ECLI:NL:GHSHE:2024:3583

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
20-000886-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest na terugwijzing van de Hoge Raad inzake medeplichtigheid aan gekwalificeerde diefstal met geweld

Op 15 november 2024 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch een arrest gewezen na terugwijzing van de Hoge Raad in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een poging tot diefstal. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 16 februari 2016 in Ossendrecht, waar de verdachte samen met anderen een woning binnendrong met de intentie om hennep te stelen. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden, maar in hoger beroep werd deze straf verlaagd naar 6 maanden. De Hoge Raad vernietigde dit arrest gedeeltelijk en verwees de zaak terug naar het hof voor herbeoordeling van de subsidiaire tenlastelegging en de strafoplegging.

In het nieuwe arrest heeft het hof de verdachte vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde, maar hem wel medeplichtig verklaard aan de meer subsidiaire tenlastelegging. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij het geweld dat leidde tot de dood van het slachtoffer, maar dat hij wel medeplichtig was aan de poging tot diefstal. De verdachte kreeg een taakstraf van 120 uren en een gevangenisstraf van 50 dagen, waarbij de tijd in voorarrest in mindering werd gebracht. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van de geweldscomponent.

Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en de lange tijd die sinds het delict was verstreken. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de redelijke termijn van berechting in acht genomen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000886-24
Uitspraak : 15 november 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen, na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 4 juli 2019, parketnummer 02-812588-18, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Bulgarije) op [geboortedatum] ,
wonende te [adres verdachte] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte ter zake van de subsidiair ten laste gelegde poging tot diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, met aftrek van het voorarrest. Voorts is de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
In hoger beroep heeft het hof, bij arrest van 8 juli 2022 (parketnummer 20-002195-19) het vonnis vernietigd ten aanzien van de straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest. Voor het overige is het vonnis bevestigd onder vervanging van de bewijsoverwegingen en aanvulling van de strafmaatoverwegingen.
Van de zijde van de verdachte is op 11 juli 2022 tegen dit arrest beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft bij arrest van 26 maart 2024 (rolnummer 22/02530) het arrest van het hof van 8 juli 2022 vernietigd, maar uitsluitend wat betreft het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde en de strafoplegging, en de zaak teruggewezen naar dit hof opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan. Het beroep is voor het overige verworpen.
Omvang van het hoger beroep na terugwijzing door de Hoge Raad
De Hoge Raad heeft het arrest van het hof van 8 juli 2022 partieel vernietigd, te weten uitsluitend wat betreft het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde en de strafoplegging. Dit houdt concreet in dat de vrijspraak van het primair tenlastegelegde onherroepelijk is. De omvang van het hoger beroep is na terugwijzing derhalve beperkt tot een oordeel over het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde en de strafoplegging.
In zoverre zal het hof de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw berechten en afdoen. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat thans – na terugwijzing – nog aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is – na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad – gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep – voor zover na terugwijzing nog aan het oordeel van het hof onderworpen – zal vernietigen en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken van het subsidiair ten laste gelegde en de verdachte ter zake van het meer subsidiair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft ondergaan, met aftrek van dat voorarrest, en een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. Voorts is gevorderd dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De verdediging heeft zich achter de vordering van de advocaat-generaal geschaard.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis, voor zover na terugwijzing nog aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover na terugwijzing aan het oordeel van het hof onderworpen en na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
(subsidiair)
hij op of omstreeks 16 februari 2016 te Ossendrecht, gemeente Woensdrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in/uit een woning (aan de [adres] ) alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid hennep/hennepplanten, althans een of meer goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking, inklimming,
daartoe het/een raam van de woning aan de [adres] te Ossendrecht heeft opengebroken/geforceerd (met een of meer breekvoorwerp(en) en/of schroevendraaier(s)) en/of (vervolgens) die woning is binnen gegaan en/of de voordeur van die woning heeft opengemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hieruit bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
een of meer wapen(s) heeft/hebben getrokken naar en/of in de richting van voornoemde [slachtoffer] en/of een of meer kogel(s) heeft/hebben afgevuurd/geschoten op en/of in het lichaam van die [slachtoffer] , welk feit de dood ten gevolge heeft gehad voor die [slachtoffer] ;
meer subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden,
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] op of omstreeks 16 februari 2016 te Ossendrecht, gemeente Woensdrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem/hun voorgenomen misdrijf
om gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in/uit een woning (aan de [adres] ) alwaar die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en),
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid hennep/hennepplanten, althans een of meer goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of M. Andob en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking, inklimming,
daartoe het/een raam van de woning aan de [adres] te Ossendrecht heeft opengebroken/geforceerd (met een of meer breekvoorwerp(en) en/of schroevendraaier(s)) en/of (vervolgens) die woning is binnen gegaan en/of de voordeur van die woning heeft opengemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of bedreiging met geweld hieruit bestond(en) dat voornoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of zijn/hun mededader(s) een of meer wapen(s) heeft/hebben getrokken naar en/of in de richting van voornoemde [slachtoffer] en/of een of meer kogel(s) heeft/hebben afgevuurd/geschoten op en/of in het lichaam van die [slachtoffer] , welk feit de dood ten gevolge heeft gehad voor die [slachtoffer]
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 15 februari 2016 en/of 16 februari 2016 te Ossendrecht, gemeente Woensdrecht, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- ( met een of meer van de hierboven genoemde perso(o)n(en)) naar Ossendrecht (mee) te rijden (met als uiteindelijk doel het aldaar wegnemen en/of knippen van hennep(planten) en/of
- aldaar nabij de woning van die [slachtoffer] op een parkeerplaats te wachten tot hij een seintje zou krijgen om in de woning van die [slachtoffer] hennep(planten) weg te (gaan) nemen en/of (te gaan) knippen en/of
- aldaar nabij de woning van die [slachtoffer] op de uitkijk te staan en/of
- aldaar (met een of meer van de hierboven genoemde perso(o)n(en)) de woning van die [slachtoffer] af te leggen, althans een of meer rondjes langs de woning van die [slachtoffer] te rijden (om te kijken/zien of er iemand in die woning aanwezig was) en/of
- tiewrap(s) en/of handschoen(en) en/of tas(sen)/zak(ken) (bestemd voor het verpakken van hennepplanten) en/of breekvoorwerp(en) en/of inbrekerswerktuig(en) en/of schroevendraaier(s) mee te nemen en/of voorhanden te hebben.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
(Partiële) vrijspraak
Het hof is – met de advocaat-generaal en de raadsman – van oordeel dat het bewijs tekort schiet dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft gepleegd. Om die reden dient de verdachte daarvan te worden vrijgesproken.
Voorts is het hof – met de advocaat-generaal en de raadsman – van oordeel dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het meer subsidiair ten laste gelegde, te weten van – kort gezegd – de geweldscomponent daarvan en de dood van [slachtoffer] als strafverzwarend gevolg.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] op 16 februari 2016 te Ossendrecht, gemeente Woensdrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hun voorgenomen misdrijf
om gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd uit een woning (aan de [adres] ) alwaar die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid hennep/hennepplanten, toebehorende aan [slachtoffer] , en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, inklimming,
daartoe een raam van de woning aan de [adres] te Ossendrecht heeft opengebroken/geforceerd (met een of meer breekvoorwerpen en/of schroevendraaiers) en vervolgens die woning is binnen gegaan en de voordeur van die woning heeft opengemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 15 februari 2016 en 16 februari 2016 te Ossendrecht, gemeente Woensdrecht, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk middelen heeft verschaft door
- met een of meer van de hierboven genoemde personen naar Ossendrecht mee te rijden met als uiteindelijk doel het aldaar wegnemen en/of knippen van hennep(planten) en
- aldaar nabij de woning van die [slachtoffer] op een parkeerplaats te wachten tot hij een seintje zou krijgen om in de woning van die [slachtoffer] hennep(planten) weg te gaan nemen en/of te gaan knippen en
- aldaar met een of meer van de hierboven genoemde personen de woning van die [slachtoffer] af te leggen en
- tiewraps en handschoenen en tassen bestemd voor het verpakken van hennepplanten en breekvoorwerp(en) en/of inbrekerswerktuig(en) en/of schroevendraaier(s) mee te nemen en/of voorhanden te hebben.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Door de verdediging is ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde bepleit dat niet bewezen kan worden dat het voorwaardelijk opzet van verdachte zag op de bestanddelen ‘braak en/of inklimming’, zodat verdachte van dit bestanddeel van het meer subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt als volgt.
Voorwaardelijk opzet
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig wanneer de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten, dat wil zeggen: een in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid.
Het hof overweegt als volgt:
De verdachte is in de nachtelijke uren met een groep personen naar een woning midden in een woonwijk gegaan. Naar zijn zeggen was het doel om hennep te knippen, maar gelet op genoemde omstandigheden in samenhang bezien met hetgeen overigens uit de bewijsmiddelen naar voren komt, moet de verdachte op enig moment hebben begrepen dat het doel was om hennep te gaan stelen. Het hof wijst met name op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 7] van 7 augustus 2018 [1] , die heeft verklaard: “Toen ik ze zag friemelen aan de voordeur, besefte ik dat het om die woning ging, dat wij niet gegaan waren om hennep te knippen, maar om hennep te stelen.” En op de vraag met wie hij daar stond te wachten, antwoordde [medeverdachte 7] : “Mijn neef [voornaam verdachte] [hof: de verdachte] stond naast mij.”
Naar het oordeel van het hof strekt het voorwaardelijk opzet zich ook uit over de braak en de verbreking (en derhalve ook over het voorhanden hebben van inbrekerswerktuigen). Onder de gegeven omstandigheden, zoals dat uit de bewijsmiddelen naar voren komt, was er immers een aanmerkelijke kans dat de woning niet zonder braak en/of inklimming kon worden betreden.
Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het meer subsidiair bewezenverklaarde levert op:

Medeplichtigheid aan/totpoging tot diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte is op pad gegaan met een groep personen die in de nachtelijke uren in een woning midden in een woonwijk hennep ging stelen. Deze onderneming was van tevoren goed gepland en vond op een geraffineerde, georganiseerde wijze plaats. De verdachte had daarbij weliswaar als medeplichtige een kleinere rol dan de meeste andere leden van de groep, maar hij wist wat de bedoeling was. Het is algemeen bekend dat in de hennepteelt veel geld omgaat en dat daarbij veelal sprake is van georganiseerde criminaliteit. Het stelen van hennep gaat bovendien vaak gepaard met geweld en brengt daardoor de nodige risico’s met zich mee.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de bovenomschreven aard en ernst van het bewezenverklaarde in beginsel niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Voor het bepalen van de straf heeft het hof acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Voor een woninginbraak is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden in beginsel passend. Voor een medeplichtige zou dit ingevolge het bepaalde in artikel 49, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden inhouden. De onderhavige zaak kenmerkt zich echter door de evengenoemde planmatige, geraffineerde opzet. Ook weegt strafverzwarend mee, dat het feit midden in een woonwijk plaatsvond. Hierdoor is in beginsel een hogere straf passend dan hiervoor als uitgangspunt genoemd.
Het hof stelt echter ook vast dat de bewezenverklaarde feiten bijna 9 jaren geleden zijn gepleegd. Strafblad noch persoonlijke omstandigheden geven aanleiding te veronderstellen dat de verdachte zich sindsdien nog met criminele activiteiten heeft beziggehouden. Om die redenen is het hof van oordeel dat een straf die tot consequentie zou hebben dat de verdachte wederom gedetineerd zou raken niet passend is. Het hof zal daarom aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen waarvan de duur van het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast acht het hof een taakstraf van 160 uren, subsidiair 80 dagen, in beginsel passend.
Het hof stelt echter vast dat er op tweeërlei wijze sprake is van een schending van het recht van de verdachte op berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM):
  • De verdachte heeft op 10 juli 2019 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, maar het hof wees eerst op 8 juli 2022 arrest, zodat bij de behandeling in hoger beroep de redelijke termijn met een jaar is overschreden.
  • Voorts is op 11 juli 2022 beroep in cassatie ingesteld, maar de stukken van het geding zijn eerst op 31 mei 2023 door de Hoge Raad ontvangen. De inzendtermijn van acht maanden is derhalve met ruim twee maanden overschreden.
Zonder voornoemde termijnschendingen zou, als hiervoor overwogen, een taakstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis, passend zijn geweest. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal worden volstaan met het opleggen van een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.626,03. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken van de geweldscomponent, kan de benadeelde partij [benadeelde partij] in haar vordering niet worden ontvangen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 48, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigthet vonnis – voor zover na terugwijzing aan het oordeel van het hof onderworpen – en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaartniet bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en
spreektde verdachte daarvan
vrij.
Verklaartzoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaarthet bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
50 (vijftig) dagen.
Beveeltdat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeeltde verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Verklaartde benadeelde partij [benadeelde partij]
niet-ontvankelijkin de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeeltde benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
De voorlopige hechtenis
Heft ophet geschorste, tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. A.C. Bosch, voorzitter,
mr. C.A. van Roosmalen en mr. L. Feraaune, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, griffier,
en op 15 november 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van verhoor van 7 augustus 2018, proces-verbaalnummer 744, pagina’s 91-107 van het Proces-verbaal Voorgeleiding van het dossier met onderzoeksnummer ZBRAB16001.