In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, waarbij [appellante] in staat van faillissement is verklaard. De rechtbank had mr. G.D. Jongen aangesteld als curator. [Appellante] heeft op 16 september 2024 het hof verzocht het faillissementsvonnis te vernietigen, stellende dat zij niet in een toestand verkeert waarin zij heeft opgehouden te betalen. De curator heeft echter op 4 oktober 2024 gereageerd en geconcludeerd dat [appellante] wel degelijk in een dergelijke toestand verkeert. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 oktober 2024 heeft [appellante] verklaard alle grieven in te trekken en verzocht om de zaak aan te houden om een regeling te treffen met de crediteuren. Het hof heeft de zaak aangehouden tot 7 november 2024, met voorwaarden waaronder het voldoen aan alle crediteuren.
Op 5 november 2024 heeft de curator gerapporteerd dat niet is gebleken dat aan de voorwaarden is voldaan, en dat het faillissement in stand moet blijven. [Appellante] heeft om uitstel verzocht, maar dit verzoek is afgewezen. Het hof heeft vastgesteld dat niet aan de voorwaarden is voldaan en heeft het verzoek tot vernietiging van het faillissement afgewezen. Het vonnis van de rechtbank is bekrachtigd.