In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige en het bezit en verspreiden van kinderporno. De verdachte, geboren in 1954, is ter zake van deze feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank had eerder bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod. De benadeelde partijen hebben vorderingen tot schadevergoeding ingediend, die gedeeltelijk zijn toegewezen. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal om de straf te verhogen naar 48 maanden afgewezen en heeft de straf bevestigd zoals door de rechtbank was opgelegd. Het hof heeft de verdachte ook veroordeeld in de proceskosten van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van € 858,00, maar de vordering van [slachtoffer 2] is afgewezen. De schorsing van de voorlopige hechtenis is opgeheven met ingang van de datum van het onherroepelijk worden van het arrest.