ECLI:NL:GHSHE:2024:3524

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
20-000563-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens gebrekkige volmacht en niet verschijnen van verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1984 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was veroordeeld voor eenvoudige belediging van een ambtenaar, straatschenderij en het niet tonen van een identiteitsbewijs. De politierechter had hem hiervoor een gevangenisstraf van tien dagen en hechtenis van vier dagen opgelegd. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, maar het hof heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de akte van hoger beroep niet voldeed aan de wettelijke eisen, omdat de schriftelijke volmacht van de raadsman niet aan de vereisten van het Wetboek van Strafvordering voldeed. De verdachte is niet verschenen ter zitting in hoger beroep, en de raadsman heeft aangegeven niet gemachtigd te zijn op grond van artikel 279 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft, in overeenstemming met de advocaat-generaal, besloten dat de verdachte niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep, omdat niet aan de vereisten voor het instellen van hoger beroep is voldaan.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000563-24
Uitspraak : 6 november 2024
VERSTEK (onip)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 9 februari 2024, in de strafzaak met parketnummer 01-326814-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening’ (feit 1), ‘straatschenderij’ (feit 2) en ‘niet voldoen aan de hem krachtens artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht opgelegde verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden’ (feit 3), de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien dagen ten aanzien van feit 1, een hechtenis voor de duur van twee dagen ten aanzien van feit 2 en een hechtenis voor de duur van twee dagen ten aanzien van feit 3.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hof stelt op grond van de akte instellen hoger beroep vast dat het hoger beroep op 23 februari 2024 is ingesteld door een medewerker ter griffie van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, daartoe gemachtigd blijkens een aan die akte gehecht schriftelijk stuk dat beschouwd dient te worden als bijzondere volmacht van de raadsman van de verdachte.
De aan de appelakte gehechte brief van raadsman mr. [raadsman] d.d. 22 februari 2024, houdt – voor zover hier van belang – in:

In de zaak met bovenvermeld parketnummer heeft de heer [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1984 en zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats verblijvende te Eindhoven, mij de opdracht gegeven om namens hem hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van de Politierechter te ’s-Hertogenbosch van 9 februari jl.
Hierbij verzoek en machtig ik een van uw griffiemedewerkers bepaaldelijk om uiterlijk op 23 februari a.s. voor het instellen van hoger beroep namens cliënt zorg te dragen.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan een door de verdachte bepaaldelijk gevolmachtigde raadsman aan een griffiemedewerker een schriftelijke volmacht verlenen om namens de verdachte een rechtsmiddel in te stellen. Deze schriftelijke volmacht dient in ieder geval de volgende onderdelen te bevatten om te voldoen aan de in artikel 450, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering geformuleerde eisen (vgl. HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7810):
  • i) de verklaring van de advocaat dat hij door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep (art. 450, eerste lid sub a, Sv), en
  • ii) de verklaring van de advocaat dat de verdachte instemt met het door de medewerker ter griffie aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep (art. 450, derde lid, Sv), en
  • iii) het adres dat door de verdachte is opgegeven voor de toezending van het afschrift van de appeldagvaarding (art. 450, derde lid, Sv).
Het hof stelt vast dat de brief van de raadsman, voor zover aan te merken als een schriftelijke volmacht, niet voldoet aan de twee laatstgenoemde eisen en dat derhalve niet op de door de wet voorgeschreven wijze hoger beroep is ingesteld.
Indien niet aan elk van de hiervoor bedoelde vereisten is voldaan en de verdachte, noch een door hem ex artikel 279 van het Wetboek van Strafvordering gemachtigde raadsman, ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen, dient in de regel het door de raadsman door middel van een schriftelijke volmacht aan een griffiemedewerker ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard (vgl. HR 20 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV6999).
Nu de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep niet is verschenen en mr. [raadsman] ten overstaan van het hof te kennen heeft gegeven niet op grond van artikel 279 van het Wetboek van Strafvordering te zijn gemachtigd, is het hof, met de advocaat-generaal, van oordeel dat verdachte niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Aldus gewezen door:
mr. A.R. Hartmann, voorzitter,
mr. Y.G.M. Baaijens-van Geloven en mr. A.J. Henzen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. drs. A. Burgmeijer, griffier,
en op 6 november 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.