ECLI:NL:GHSHE:2024:3572

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
200.344.539_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige met ontwikkelingsbedreigingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2020. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant van 18 juni 2024, waarin de ondertoezichtstelling van de minderjarige werd verlengd tot 21 juni 2025. De moeder voerde aan dat de ondertoezichtstelling ten onrechte was verlengd, omdat de minderjarige niet in haar ontwikkeling zou worden bedreigd en dat de GI geen positieve rol vervulde in het herstel van de relatie tussen de ouders.

De GI, als verweerster in hoger beroep, stelde dat de ondertoezichtstelling op de juiste gronden was verlengd, omdat er nog steeds sprake was van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige. De vader, als belanghebbende, steunde de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar gaf aan weinig steun van de GI te ervaren. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 oktober 2024 zijn zowel de moeder als de vader gehoord, evenals de GI.

Het hof heeft overwogen dat de minderjarige nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd door het ontbreken van onbelast contact met de vader en de spanningen tussen de ouders. Het hof heeft de wettelijke vereisten voor verlenging van de ondertoezichtstelling bevestigd en de bestreden beschikking bekrachtigd. De GI werd verzocht om meer aandacht te besteden aan de situatie van de minderjarige en de opvoedsituatie bij de moeder. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 14 november 2024
Zaaknummer : 200.344.539/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/01/404525/ JE RK 24-695
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. P.J.A. van de Laar,
tegen
Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI).
Deze zaak gaat over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2020 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de vader]
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.W.F. van Wijk.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, van 18 juni 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 6 augustus 2024, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen, althans het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling alsnog te ontzeggen, althans het verzoek als zijnde ongegrond en/of onbewezen te ontzeggen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 30 september 2024, heeft de GI verzocht het hoger beroep van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking in stand te laten.
2.3.
De vader heeft geen verweerschrift ingediend.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] ;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat.
2.4.1.
De raad is, met bericht van verhindering, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 18 juni 2024;
  • het e-mailbericht met bijlage namens de moeder, ingekomen ter griffie op

3.De beoordeling

3.1.
Uit de inmiddels verbroken relatie van de moeder en de vader is [minderjarige] geboren. [minderjarige] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de moeder. De ouders zijn gezamenlijk met het gezag over [minderjarige] belast.
3.2.
Bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 21 juni 2023 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van een jaar, tot 21 juni 2024.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd voor de duur van een jaar, tot 21 juni 2025.
3.4.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling samengevat het volgende aan.
De ondertoezichtstelling van [minderjarige] is ten onrechte verlengd. [minderjarige] wordt niet in haar ontwikkeling bedreigd. Ondanks de problemen tussen partijen, is [minderjarige] een vrolijk meisje. De vader heeft de moeder tijdens de relatie zowel psychisch als fysiek mishandeld en zij heeft hier nog steeds veel last van. De moeder heeft onder andere hulpverlening vanuit de [GGZ] , een psycholoog en [instantie] . De onlangs hervatte begeleide contactregeling tussen de vader en [minderjarige] verloopt, door toedoen van de vader, erg moeizaam. De vader brengt de moeder en daarmee ook [minderjarige] in moeilijkheden door steeds de dwangsommen te incasseren wanneer de omgang niet doorgaat. Er is geen vertrouwen tussen de moeder en de vader. De ondertoezichtstelling heeft niet tot een verbetering van hun relatie geleid. Integendeel. De verstandhouding tussen de ouders is verder verslechterd. De GI heeft geen positieve rol vervuld in het herstel van het vertrouwen tussen de vader en de moeder en het herstel van het contact en de omgang tussen de vader en [minderjarige] . De verlenging van de ondertoezichtstelling is derhalve zinloos. De moeder voelt zich niet gehoord en gezien door de GI. Het is onjuist dat de GI niet bij haar mag binnenkomen. Er kan een afspraak worden gemaakt en de GI mag ook de stukken van de eerdere behandelingen inzien. De moeder is wel tevreden over de inzet van [instantie] .
3.6.
De GI voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, samengevat het volgende aan.
De ondertoezichtstelling is op de juiste gronden verlengd. Anders dan de moeder stelt, voert de GI regie over het hulpverleningsproces en is onder andere [instantie] ingezet. De GI handelt in het belang van [minderjarige] . Het ontbreken van contact tussen de vader en [minderjarige] zorgt voor een ernstige ontwikkelingsbedreiging. De GI zet op dit moment met name in op het contactherstel tussen [minderjarige] en de vader. In dat kader is er ook zicht op de woonsituatie van de vader. Inmiddels heeft er via [instantie] vier keer begeleid contact plaatsgevonden en is [minderjarige] recent onbegeleid een nachtje van vrijdag tot en met zaterdag bij de vader verbleven. Dit is goed gegaan. De GI heeft geen zicht op de thuis- en opvoedsituatie bij de moeder. De moeder laat de GI niet toe tot haar woning. De GI acht dit zorgelijk. Zichtbaar is dat de moeder trauma gerelateerd gedrag en extreem gedrag laat zien in aanwezigheid van de vader of in gesprek over de vader. Het is de vraag hoe lang het duurt voordat het gedrag van de moeder herstelt na deze momenten en in hoeverre [minderjarige] last heeft van deze emotionele kwetsbaarheden van de moeder. De strijd die gevoerd wordt en de spanningen die zichtbaar zijn bij de moeder zijn niet in het belang van de ontwikkeling van [minderjarige] .
3.7.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende aangevoerd.
De vader is het eens met de verlenging van de ondertoezichtstelling, ook al ervaart hij tot nu toe weinig steun van de GI. De GI is slecht bereikbaar, ook voor [instantie] . De vader wil graag onbelast contact met [minderjarige] en hij wil in het belang van [minderjarige] met de moeder kunnen communiceren. Wanneer de moeder laat zien dat zij achter het contact tussen de vader en [minderjarige] staat, staat de vader ook open voor hulpverlening om de communicatie tussen de ouders te verbeteren. De vader heeft [minderjarige] vier keer begeleid via [instantie] gezien en inmiddels heeft er ook onbegeleid contact bij de vader thuis plaatsgevonden. Dat was heel erg fijn, maar de situatie is nog erg precair. De vader hoopt dat de GI de komende periode meer betrokkenheid laat zien en meer regie voert. Net als de moeder is ook de vader wel tevreden over de inzet vanuit [instantie] .
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
3.8.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
3.8.3.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat voldaan is aan de wettelijke vereisten van artikel 1:255 BW. Het hof zal dit toelichten.
3.8.4.
[minderjarige] wordt nog steeds ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. De concrete bedreiging is enerzijds gelegen in het ontbreken van onbelast contact tussen [minderjarige] en haar vader en anderzijds in het gebrek aan vertrouwen en communicatie tussen de ouders, en de manier waarop de moeder op de vader reageert in de opvoedsituatie. Deze ontwikkelingsbedreiging kan niet zonder gedwongen kader worden opgeheven.
3.8.5.
Hoewel de moeder aangeeft dat het goed gaat met [minderjarige] , zit [minderjarige] klem tussen beide ouders. Uit de stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de spanningen tussen de ouders voortduren. Hierdoor krijgt [minderjarige] geen emotionele toestemming om met beide ouders onbelast contact te kunnen hebben. Hierin lijkt nog geen verandering te komen, ondanks de ingezette hulpverlening van [instantie] . De moeder ondersteunt het contact tussen de vader en [minderjarige] niet, en tot op heden zijn dwangsommen en de inzet van [instantie] nodig om toch contact te laten plaatsvinden. De situatie is hierdoor nog altijd zeer precair. Daarnaast moet er meer zicht komen op de thuis- en opvoedsituatie bij de moeder en hoe het met [minderjarige] zelf gaat. Het ligt op de weg van de GI om hierop in te zetten. Het hof maakt zich (net als de ouders) zorgen over het ontbreken van voldoende regie van de GI, te meer omdat beide ouders zich niet gezien en gehoord voelen en er ook nog altijd geen zicht is op [minderjarige] en de situatie bij de moeder thuis. Het hof verwacht dat de GI hiervoor vanaf nu meer aandacht heeft en met voortvarendheid concrete stappen zal zetten om daadwerkelijk zicht op [minderjarige] en de opvoedsituatie bij de moeder te krijgen. Weliswaar verbeurt de vrouw mogelijk dwangsommen aan de man, maar dat ontslaat de GI niet van de op haar rustende taak in het kader van de ondertoezichtstelling.
3.9.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 18 juni 2024;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. L.M.H. Nelissen, C.N.M. Antens en E.M.C. Dumoulin en is op 14 november 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.