ECLI:NL:GHSHE:2024:3565

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
200.338.906_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijfplaats en zorgregeling voor minderjarigen in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van de minderjarige kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vrouw, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de eerdere beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] naar de man was gewijzigd. De vrouw verzocht het hof om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] opnieuw bij haar te bepalen en de zorgregeling te wijzigen, zodat de kinderen vaker bij haar zouden verblijven. De man, verweerder in hoger beroep, heeft de bestreden beschikking verdedigd en verzocht om deze te bekrachtigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 september 2024 hebben partijen overeenstemming bereikt over de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1], die bij de vrouw zal zijn, en de man blijft geregistreerd als aanvrager van de kinderbijslag. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd voor zover deze de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de man bepaalde en heeft de zorgregeling aangepast, zodat [minderjarige 1] meer tijd bij de vrouw kan doorbrengen. De rechtbank had eerder al een zorgregeling vastgesteld, maar het hof heeft deze gewijzigd om een betere balans te creëren in de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders. De beslissing van het hof houdt rekening met de belangen van de kinderen en de praktische situatie van de ouders.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 14 november 2024
Zaaknummer: 200.338.906/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/312656 / FA RK 22-4739
in de zaak in hoger beroep van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. A.W.M. Mans,
tegen
[de bewindvoerder] B.V., kantoorhoudende te [postcode] [kantoorplaats] aan [adres] , in haar hoedanigheid van bewindvoerder van alle goederen van:
[de man], wonende te [woonplaats] ;
verweerder in hoger beroep met betrekking tot de verzoeken omtrent kinderalimentatie,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. K.C.M. Schreurs.
en
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep met betrekking tot de verzoeken omtrent het hoofdverblijf en de zorgregeling,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. K.C.M. Schreurs.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad) in deze procedure gekend voor zover dit hoger beroep betrekking heeft op de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en zorgregeling tussen de ouders en de kinderen.
In het kort
De vrouw is het er niet mee eens dat de rechtbank de hoofdverblijfplaats van de 9-jarige [minderjarige 1] heeft gewijzigd naar de man en ook niet met de wijzigingen die de rechtbank heeft aangebracht in de zorgregeling en de kinderalimentatie met betrekking tot [minderjarige 1] en de 8-jarige [minderjarige 2] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg (Roermond) van 12 december 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De vrouw is op 11 maart 2024 in hoger beroep gekomen van genoemde beschikking.
2.2.
De man heeft op 14 mei 2024 een verweerschrift ingediend.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 september 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vrouw, bijgestaan door mr. Mans;
  • mr. Schreurs namens de bewindvoerder en de man;
  • de man;
  • de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
Op de mondelinge behandeling is met de ouders en de advocaten afgesproken dat zij het hof binnen twee weken informeren of de ouders overeenstemming hebben bereikt.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 13 november 2023;
  • het V-formulier van 18 september 2024 van mr. Schreurs met bijlagen;
  • het e-mailbericht van 24 september 2024 van mr. Schreurs met de mededeling dat de bewindvoerder de procedure overneemt;
  • het V-formulier van 11 oktober 2024 van mr. Schreurs;
  • het V-formulier van 14 oktober 2024 van mr. Mans.

3.De feiten

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie zijn geboren:
  • [minderjarige 1] (hierna:
  • [minderjarige 2] (hierna:
De man heeft de kinderen erkend. De ouders oefenen samen het gezag uit over de kinderen.
De hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] is bij beschikking van 8 maart 2021 bepaald bij de vrouw.
De hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] is bij beschikking van 21 december 2021 bepaald bij de vrouw.
3.2.
De vrouw heeft nog drie kinderen uit een eerdere relatie: [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] . Deze kinderen wonen bij de vrouw. De vrouw heeft nu een relatie met [betrokkene] en uit deze relatie is op [geboortedatum] 2024 [kind 4] geboren.
3.3.
Bij beschikking van 21 december 2021 heeft de rechtbank de volgende zorgregeling vastgesteld tussen de man en de kinderen:
  • de kinderen zijn een weekend per veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de man;
  • de kinderen zijn iedere woensdag bij de man van 13.00 uur tot 19.00 uur;
  • de kinderen verblijven in het andere weekend bij de man van zaterdagochtend tot
zondagavond, tenzij de man op zaterdag moet werken, dan verblijven ze bij de man na zijn werk;
  • als de man [minderjarige 1] op maandag, woensdag en zaterdag naar voetbal begeleidt, kan [minderjarige 2] bij slecht weer bij de vrouw blijven;
  • in onderling overleg kunnen de ouders van voornoemde regeling afwijken, met name als de vrouw iets met de kinderen wil gaan doen in een weekend.
Verder heeft de rechtbank met ingang van 1 februari 2021 ten behoeve van de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bepaald dat de man aan de vrouw een totaalbedrag van € 115,- per maand moet betalen.
3.4.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank de volgende beslissingen genomen:
  • de beschikking van de rechtbank van 21 december 2021 (toevoeging hof: bedoeld zal zijn de beschikking van
  • de beschikking van de rechtbank van 8 april 2021 (toevoeging hof: bedoeld zal zijn de beschikking van
o [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ieder weekend van vrijdag na school tot zondag 19.00 uur bij de man verblijven;
o [minderjarige 1] in verband met voetballen iedere dinsdag na school tot woensdag voor school en iedere donderdag na school tot vrijdag voor school bij de man verblijft;
o [minderjarige 2] een doordeweekse dag na school tot de volgende ochtend voor school bij de man verblijft;
o de feestdagen en vakanties in onderling overleg worden verdeeld;
  • aan de man vervangende toestemming verleend om bij de Sociale Verzekeringsbank te wijzigen dat hij in plaats van de vrouw aanvrager zal zijn van de kinderbijslag;
  • de in de beschikking van de rechtbank van 21 december 2021 bepaalde kinderbijdrage gewijzigd en bepaald dat de man met ingang van de datum van deze beschikking (hof: 12 december 2023) ten behoeve van de verzorging en opvoeding van [minderjarige 2] een bedrag van € 55,- per maand aan de vrouw dient te betalen en de vrouw ten behoeve van [minderjarige 1] een bedrag van 13,- per maand aan de man dient te
betalen, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1.
Bij beroepschrift met producties en zoals aangepast op de mondelinge behandeling, heeft de vrouw verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat:
I. de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de vrouw wordt bepaald en aan de vrouw vervangende toestemming wordt verleend om bij de Sociale Verzekeringsbank te wijzigen dat zij in plaats van de man aanvrager zal zijn van de kinderbijslag;
II. de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt wordt bepaald:
  • [minderjarige 1] verblijft ieder weekend van vrijdag 17.00 uur na school tot en met zondag 18.00 uur bij de man;
  • [minderjarige 2] verblijft de weekenden in onderling overleg tussen ouders te bepalen bij de man of de vrouw;
  • Primair: [minderjarige 1] gaat op de twee schooldagen waarop hij ook voetbaltraining heeft na schooltijd naar de vrouw, waarna hij om 17.00 uur door de man naar de voetbaltraining wordt gebracht en hij daarna op één van die twee schooldagen terug naar de vrouw wordt gebracht om daar te overnachten. Subsidiair: dat de weekendregeling voor [minderjarige 1] eindigt op zondagmiddag 14.30 uur (voor [minderjarige 2] om 18.00 uur);
III. de kinderbijdrage te wijzigen en te bepalen dat de man een bijdrage van € 58,- per kind per maand aan vrouw dient te betalen ten behoeve van hun verzorging en opvoeding.
4.2.
Bij verweerschrift met één productie heeft de man verzocht het hoger beroep van de vrouw af te wijzen als zijnde rechtens ongegrond en onbewezen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.3.
Op de mondelinge behandeling heeft de vrouw haar verzoek (tweede deel onder I) ingetrokken voor zover zij daarbij om vervangende toestemming verzoekt om bij de Sociale Verzekeringsbank te wijzigen dat zij in plaats van de man aanvrager zal zijn van de kinderbijslag.
4.4.
Partijen hebben het hof na de mondelinge behandeling (op respectievelijk 11 en 14 oktober 2024) afzonderlijk van elkaar laten weten dat de ouders het erover eens zijn dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de vrouw wordt bepaald en dat de man als aanvrager van de kinderbijslag geregistreerd kan blijven staan zodat hem de volledige kinderbijslag ten aanzien van [minderjarige 1] toekomt en het kindgebonden budget.

5.De beoordeling

De hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1]
5.1.
Het is niet langer in geschil tussen de ouders dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de vrouw zal zijn. Het hof zal de bestreden beschikking daarom vernietigen. De vrouw verzoekt het hof vervolgens om opnieuw recht te doen en de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij haar te bepalen. Nu de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] reeds bij beschikking van de rechtbank van 8 maart 2021 bij de vrouw is bepaald en het verzoek in eerste aanleg van de zijde van de man om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij hem te bepalen derhalve moet worden begrepen als een verzoek tot wijziging van de beschikking van 8 december 2021, volstaat het dat het hof dit verzoek van de man alsnog afwijst.
De kinderbijslag en het kindgebonden budget ten behoeve van [minderjarige 1]
5.2.
Partijen hebben afgesproken dat de man als de aanvrager van de kinderbijslag geregistreerd kan blijven en dat hem de volledige kinderbijslag en het kindgebonden budget ten behoeve van [minderjarige 1] toekomt. Partijen hebben het hof verzocht dit in de overwegingen van de beschikking op te nemen.
De zorgregeling
5.3.
De vrouw voert in haar beroepschrift, zoals aangevuld op de mondelinge behandeling, het volgende aan:
De zorgregeling kan niet voortbestaan. De vrouw en [minderjarige 1] missen elkaar en [minderjarige 1] verblijft vaker bij de vrouw dan in de zorgregeling is bepaald. In de praktijk loopt de regeling dus anders en de zorgregeling moet aansluiten op de praktijk. De vrouw stemde er eerder mee in dat [minderjarige 1] op trainingsdagen na schooltijd naar de man ging, omdat [minderjarige 1] dat toen zelf zo wilde en voor de man was dat ook fijner. Het is voor [minderjarige 1] echter fijner als hij na het trainen terugkomt naar de vrouw. Voor de zondagavond geldt dat het eindtijdstip van 18.00 uur beter is dan 19.00 uur, omdat [minderjarige 1] bij de vrouw zijn huiswerk nog moet maken en hij dan nog tijd heeft met zijn broers en zus. De vrouw heeft zes kinderen die allemaal vaak bij haar wonen; zij ziet [minderjarige 1] nog maar weinig en zij voelt dat zij zich niet voldoende kan inzetten voor hem.
Ten aanzien van [minderjarige 2] wenst de vrouw dat de juridische situatie eveneens in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke situatie. De ouders geven in onderling overleg uitvoering aan de weekendregeling tussen [minderjarige 2] en de man. De ene keer spreken partijen af dat [minderjarige 2] op zaterdag na het voetballen naar de man gaat en soms blijft [minderjarige 2] ook een heel weekend bij de vrouw. Dit lukt de ouders in onderling overleg. De vrouw wil daarom vastleggen dat [minderjarige 2] in de weekenden in onderling overleg tussen de ouders te bepalen bij de man of de vrouw verblijft. De vrouw is bezig met het halen van haar rijbewijs, zodat ze flexibeler wordt in het halen en brengen van de kinderen.
5.4.
De man voert in het verweerschrift, zoals aangevuld op de mondelinge behandeling, het volgende aan.
De door de rechtbank vastgestelde regeling wordt door de ouders niet strikt nagekomen. In de weekenden komt dat voornamelijk door het slechte weer. [minderjarige 1] zit op voetbal en de man is trainer van [minderjarige 1] ’s team. Op zaterdag gaat de man altijd met [minderjarige 1] mee naar de wedstrijd. Dat betekent dat [minderjarige 2] ook mee moet naar het voetballen, maar de ouders zijn het er met elkaar over eens dat [minderjarige 2] bij de vrouw kan verblijven als het slecht weer is. Die afspraak hebben zij al in 2021 met elkaar gemaakt. Dit rechtvaardigt geen wijziging van de zorgregeling, zoals door vrouw wordt voorgesteld. Voor wat betreft het verblijf van een doordeweekse dag na school tot de volgende ochtend voor school, geldt dat beide ouders deze afspraak op dit moment niet strikt naleven, maar dat zouden zij wel moeten doen. Het is voor [minderjarige 2] goed als zij een extra nacht per week ongestoord door kan slapen bij de man thuis. Er staat weliswaar ‘dinsdag en donderdag’ in de beschikking van de rechtbank, maar de ouders wisselen in onderling overleg deze dagen als de voetbaltraining van [minderjarige 1] op een andere dag valt. Het is voor [minderjarige 1] te onrustig als hij na school eerst naar de vrouw zou gaan, dan naar voetbal en daarna weer terug naar de vrouw voor één extra overnachting per week. De man zou alleen ermee kunnen instemmen als [minderjarige 1] een extra nacht per week bij de vrouw verblijft als de vrouw dan ook de verantwoordelijkheid neemt voor het halen en brengen van [minderjarige 1] .
De man stemt ermee in als de zorgregeling op zondagavond eindigt om 18.00 uur in plaats van 19.00 uur.
5.5.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd om ten aanzien van [minderjarige 2] niets te veranderen aan de zorgregeling en ten aanzien van [minderjarige 1] de regeling zo te wijzigen dat [minderjarige 1] meer tijd bij de vrouw kan doorbrengen.
Het hof overweegt als volgt.
5.6.
In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:377e BW in samenhang met artikel 1:253a lid 4 BW, een eerdere beslissing dienaangaande dan wel een door de ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
5.7.
Het hof stelt voorop dat de ouders het er over eens zijn dat de zorgregeling op de zondagavond voortaan kan eindigen om 18.00 uur en niet om 19.00 uur. Het hof zal deze wijziging aanbrengen in de zorgregeling. De discussie die er tussen de ouders nog is, is toegespitst op de vraag of [minderjarige 1] meer tijd bij de vrouw dient door te brengen. In hetgeen over en weer is aangevoerd, is het hof van oordeel dat het in het belang van [minderjarige 1] is als er een uitbreiding wordt aangebracht in de momenten dat [minderjarige 1] bij de vrouw verblijft. De regeling die de rechtbank heeft vastgesteld is zo vormgegeven dat het zwaartepunt van [minderjarige 1] ’s verzorging en opvoeding bij de man ligt. Het hof acht het, met de raad, wenselijk als hierin een betere balans wordt aangebracht zodat [minderjarige 1] vaker bij de vrouw en zijn broers en zus verblijft. Het hof heeft met de ouders, beide advocaten en de raad uitvoerig stilgestaan op welk moment in de week [minderjarige 1] extra bij de vrouw kan zijn. De man staat niet onwelwillend tegen een dergelijke uitbreiding, mits dit er niet toe leidt dat hij nog vaker de verantwoordelijkheid krijgt voor het halen en brengen van [minderjarige 1] . Het hof zal de vrouw tegemoet komen in haar wens om meer contact met [minderjarige 1] te hebben op doordeweekse dagen, maar dan wel op een manier die voor de man – zo schat het hof in – het minst belastend is, omdat het klopt dat de man altijd het halen en brengen van [minderjarige 1] voor zijn rekening neemt. Het hof zal de regeling in zoverre wijzigen dat [minderjarige 1] voortaan op één van de twee schooldagen waarop hij voetbaltraining heeft, na de voetbaltraining door de man naar de vrouw wordt gebracht, hij bij haar overnacht en vanuit de vrouw de volgende dag weer na school gaat. De man zit dan toch al in de auto na de training, zodat dit geen extra autorit is, maar één rit die iets langer duurt omdat hij eerst naar de woning van de vrouw moet rijden voordat hij zelf naar huis gaat. Het hof acht de extra tijd die [minderjarige 1] dan bij zijn moeder kan doorbrengen belangrijker dan de weerstand van de man tegen een langere autorit. De feitelijke situatie is nu eenmaal dat de vrouw zes kinderen heeft, geen rijbewijs en dat zij nu te maken heeft met een baby die nog te jong is om mee te mogen op de fiets.
5.8.
Ten aanzien van [minderjarige 2] ziet het hof in hetgeen de vrouw heeft aangevoerd onvoldoende aanleiding om een andere regeling vast te stellen dan de rechtbank heeft gedaan. De regeling die de vrouw verzoekt vast te leggen, zou betekenen dat ten aanzien van [minderjarige 2] niets concreets meer op papier staat en dat de hele zorgregeling in onderling overleg dient te worden afgestemd tussen de ouders. Hoewel het hof de ouders daartoe nu in staat acht, acht het hof het in het belang van [minderjarige 2] dat voor iedereen duidelijk is wanneer zij bij de man verblijft. Het hoger beroep wordt in zoverre afgewezen Voor de duidelijkheid zal het hof de zorgregeling voor beide kinderen opnieuw in het dictum opnemen, dus ook de ongewijzigde regeling voor [minderjarige 2] .
De bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]
5.9.
De vrouw heeft op de mondelinge behandeling verklaard dat de draagkracht van de man haar enige grief is en dat zij niet twijfelt aan de inhoud van de stukken die de man over zijn inkomen heeft overgelegd. Het hof begrijpt dat zij hiermee haar grief dat de man werkt als lasser en dat hij méér verdient dan het bedrag dat hij ontvangt aan uitkering en waar de rechtbank mee heeft gerekend, niet langer handhaaft. Daarmee heeft de vrouw geen grieven meer gericht tegen het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de kinderalimentatie. Nu partijen zijn overeengekomen dat de man aanspraak kan blijven maken op de kinderbijslag en het kindgebonden budget voor [minderjarige 1] en, zo begrijpt het hof, de man daarmee de verblijfsoverstijgende kosten voor [minderjarige 1] blijft dragen, kan de beslissing van de rechtbank ten aanzien van de kinderalimentatie in stand blijven, nu daar tegen overigens geen grieven zijn gericht.
Proceskosten
5.10.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten in hoger beroep tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

Het hof:
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk voor zover zij heeft verzocht dat haar vervangende toestemming wordt verleend om bij de Sociale Verzekeringsbank te wijzigen dat zij in plaats van de man aanvrager zal zijn van de kinderbijslag;
vernietigt de bestreden beschikking voor zover daarbij de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de man is bepaald en voor zover het de zorgregeling van beide kinderen betreft;
en, opnieuw rechtdoende:
wijst alsnog af het verzoek van de man om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] te wijzigen;
bepaalt dat de eerder bij beschikking van 21 december 2021 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wordt gewijzigd in die zin dat:
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ieder weekend van vrijdag na school tot zondag 18.00 uur bij de man verblijven;
  • [minderjarige 1] op de eerste doordeweekse dag waarop hij voetbaltraining heeft na school tot de volgende ochtend voor school bij de man verblijft en op de tweede doordeweekse dag waarop hij voetbaltraining heeft na school tot en met de voetbaltraining bij de man verblijft, waarna [minderjarige 1] na de voetbaltraining door de man naar de vrouw wordt gebracht waar hij zal overnachten;
  • [minderjarige 2] een doordeweekse dag na school tot de volgende ochtend voor school bij de man verblijft;
  • de feestdagen en vakanties in onderling overleg worden verdeeld;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover het de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 2] betreft en voor zover het de bijdrage van de vrouw in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] betreft;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S.P.A. Wensink-Vergunst, E.M.C. Dumoulin en H.J. Witkamp en is op 14 november 2024 uitgesproken in het openbaar door L.M.H. Nelissen in tegenwoordigheid van mr. D. van der Horst, de griffier.