In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vrouw tegen de beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de partneralimentatie is vastgesteld op € 520,- per maand. De vrouw is van mening dat deze alimentatie te laag is en verzoekt het hof om de alimentatie te verhogen naar € 967,48 bruto per maand. De vrouw en de man zijn van 24 mei 1991 tot 30 januari 2024 met elkaar getrouwd geweest en hebben samen twee meerderjarige kinderen. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en de alimentatie vastgesteld, maar de vrouw is het niet eens met de vastgestelde verdiencapaciteit van € 489,- netto per maand die aan haar is toegedicht. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw haar medische en psychische beperkingen uiteengezet, waaruit blijkt dat zij niet in staat is om meer dan 20 uur per week te werken. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord en heeft vastgesteld dat de vrouw voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet in staat is om meer te werken dan 20 uur per week. Het hof heeft de draagkracht van de man vastgesteld op € 911,- per maand en heeft de partneralimentatie met ingang van 30 januari 2024 vastgesteld op € 911,- bruto per maand. De bestreden beschikking is vernietigd voor zover het de partneralimentatie betreft, en de proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd.