ECLI:NL:GHSHE:2024:3584
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Beslissing RC
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van verzoek tot opheffing voorlopige hechtenis
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Limburg, die het verzoek van de verdachte tot opheffing van de voorlopige hechtenis niet-ontvankelijk had verklaard. De raadkamer van de rechtbank oordeelde dat het verzoek was gedaan in een fase waarin appelleren tegen de beslissing van de rechter-commissaris niet mogelijk was, wat in strijd zou zijn met het gesloten stelsel van rechtsmiddelen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de niet-ontvankelijk verklaring van de verdachte in haar opheffingsverzoek moet worden opgevat als een afwijzing van het verzoek, waardoor beroep daartegen ontvankelijk is volgens artikel 87, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De verdachte, die wordt verdacht van meineed en valsheid in geschrifte, had eerder een verklaring afgelegd in de strafzaak tegen haar partner. Het hof heeft vastgesteld dat er ernstige bezwaren zijn dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De verdediging voerde aan dat de verklaring van de verdachte geen bewijswaarde heeft, omdat zij niet op de hoogte was van haar verschoningsrecht. Het hof oordeelde echter dat dit aspect niet relevant was voor de beoordeling in raadkamer.
Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat er onvoldoende gronden zijn voor de voorlopige hechtenis van de verdachte, die een blanco strafblad heeft. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de voorlopige hechtenis opgeheven, met de bevel tot invrijheidstelling van de verdachte.