigheid dat er door verbalisant [verbalisant] onrechtmatig een vuurwapen op de verdachte is gericht tijdens de aanhouding.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal van goederen in vereniging van een bedrijfsterrein waarbij ook gebruik is gemaakt van een
jammer(feit 1 en feit 2 in de zaak met parketnummer 03-110334-23). Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan twee gekwalificeerde diefstallen in vereniging op bedrijfsterreinen waar hij opleggers met kostbare ladingen heeft gestolen samen met anderen, gebruik makend van een
jammeren valse kentekenplaten (feiten 1 tot en met 5 in de zaak met parketnummer 03-058684-23). Deze feiten zijn gepleegd op professionele wijze, waarbij gebruik is gemaakt van
jammersen valse kentekenplaten om de diefstal te vergemakkelijken en de opsporing te bemoeilijken. De waarde van de gestolen ladingen is voorts (zeer) aanzienlijk te noemen. In het geval van de gestolen oplegger van [benadeelde 2] alleen al betrof het goederen met een geschatte waarde van € 250.000,-. Dergelijke feiten hebben dan ook een grote materiële schade tot gevolg en zorgen ook voor veel overlast en hinder bij de directe benadeelden en derden. Ladingdiefstallen worden veel gepleegd en vormen voor de transportsector een grote bron van schade. Niet alleen in de vorm van directe schade, maar ook als gevolg van verhoogde verzekeringspremies en de noodzaak tot het nemen van steeds verdergaande maatregelen ter voorkoming van deze criminaliteit.
Het hof heeft bij de straftoemeting ten nadele van de verdachte acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 15 augustus 2024, waaruit volgt dat de verdachte meerdere malen eerder, laatstelijk driemaal in 2022 en eenmaal in 2021, onherroepelijk is veroordeeld ter zake van delicten in de vermogenssfeer, waaronder ladingdiefstallen. De verdachte liep ook in twee proeftijden ter zake van voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen voor soortgelijke delicten. Deze veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw soortgelijke strafbare feiten te plegen. Verder blijkt uit voornoemd uittreksel dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Voorts heeft het hof kennisgenomen van het reclasseringsadvies d.d. 3 oktober 2023, waarin het recidiverisico wordt ingeschat als hoog nu er bij betrokkene sprake is van een pro criminele houding.
Tevens heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte verklaard dat achttien jaar geleden zijn vriendin om het leven is gebracht en dat de verdachte daar onder meer drank- en drugsproblematiek aan over heeft gehouden. Inmiddels is de dader veroordeeld en kan de verdachte zijn leven weer oppakken.
Ten slotte heeft het hof acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden, die in geval van ladingdiefstal waarbij sprake is van enkelvoudige recidive uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
Gelet op de ernst en de omvang van het bewezenverklaarde, de professionele handelwijze bij de bewezenverklaarde vermogensdelicten, de waarde van de buitgemaakte ladingen en de meervoudige recidive van de verdachte als voormeld kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Voren omschreven omstandigheden maken tevens dat naar het oordeel van het hof de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden geen recht doet aan de ernst van het bewezenverklaarde. Het hof acht oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, passend en geboden. Het hof ziet in de door de verdediging ter terechtzitting naar voren gebrachte omstandigheden geen reden om anders te beslissen. In het bijzonder acht het hof geen grond aanwezig om aan te nemen dat het ter hand nemen van het dienstvuurwapen door een van de verbalisanten en dit te richten op de verdachte onrechtmatig moet worden geacht. Bij de beoordeling neemt het hof tot uitgangspunt de door deze verbalisant en de andere verbalisanten die ter plaatse waren gerelateerde feiten en omstandigheden vanaf het geven van het volgteken aan de verdachte. De enkele betwisting door de verdachte van de juistheid van het aldus gerelateerde acht het hof onvoldoende grond geven voor twijfel aan de juistheid hiervan.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingediend ter zake het onder feit 2 tenlastegelegde met parketnummer 03-058684-23, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 5.069,58, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering behelst de volgende posten:
Inbraakschade € 933,00
Opruimen en interventie € 771,07
Goederen op pallets zetten € 285,12
Transportkosten € 3.090,39

Totaal€ 5.069,58

Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep geheel toegewezen en de benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van de vordering.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu er vrijspraak van het onder feit 2 tenlastegelegde met parketnummer 03-058684-23 is bepleit.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 1] als gevolg van verdachtes onder 2 bewezenverklaarde met parketnummer 03-058684-23 handelen rechtstreeks schade heeft geleden.
Het hof overweegt met betrekking tot kostenpost I dat door de benadeelde een factuur is overgelegd waaruit blijkt dat het bedrag is gevorderd exclusief btw (omzetbelasting). De benadeelde partij betreft immers een ondernemer die de betaalde btw over zelf aan hen geleverde goederen of diensten kan terugvorderen (artikel 2 Wet op de omzetbelasting). Het hof is derhalve van oordeel dat deze kostenpost voldoende onderbouwd is en daarnaast in voldoende rechtstreeks verband staat met het onder 2 bewezenverklaarde. Het hof wijst de vordering in zoverre toe (kostenpost I).
Ten aanzien van kostenposten II, III en IV (totaalbedrag ad € 4.146,58) stelt het hof vast dat er geen facturen zijn overgelegd door de benadeelde partij en het hof dan ook niet kan vaststellen of deze bedragen zijn gevorderd exclusief btw, zoals hier aangewezen zou zijn, of inclusief btw. De gevorderde schade staat naar het oordeel van het hof wel in voldoende rechtstreeks verband met het onder 2 bewezenverklaarde en toewijzing daarvan komt het hof niet onrechtmatig of ongegrond voor. Het hof zal - in het voordeel van de verdachte - kostenposten II, III en IV toewijzen met aftrek van een btw-percentage van 21%. Concluderend wijst het hof kostenposten II, III en IV toe tot een bedrag van € 3.426,93. Het hof is van oordeel dat de behandeling van het resterende deel van kostenposten II, III en IV nadere bewijslevering vergt, hetgeen een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Het hof zal daarom bepalen dat de vordering voor dat deel niet-ontvankelijk is en de benadeelde partij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De verdachte is tot vergoeding van de schade tot € 4.359,93 gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het toe te wijzen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2023, zijnde - bij gebrek aan bruikbare aanknopingspunten voor een eerdere datum - de dag waarop de vordering is ingediend, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte, die als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij. Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 1] is toegebracht tot een bedrag van € 4.359,93 De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Beslag
De hierna, blijkens de aan het arrest gehechte beslaglijst met omschrijving 03-058684-23/145389692-BL2101 (hierna: beslaglijst 1) te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen met goednummers 5 en 6 alsmede blijkens de aan het arrest gehechte beslaglijst met omschrijving 03-110334-23/152905020-BL2101 (hierna: beslaglijst 2) in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp met goednummer 1 alsmede de inbeslaggenomen Scania (PL2100-2023043829-2036978), die aan de verdachte toebehoren en met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan of voorbereid zullen worden verbeurd verklaard. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Bij gelegenheid van onderzoek naar de door hem begane feiten zijn de voorwerpen met goednummers 2, 3 en 4 op beslaglijst 1 en nummer 2 op beslaglijst 2 in beslag genomen en nog niet teruggegeven. Het hof stelt vast dat deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren en dat het voorwerpen betreffen met behulp waarvan het feit is begaan of voorbereid en met behulp waarvan de opsporing is belemmerd. Deze goederen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Derhalve zal het hof de onttrekking aan het verkeer van deze goederen bevelen.
Het hof gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het inbeslaggenomen voorwerp onder goednummer 1 op beslaglijst 1, nu niet bekend is aan wie deze voorwerpen in eigendom behoren. Nu de verdachte is vrijgesproken van de tenlastegelegde heling van deze goederen verzet zich tevens geen strafvorderlijk belang tegen bewaring daarvan. Daarnaast gelast het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende ten aanzien van goednummer 3 op beslaglijst 2, nu geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, doch uitsluitend ten aanzien van het onder feit 4 bewezenverklaarde in de zaak met parketnummer 03-058684-23, de opgelegde straf, de beslissing ten aanzien van het beslag en de beslissing ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- jas (goednummer 5 beslaglijst 1 - G1594165);
- telefoon (goednummer 6 beslaglijst 1 - G1598365);
- zaklamp (goednummer 1 beslaglijst 2 - G1546989);
- Scania (PL2100-2023043829-2036978).
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- kentekenplaten (goednummers 2 en 3 beslaglijst 1 - G1585696 en G1585692);
- jammersgoednummer 4 beslaglijst 1 - G1585708 en goednummer 2 beslaglijst 2 -G1546985);
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- kentekenplaat (goednummer 1 beslaglijst 1 - G1585686)
- sleutels (goednummer 3 beslaglijst 2 - G1546997).

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-058684-23 onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 4.359,93 (vierduizend tweehonderd euro en negentig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2023 tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-058684-23 onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 4.359,93 (vierduizend tweehonderd euro en negentig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2023 tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 53 (drieënvijftig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. T. van de Woestijne, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. H. von Hebel, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Mobach, griffier,
en op 25 oktober 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. H. von Hebel is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.