ECLI:NL:GHSHE:2024:3507

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
11 november 2024
Zaaknummer
20-003126-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake winkeldiefstal met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was beschuldigd van winkeldiefstal, gepleegd op 17 augustus 2023 te Breda, waarbij hij powerbanks en een oplaadkabel heeft weggenomen uit een winkel. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken en de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde taakstraf van 30 uren. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte opnieuw zou veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken en een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de taakstraf. De raadsvrouw van de verdachte heeft betoogd dat de vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen moest worden vanwege de gezondheidstoestand van de verdachte.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en het tenlastegelegde bewezen verklaard. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal en heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn slechte gezondheid en de omstandigheden waarin hij momenteel verkeert, heeft het hof besloten om de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Daarnaast is de vordering tot tenuitvoerlegging van de taakstraf toegewezen, waarbij het hof de verdachte heeft veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis. Het hof heeft de beslissing gegrond op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003126-23
Uitspraak : 2 oktober 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 21 november 2023, parketnummer 02-206999-23 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, met het parketnummer 22-003644-20, in de strafzaak tegen:

[naam verdachte ] ,

geboren te Breda op [datum] 1971,
wonende te [adres 1] ,
in de Basisregistratie Personen ingeschreven op het adres [adres 2] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de verdachte ter zake van ‘
diefstal’ veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de politierechter de tenuitvoerlegging gelast van een eerder, onder het parketnummer 22-003644-20, voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde taakstraf gedeeltelijk zal toewijzen en een taakstraf zal gelasten voor de duur van 15 uren.
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich met betrekking tot de bewijsvraag op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daarnaast heeft de raadsvrouw een straftoemetingsverweer gevoerd. Met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde taakstraf heeft de raadsvrouw – naar het hof begrijpt – bepleit dat het hof de vordering zal afwijzen.
Het vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 17 augustus 2023 te Breda een of meerdere powerbanks en/of oplaadkabels en/of een lenzendoosje, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [naam winkel] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 augustus 2023 te Breda powerbanks en een oplaadkabel en een doosje, die aan [naam winkel] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

diefstal.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof aan de verdachte zal opleggen een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsvrouw van de verdachte heeft – onder verwijzing naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in het bijzonder diens slechte gezondheidstoestand en zijn huidige woonomstandigheden en de daarmee verband houdende problematiek – het hof verzocht om de eerder door de politierechter opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken (verder) te matigen.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij powerbanks, een oplaadkabel en een doosje bij de [naam winkel] heeft gestolen. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van een ander. Hij heeft enkel oog gehad voor zijn eigen (financiële) belangen, zonder zich iets gelegen te laten liggen aan de gevolgen van zijn handelen voor de gedupeerden. Daarbij geldt dat diefstallen zoals de onderhavige ergerlijke feiten zijn, die naast schade ook hinder en overlast veroorzaken voor de gedupeerden. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 24 juli 2024, betrekking hebbend op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk voor strafbare feiten, waaronder meermalen wegens diefstal, is veroordeeld. Bovendien liep de verdachte nog in een proeftijd van een eerder wegens diefstal voorwaardelijk opgelegde taakstraf. Dit alles heeft de verdachte er evenwel niet van heeft weerhouden het bewezenverklaarde feit te begaan.
Ten slotte heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan gedurende het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte naar voren gebracht dat het ten tijde van het bewezenverklaarde niet goed met hem ging en dat zijn situatie niet is verbeterd. [uiteenzetting persoonlijke omstandigheden] , hetgeen een (nadere) zware belasting voor hem oplevert. Ter adstructie van de medische toestand van de verdachte is door de raadsvrouw aan het hof een huisartsenjournaal overgelegd. De verdachte heeft geen werk, staat onder bewind en verblijft thans in een doorstroomvoorziening, welke voorziening volgens de verdachte omwille van zijn persoonlijke omstandigheden niet passend is en gepaard gaat met diverse problemen. In dat kader heeft de verdachte verklaard dat hij de spullen bij de [naam winkel] heeft gestolen ter vervanging van zijn eigendommen die in de doorstroomvoorziening zijn gestolen.
Het hof stelt voorop dat het in gevallen zoals de onderhavige, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, verdachtes (recidiverend) justitiële verleden en in verband met een juiste normhandhaving, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur pleegt op te leggen, hetgeen eveneens tot uitdrukking is gebracht in de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het ‘Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht’ (LOVS), waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Deze uitgangspunten indiceren als vertrekpunt bij de strafoplegging in het geval van veelvuldige recidive op het gebied van winkeldiefstal oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Naar het oordeel van het hof kan in de door verdachte aangedragen verklaring voor het wegnemen van de goederen in de [naam winkel] – wat daar overigens verder ook van zij – geen enkele rechtvaardiging voor verdachtes handelen worden gevonden. Het hof is aldus van oordeel dat als gevolg van het plegen van het strafbare feit een straf dient te volgen. Gelet op bovenstaande vooropstelling, is aldus in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de orde.
In vorenomschreven persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en daarbij in het bijzonder gelet op verdachtes slechte gezondheidstoestand, alsmede in aanmerking genomen dat het hof – zoals hierna zal worden overwogen – de tenuitvoerlegging zal gelasten van een eerder voorwaardelijk opgelegde taakstraf, te weten een taakstraf voor de duur van 30 uren, ziet het hof evenwel aanleiding om thans en bij uitzondering te volstaan met oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren. Met oplegging van deze voorwaardelijke straf wordt de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie bij het arrondissementsparket Zeeland-West-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een bij arrest van het gerechtshof Den Haag van 29 juli 2022 onder parketnummer 22-003644-20 voorwaardelijk opgelegde taakstraf voor de duur van 30 uren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de gedeeltelijke tenuitvoerlegging zal gelasten, te weten een taakstraf voor de duur van 15 uren.
De raadsvrouw heeft bepleit dat het hof de vordering zal afwijzen, omdat de verdachte vanwege zijn gezondheidstoestand niet in staat is om een taakstraf te verrichten.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof is ten aanzien van de vordering van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde taakstraf dient te worden gelast, te weten een taakstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis.
Onder verwerping van het ter zake gevoerde verweer, is het hof uit het onder ter terechtzitting niet gebleken dat verdachte niet in staat is om een taakstraf te verrichten. Het hof vertrouwt erop dat de reclassering, indien nodig in overleg met de verdachte, en daarbij met oog voor verdachtes gezondheidstoestand, zal bezien hoe de taakstraf op een passende wijze kan worden verricht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof Den Haag van 29 juli 2022, onder het parketnummer 22-003644-20, te weten een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. A. Muller, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers en mr. K.J. van Dijk, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.S. Vos, griffier,
en op 2 oktober 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.