In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2020. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant van 18 juni 2024, waarin de ondertoezichtstelling van de minderjarige werd verlengd tot 21 juni 2025. De moeder voerde aan dat de ondertoezichtstelling ten onrechte was verlengd, omdat de minderjarige niet in haar ontwikkeling zou worden bedreigd en dat de GI geen positieve rol vervulde in het herstel van de relatie tussen de ouders.
De GI, als verweerster in hoger beroep, stelde dat de ondertoezichtstelling op de juiste gronden was verlengd, omdat er nog steeds sprake was van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige. De vader, als belanghebbende, steunde de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar gaf aan weinig steun van de GI te ervaren. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 oktober 2024 zijn zowel de moeder als de vader gehoord, evenals de GI.
Het hof heeft overwogen dat de minderjarige nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd door het ontbreken van onbelast contact met de vader en de spanningen tussen de ouders. Het hof heeft de wettelijke vereisten voor verlenging van de ondertoezichtstelling bevestigd en de bestreden beschikking bekrachtigd. De GI werd verzocht om meer aandacht te besteden aan de situatie van de minderjarige en de opvoedsituatie bij de moeder. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.