ECLI:NL:GHSHE:2024:3488

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 november 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
200.332.392_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgang en gezag over minderjarige na wijziging van omstandigheden

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De moeder, wonende in het buitenland, verzoekt om een wijziging van de omgangsregeling en het gezag over haar minderjarige dochter, geboren in 2019. De rechtbank had eerder een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, waarbij de moeder slechts één week per jaar contact met haar dochter kan hebben. De vader, die de dagelijkse zorg voor de minderjarige op zich neemt, heeft bezwaar gemaakt tegen de wijziging van het gezag, stellende dat de moeder niet voldoende betrokken is bij het leven van de minderjarige.

Tijdens de mondelinge behandeling op 2 oktober 2024 is de moeder niet verschenen, maar haar advocaat heeft haar standpunten naar voren gebracht. De vader heeft aangegeven dat hij instemt met de contactregeling, maar twijfelt aan de betrokkenheid van de moeder. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd dat de moeder meer betrokkenheid zou moeten tonen en dat er een frequente informatieregeling moet komen.

Het hof heeft overwogen dat de moeder in een kwetsbare situatie verkeert en dat er geen sprake is van een situatie waarin het gezag van de moeder beëindigd moet worden. Het hof heeft besloten dat de moeder en de minderjarige recht hebben op contact gedurende één week in de zomervakantie en dat er twee keer per week beeldbelcontact zal zijn. Het verzoek van de vader om het gezag over de minderjarige alleen aan hem toe te kennen is afgewezen. De beslissing van het hof is op 7 november 2024 uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 7 november 2024
Zaaknummer: 200.332.392/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/385518 / FA RK 22-3936
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende op een onbekend adres in het buitenland,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. H. Hassan,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: mr. C.E. Willemsen.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost-Nederland, hierna te noemen: de raad.
Deze zaak gaat over het gezag en de contactregeling ten aanzien van:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .

5.De beschikking van 11 april 2024

Bij beschikking van 11 april 2024 heeft het hof een voorlopige omgangsregeling vastgesteld tussen de moeder en [minderjarige] en bepaald dat partijen het hof uiterlijk 1 september 2024 zullen informeren over het verloop van deze contacten. Iedere overige beslissing is aangehouden.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- mr. Hassan namens de moeder;
-de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. Willemsen;
-[vertegenwoordiger van de raad] namens de raad.
6.2.
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op de mondelinge behandeling verschenen.
6.3.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- het V8-formulier met bijlage van de advocaat van de vader van 26 augustus 2024;
- het V8-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder van 29 augustus 2024.

7.De verdere beoordeling

De nadere standpunten van partijen
7.1.
De moeder heeft, zakelijk weergegeven, nog het volgende naar voren gebracht.
De moeder en [minderjarige] hebben deze zomer een fijne week met elkaar gehad. De moeder heeft via WhatsApp aan de vader voorgesteld om met [minderjarige] in een hotel te verblijven in plaats van op een camping, aangezien zij dacht dat [minderjarige] daar meer van zou genieten. De vader heeft vervolgens gewezen naar de afspraken die partijen hierover op de mondelinge behandeling bij het hof hadden gemaakt maar hij heeft geen bezwaar gemaakt tegen het verblijf van [minderjarige] bij de moeder in het hotel.
De moeder kan [minderjarige] vanwege financiële beperkingen slechts één keer per jaar gedurende één week bezoeken, in tegenstelling tot hetgeen zij eerder heeft medegedeeld. Zij betreurt dit ontzettend. Er is geen sprake van onwil.
De moeder is afhankelijk van haar nieuwe partner. Met haar eigen familie heeft ze bijna geen contact meer, omdat zij bang is voor aan eerwraak gerelateerd geweld door haar vader en broers. De moeder wil naar [minderjarige] (en de vader) toe geen verwachtingen scheppen die zij niet kan waarmaken.
Voor wat betreft het gezag is de moeder voor de vader goed bereikbaar, hetgeen door de vader niet wordt betwist. Daarentegen is de vader de belafspraken meerdere keren niet nagekomen. De moeder wil graag betrokken zijn in het leven van [minderjarige] maar de vader informeert haar onvoldoende en geeft geen antwoorden op haar vragen. De vader stelt ten onrechte dat er bij de moeder sprake is van een beperkte interesse in [minderjarige] . De moeder zal altijd in het belang van [minderjarige] handelen en waar nodig steeds haar toestemming aan de vader geven. Zij vertrouwt erop dat de vader goede beslissingen neemt.
7.2.
De vader heeft, zakelijk weergegeven, nog het volgende naar voren gebracht.
Partijen hebben na de vorige mondelinge behandeling bij het hof afgesproken dat de moeder op een camping in de omgeving van de vader zou verblijven, waarbij het contact tussen [minderjarige] en de moeder in stapjes zou worden opgebouwd. De moeder heeft de vader echter bericht dat zij in het [hotel] in [plaats 1] verbleef. [minderjarige] had zich al erg op het weerzien met de moeder verheugd, zodat de vader geen andere mogelijkheid zag dan akkoord te gaan. De vader betwist niet dat [minderjarige] het leuk heeft gehad met de moeder en hij zal in het belang van [minderjarige] instemmen met de door de moeder verzochte contactregeling. Hij vindt het wel lastig dat de moeder zich beroept op financiële beperkingen, terwijl zij in [plaats 2] een luxe leven lijkt te leiden.
Het komt soms voor dat het beeldbelcontact niet kan doorgaan. Op een ander moment wordt de afspraak dan ingehaald. Tijdens de beeldbelcontacten vraagt de moeder uitsluitend wat [minderjarige] heeft gedaan, gaat doen of heeft gegeten die dag. De moeder informeert bij de vader niet naar school of de gezondheid van [minderjarige] en dergelijke. De moeder is weliswaar per e-mail en Whatsapp bereikbaar, maar zij is niet in staat om mee te beslissen over zaken die het gezag betreffen omdat zij feitelijk niet naar de school, huisarts of sport van [minderjarige] kan gaan en zij hier ook geen interesse in toont. Bovendien spreekt de moeder de Nederlandse taal niet. Zij is onvoldoende op de hoogte van de dagelijkse gang van zaken in het leven van [minderjarige] en zij wil daarover ook geen inhoudelijk contact. Op deze wijze is het niet mogelijk om in het kader van het gezamenlijk gezag samen beslissingen te nemen.
7.3.
De raad heeft, zakelijk weergegeven, het volgende geadviseerd.
Hoe het contact tussen de moeder en [minderjarige] vorm dient te krijgen, is tussen partijen niet in geschil. Er is wel sprake van een zeer minimale regeling en de rol van de moeder is zeer beperkt. Voor [minderjarige] heeft dit vergaande gevolgen en de raad maakt zich daar zorgen over. Wanneer de moeder slechts één week per jaar fysiek contact met [minderjarige] heeft, dan is zij niet op de hoogte van de alledaagse zaken die in het leven van [minderjarige] spelen. De moeder kan weliswaar toestemming verlenen voor gezagsbeslissingen maar de vraag is of dit van toegevoegde waarde is. Het risico bestaat dat wanneer de moeder het gezag behoudt, dit tot vertraging zal leiden in het nemen van beslissingen die spoed hebben.
De raad geeft aan partijen mee dat het goed zou zijn als zij een vaste en frequente informatieregeling zouden afspreken, zodat de moeder op die manier betrokken kan blijven.
De overwegingen van het hof
7.4.
Het hof overweegt op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht als volgt.
Contactregeling
7.5.
Voor wat betreft het verzoek van de moeder om een contactregeling (verdeling van de zorg- en opvoedingstaken) vast te stellen, heeft de moeder tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep haar verzoek gewijzigd.
De moeder verzoekt thans een regeling vast te stellen, waarbij zij één week per jaar in Nederland fysieke omgang met [minderjarige] heeft en waarbij de verdere invulling van die regeling door partijen nader dient te worden bepaald.
Daarnaast verzoekt de moeder om twee keer per week, te weten iedere zondag om 17.00 uur en iedere woensdag om 18.30 uur Nederlandse tijd, via een beeldbelverbinding contact met [minderjarige] te hebben.
De vader kan met deze regeling instemmen.
7.6.
Het hof ziet geen beletsel om het gewijzigde verzoek van de moeder toe te wijzen en zal daarom dienovereenkomstig beslissen. Dit doet er niet aan af dat het hof met de raad van oordeel is dat sprake is van een zeer minimale regeling. Het zou voor [minderjarige] fijn zijn als de moeder in de toekomst meer mogelijkheden tot contact met [minderjarige] heeft en het staat partijen vrij om daarover aanvullende afspraken te maken.
Gezag
7.7.
Zoals in de beschikking van 11 april 2024 al is overwogen, is het uitgangspunt van de wetgever dat ouders die gezamenlijk het gezag hebben, dit gezag na ontbinding van het huwelijk gezamenlijk blijven uitoefenen. Slechts in uitzonderingsgevallen kan worden aangenomen dat het belang van het kind vereist dat één van de ouders met het gezag wordt belast. Op grond van artikel 1:251a lid 1 BW kan het inleidend verzoek van de vader slechts worden toegewezen indien sprake is van een situatie waarbij [minderjarige] klem of verloren dreigt te raken of indien het eenhoofdig gezag van de vader anderszins in het belang van [minderjarige] noodzakelijk wordt geacht. Het hof is van oordeel dat niet is voldaan aan het wettelijk criterium om het gezag van de moeder te beëindigen.
7.8.
Bij het nemen van deze beslissing acht het hof van belang dat de moeder een
kwetsbare, jonge vrouw is die zich vanuit haar culturele achtergrond om haar moverende redenen genoodzaakt heeft gevoeld om [minderjarige] bij de vader achter te laten en in een vreemd land een nieuw leven op te bouwen. De moeder heeft er daarbij (terecht) op vertrouwd dat [minderjarige] bij de vader in goede handen was. Deze beslissing van de moeder is ook voor de vader ingrijpend geweest omdat hij er, van de één op de andere dag, in de opvoeding van [minderjarige] alleen voor stond en hij de moeder lange tijd niet kon bereiken. De vader neemt nog steeds de dagelijkse zorg voor [minderjarige] op zich.
De moeder lijkt zich nog steeds in een kwetsbare situatie te bevinden, waarbij zij op dit moment niet in staat is om meer dan één keer per jaar naar Nederland af te reizen.
7.9.
Voor [minderjarige] brengt deze situatie met zich dat zij geen volwaardig contact met de moeder kan hebben. Dat sprake is van een situatie dat zij klem of verloren zit, of dreigt te raken, is echter niet gesteld of gebleken.
Het hof dient aldus te onderzoeken of eenhoofdig gezag van de vader anderszins in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is. Ook hiervan is naar het oordeel van het hof op dit moment geen sprake.
Anders dan bij de rechtbank en tijdens de eerste mondelinge behandeling in hoger beroep, heeft er inmiddels contactherstel tussen de moeder en [minderjarige] en tussen de moeder en de vader plaatsgevonden. Verder is gebleken dat de moeder inmiddels goed bereikbaar is, hetgeen door de vader niet wordt betwist. De moeder heeft twee keer per week contact met [minderjarige] via een beeldbelverbinding.
Vanuit deze nieuwe situatie is niet onderzocht of de ouders in staat zijn om het gezag over [minderjarige] gezamenlijk uit te oefenen. Het hof vindt het daarom te vroeg om het gezag van de moeder te beëindigen. Juist gelet op de bijzondere situatie van de moeder wordt het in het belang van [minderjarige] geacht dat zij via het gezag met de moeder verbonden blijft en dat de moeder een kans krijgt om op deze wijze invulling te kunnen geven aan het ouderschap.
7.10.
Het hof heeft er voldoende vertrouwen in dat beide ouders het belang van [minderjarige] voorop zullen (blijven) stellen en dat zij er voor zullen zorgen dat gezagsbeslissingen ten behoeve van [minderjarige] op constructieve wijze en zonder onnodige vertraging kunnen worden genomen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de moeder expliciet heeft verklaard dat zij in beginsel de beslissingen van de vader zal ondersteunen, zodat de vader niet zal worden belemmerd in de uitoefening van het gezag en/of in de dagelijkse zorg voor [minderjarige] .
7.11.
Het hof gaat er verder vanuit dat de moeder zich zal inspannen om meer betrokkenheid te tonen bij het dagelijkse leven van [minderjarige] , bijvoorbeeld door het stellen van vragen aan de vader of door het contact met de school van [minderjarige] aan te gaan. Ook geeft het hof de moeder in overweging om tijdens de beeldbelgesprekken meer diverse en open vragen te stellen aan [minderjarige] . De moeder kan, teneinde meer verbinding en hechting met [minderjarige] te krijgen, de beeldbelgesprekken voorbereiden en zou voor dat doel aan een professional (pedagoog of kinderpsycholoog) tips of begeleiding kunnen vragen op welke wijze zij in die gesprekken zo goed mogelijk kan aansluiten bij de belevingswereld van haar dochter. Zo zou de moeder bijvoorbeeld [minderjarige] ook eens een verhaaltje kunnen voorlezen of met haar een spelletje kunnen doen, zodat [minderjarige] de contacten door het jaar heen ook leuk blijft vinden. Het is aan de moeder om te laten zien of zij aan het ouderschap een zinvolle invulling kan geven.
7.12.
Het zal ten slotte helpend zijn wanneer de ouders, al dan niet met behulp van hun advocaten, structurele afspraken maken over de wijze waarop de vader de moeder informeert, zoals door de raad is geadviseerd. De moeder zal hierdoor ook beter bij [minderjarige] kunnen aansluiten, hetgeen de contacten tussen haar en [minderjarige] ten goede zal komen.
Slotsom
7.13.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de grieven van de moeder slagen en dat het inleidend verzoek van de vader ten aanzien van het gezag alsnog dient te worden afgewezen.
7.14.
Het hof zal op grond van het voorgaande de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen en als volgt beslissen.

8.De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 20 juni 2023, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst alsnog af het inleidend verzoek van de vader om te bepalen dat het gezag over [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] , voortaan alleen aan hem toekomt;
stelt een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast waarbij:
- de moeder en [minderjarige] gerechtigd zijn tot (fysiek) contact met elkaar gedurende één week in de zomervakantie in Nederland, voor wat de betreft de invulling daarvan door partijen nader in overleg te bepalen;
- de moeder en [minderjarige] twee keer per week, te weten iedere zondag om 17.00 uur en iedere woensdag om 18.30 uur Nederlandse tijd, via een beeldbelverbinding contact met elkaar hebben;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.D.M. van der Linden, J.C.E. Ackermans-Wijn en L.M.H. Nelissen en is op 7 november 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.