ECLI:NL:GHSHE:2024:3504

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 november 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
20-001515-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens witwassen en vrijspraak van (vuur)wapenbezit

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder door de rechtbank vrijgesproken van het voorhanden hebben van twee boksbeugels, maar werd wel veroordeeld voor witwassen. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte niet als bewoner van de woning kan worden aangemerkt waar de wapens en munitie zijn aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van deze wapens, en het hof heeft deze verklaring ondersteund door getuigenverklaringen. Hierdoor heeft het hof de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging met betrekking tot de wapens.

Het hof heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, waarbij hij gedurende een langere periode geldbedragen heeft omgezet die afkomstig waren uit misdrijven. De verdachte heeft van het witwassen een gewoonte gemaakt, wat leidt tot ernstige schade aan de integriteit van het financiële systeem. Ondanks de ernst van de feiten heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn zorg voor een gehandicapt kind en het tijdsverloop in de zaak. Uiteindelijk heeft het hof een taakstraf van 210 uren opgelegd, in plaats van een gevangenisstraf, en heeft het beslag op verschillende geldbedragen en een voertuig verbeurd verklaard.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001515-19
Uitspraak : 1 november 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 7 mei 2019, in de strafzaak met parketnummer 01-997614-16 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonadres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte partieel vrijgesproken ter zake van het onder feit 3 ten laste gelegde voorhanden hebben van een zilverkleurige boksbeugel en een koperkleurige boksbeugel, en ter zake van:
- feit 1:
medeplegen van: van het plegen van witwassen een gewoonte maken,
- feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegdenhandelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
- feit 3:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is een beslissing gegeven op het beslag.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Door de verdediging is primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte is door de rechtbank partieel vrijgesproken van het onder feit 3 ten laste gelegde voorhanden hebben van een zilverkleurige boksbeugel en een koperkleurige boksbeugel. Het hof is van oordeel dat deze partiële vrijspraken beschermde vrijspraken zijn. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen voornoemde in eerste aanleg gegeven beslissing. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis – voor zover thans aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover thans aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2013 tot en met 14 december 2016 te 's-Hertogenbosch en/of (elders) in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
van een of meerdere voorwerpen, te weten een of meerdere geldbedrag(en) tot een totaal van 216.430,18 euro, althans een totaal van ongeveer 215.000 euro of daaromtrent, althans (telkens) van een of meerdere geldbedrag(en) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel verborgen heeft gehouden of heeft verhuld wie de rechthebbende op dit voorwerp/deze voorwerpen is en/of dit voorwerp/deze voorwerpen (geld) voorhanden heeft gehad, dan wel
een of meerdere voorwerpen, te weten een of meerdere geldbedrag(en) tot een totaal van 216.430,18 euro, althans tot een totaal van ongeveer 215.000 euro of daaromtrent, althans (telkens) een of meerdere geldbedrag(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van een of meerdere voorwerpen, te weten een of meerdere geldbedrag(en) tot een totaal van 216.430,18 euro, althans tot een totaal van ongeveer 215.000 euro of daaromtrent, althans (telkens) van een of meerdere geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en)/geldbedrag(en) (telkens) geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
2.
hij op of omstreeks 14 december 2016 te 's-Hertogenbosch, althans in Nederland, een of meer wapens en/of munitie van categorie III, te weten
- een vuurwapen (onderdelen) (browning, kaliber 6,35 mm) (goednummer 1112760) en/of
- een vuurwapen (onderdelen) (kaliber 9mm) (1112752) en/of
- een vuurwapen (revolver) (Revo Safe Gom, kleur zwart) (1112640) en/of
- een vuurwapen (alarmpistool) (Umarex Browning Gpda 9, kleur zwart) (1112639) en/of
- 4, althans een of meerdere patro(o)n(en) (9 mmm Pak, kaliber 9mm pak) (1122427)en/of
- 20, althans een of meerdere patro(o)n(en) (Umarex Skycircle Gold) (1113319) en/of
- 8, althans een of meerdere patro(o)n(en) (Winchester 6.35 mm) (1112742) en/of
- 20, althans een of meerdere patro(o)n(en) (Winchester 6.35 mm) (1112749) en/of
- 35, althans een of meerdere patro(o)n(en) (Fiocchi 9 mm, kaliber 9 mm Luger) (1112750) en/of
- 6, althans een of meerdere patro(o)n(en) (S&B 38 Special, kaliber .38 special) (1112726)en/of
- 25, althans een of meerdere patro(o)n(en) (9 mm, kaliber 9 mm luger) (1112727) en/of
- 100, althans een of meerdere patro(o)n(en) (Remington .221r, kaliber .221r) (1112730) en/of
- 66, althans een of meerdere patro(o)n(en) (Cci .22, kaliber .221r) (1112733 en 1112735)en/of
- 6, althans een of meerdere (patro(o)n(en) (Geco 7.65 mm, kaliber 7.65 mm) (1112739) en/of
- 65, althans een of meerdere patro(o)n(en) (Umarex 9 mm, kaliber 9 mm knal) (1112746),
voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 14 december 2016 te 's-Hertogenbosch, althans in Nederland, een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, categorie I onder 3°, te weten:
- 2, althans een of meerdere boksbeugel(s) (kleur zilver) en/of
- een boksbeugel (kleur zwart),
voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het onder 2 en 3 ten laste gelegde
De verdachte heeft betoogd dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de onder 2 en 3 bedoelde wapens en munitie in de woning aan het adres [adres]
(hierna: ook de woning). De verdachte heeft aangevoerd dat ten tijde van de doorzoeking op 14 december 2016 de relatie met zijn partner, [medeverdachte], die op genoemd adres woonachtig was, voorbij was, dat hij daar niet ingeschreven stond en feitelijk ook niet meer woonde. Hij sliep er ook niet meer. De verjaardag van zijn zoon was de reden dat hij op de dag van de doorzoeking aanwezig was in de woning.
Het hof overweegt dat de verklaring van de verdachte dat hij ten tijde van de doorzoeking niet meer woonachtig was op voornoemd adres steun vindt in de getuigenverklaringen van de toenmalige schoonouders van de verdachte, te weten [getuige 1] en [getuige 2]. Op vragen van de politie wie er in de woning verblijven hebben zij beiden geantwoord dat dit [medeverdachte] en haar kinderen zijn. Het hof heeft geen enkele reden om aan deze verklaringen te twijfelen en is dan ook van oordeel dat de verdachte niet als bewoner van de woning kan worden aangemerkt. Om die reden kan dus ook niet worden gezegd dat de verdachte als bewoner van de woning geacht moet worden op de hoogte te zijn van hetgeen zich in de woning bevindt.
Gelet op de uitdrukkelijke ontkenning van de verdachte dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van de wapens en munitie in de woning, en bij het ontbreken van bewijsmiddelen op grond waarvan het tegendeel zou kunnen worden vastgesteld, moet de conclusie zijn dat het hof niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft bekomen dat verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Om die reden zal de verdachte van het onder 2 en 3 tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 14 december 2016 te 's-Hertogenbosch en/of elders in Nederland telkens een geldbedrag heeft omgezet en telkens van een geldbedrag gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist dat bovenomschreven geldbedragen telkens geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf en van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Het hof schaart zich achter de bewijsoverweging van de rechtbank op pagina 3 en 4 (bovenste twee regels) van het vonnis waarvan beroep, neemt deze over en maakt deze tot de zijne. Daarbij merkt het hof op, dat het hof, anders dan de rechtbank, niet bewezen acht dat sprake is van medeplegen. In zoverre komt het hof tot een andere bewezenverklaring dan de rechtbank.
Hetgeen door de verdediging in hoger beroep is aangevoerd, alsmede de inhoud van de financiële bescheiden die door de verdediging in hoger beroep zijn overgelegd leiden niet tot een ander oordeel. Vast staat immers dat de verdachte over de jaren 2013 tot en met 2016 geen fiscale verantwoording over zijn handelsactiviteiten en de daarmee gegenereerde verdiensten heeft afgelegd. Dat hij dat jaren later alsnog heeft gedaan en uiteindelijk een vaststellingsovereenkomst met de fiscus heeft gesloten met betrekking tot openstaande belastingschulden maakt dat niet anders.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

Van het plegen van witwassen een gewoonte maken.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich gedurende langere tijd schuldig gemaakt aan witwassen. Van dat witwassen heeft hij een gewoonte gemaakt. Witwassen leidt tot ontwrichting van het economische en financiële verkeer en door de vermenging van illegaal geld met legale geldstromen wordt de integriteit van het financieel en economisch bestel ernstige schade toegebracht. Dit rekent het hof de verdachte aan. Voorts heeft de verdachte zich in het verleden eerder aan witwassen schuldig gemaakt, maar dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw de fout in te gaan.
Desalniettemin heeft het hof oog voor het tijdsverloop in deze zaak en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof stelt vast dat de feiten in de periode van 1 januari 2013 tot en met 14 december 2016 zijn gepleegd, dat hij inmiddels met de fiscus een vaststellingsovereenkomst heeft gesloten en dat hij blijkens informatie van zijn boekhouder aan zijn fiscale aangifteplichten zou hebben voldaan. Voorts heeft de verdachte samen met zijn huidige partner intensieve zorg voor hun gehandicapte zoontje en is aannemelijk dat de verdachte daarbij een essentiële rol vervult, waarbij een onvoorwaardelijke detentie ingrijpende gevolgen zou hebben.
Gelet op het vorenstaande zal het hof aan de verdachte een taakstraf opleggen.
In beginsel acht het hof gelet op de ernst van de feiten de maximale taakstraf van 240 uren passend. Bij de strafvervolging van verdachte is echter, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM, aanzienlijk geschonden. Gelet op deze termijnschending zal worden volstaan met het opleggen van de hierna aan te geven straf.
Beslag
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedragen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, terwijl het voorwerpen zijn met betrekking tot welke het onder 1 bewezenverklaarde feit is begaan. Het hof heeft rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 24, 33, 33a, 63 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaartde verdachte
niet-ontvankelijkin het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beschermde partiële vrijspraken ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde voorhanden hebben van een zilverkleurige boksbeugel en een koperkleurige boksbeugel.
Vernietigthet vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – en doet opnieuw recht:
Verklaartniet bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan en
spreektde verdachte daarvan
vrij.
Verklaartzoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaarthet onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeeltde verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
210 (tweehonderdtien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
105 (honderdvijf) dagen hechtenis.
Beveeltdat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een contant geldbedrag van € 2.575,-- [nr. 1 op het beslagoverzicht],
- een Mercedes-Benz A250 met het kenteken [kenteken] [nr. 63 op het beslagoverzicht],
- een contant geldbedrag van € 1.578,-- [nr. 68 op het beslagoverzicht] en
- een contant geldbedrag van € 560,56 [nr. 69 op het beslagoverzicht].
Aldus gewezen door:
mr. A.J.M. van Gink, voorzitter,
mr. A.C. Bosch en mr. C.A. van Roosmalen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, griffier,
en op 1 november 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.