ECLI:NL:GHSHE:2024:3432

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
20-000243-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter in strafzaken met betrekking tot wederspannigheid, beschadiging en diefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 16 januari 2024. De verdachte, geboren in 1993 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 weken voor de feiten van wederspannigheid, opzettelijke beschadiging van andermans goed, en diefstal door twee of meer verenigde personen. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, terwijl de raadsman van de verdachte een verweer voerde over de strafmaat. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met aanvulling van de gronden ten aanzien van de bewijsmiddelen. Het hof oordeelde dat de door de politierechter opgelegde straf passend was en dat er geen aanleiding was voor een andere strafoplegging. De bewijsmiddelen werden aangevuld, waarbij het hof opmerkte dat de verdachte niet had bekend en dat er geen sprake was van gelijke gevallen met zijn medeverdachte. De uitspraak is gepubliceerd in verband met het ingestelde cassatieberoep.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000243-24
Uitspraak : 30 oktober 2024
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 16 januari 2024, in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 03-238482-23 en 03-263656-23, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
volgens opgave van zijn raadsman thans verblijvende in [verblijfplaats] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de verdachte ter zake van ‘wederspannigheid’ (parketnummer 03-238482-23, feit 1), ‘opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen’ (parketnummer
03-238482-23, feit 2), en ‘diefstal door twee of meer verenigde personen’ (parketnummer 03-263656-23 feit 1 en 2) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep integraal zal bevestigen.
De raadsman van de verdachte heeft een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis, met aanvulling van de gronden ten aanzien van de bewijsmiddelen.
Hetgeen door de raadsman van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep met betrekking tot de strafoplegging naar voren is gebracht, geeft het hof geen aanleiding tot een andere strafoplegging dan de door de politierechter opgelegde gevangenisstraf. Het door de raadsman gevoerde strafmaatverweer dat de verdachte niet zwaarder gestraft dient te worden dan zijn medeverdachte volgt het hof niet, omdat er geen sprake is van gelijke gevallen en het hof ook overigens de door de politierechter aan de verdachte opgelegde straf passend en geboden acht.
Aanvulling van de bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen behoeven aanvulling. Omwille van de leesbaarheid worden de bewijsmiddelen hierna volledig opnieuw opgenomen.
Parketnummer 03-238482-23 feit 1 en feit 2
De politierechter heeft volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen met betrekking tot het bewezenverklaarde onder parketnummer 03-238482-23. Op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen indien de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. In de onderhavige zaak heeft de verdachte niet bekend. Derhalve kan met een opsomming van de bewijsmiddelen niet worden volstaan.
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het proces-verbaal einddossier [verdachte] , van de politie eenheid Limburg, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1] , hoofdagent van politie, zaakregistratienummer PL2300-2023148445, gesloten d.d. 4 oktober 2023, inhoudende een verzameling in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 38. De inhoud daarvan is hierna telkens zakelijk weergegeven.
1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 19 september 2023, dossierpagina’s 5-8, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever 1] :
Ik doe aangifte van vernieling van de auto van mijn moeder. De auto is eigendom van
mijn moeder [moeder van aangever] . Ik heb niemand toestemming gegeven om de auto te vernielen en niemand had het recht daartoe.
Op 17 september 2023, omstreeks 20.30 uur, parkeerde ik de auto op [adres] . 18 september 2023, omstreeks 19.30 uur, was het laatste moment waarop ik mijn auto (
het hof begrijpt telkens: de auto van haar moeder) onbeschadigd gezien heb.
Op 18 september 2023, omstreeks 23.45 uur, wilde ik een rondje lopen buiten. Ik zag dat de buurvrouw van [adres] heel dicht tegen mijn auto aanstond. De buurvrouw zei tegen ons dat ze alles had zien gebeuren. Ze zei dat zij ons moest inlichten van de politie om de schade te kunnen verhalen. Toen ik vroeg wie mijn auto beschadigd had, zei ze dat dit haar vriend was geweest. De agenten die de arrestatie hadden gedaan eerder die avond, kwamen bij mij aan de deur. Ik liet de agenten de schade zien die allemaal was veroorzaakt, want mijn hele auto was rondom beschadigd. De agenten zeiden dat zij tijdens de arrestatie een raam en een spiegel kapot hadden gemaakt en dat de andere schade er eerst niet op zat. De auto is als volgt beschadigd:
- de linkerspiegel van de auto is ervan af en ik zag dat deze op de motorkap lag
- de motorkap van de auto is volledig ingedeukt
- de voorruit van de auto is gebarsten
- de rasters van mijn bumpers zitten niet meer op hun plek
- de ramen zitten niet meer zoals behoren in de kozijnen van de deur. Hier zit ruimte tussen
- de tankdop krijg ik niet meer open.
De auto was van tevoren onbeschadigd.
Merk: BMW
Kenteken: [kenteken]
2. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 september 2023, dossierpagina’s 17-18, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op 18 september 2023, omstreeks 22.30 uur werden wij gestuurd naar [adres] . Hier zou de ex-vriend van de bewoonster met een mes voor haar deur staan.
Ter plaatse troffen wij een man aan die aan het signalement voldeed. Wij riepen in het Nederlands en Engels naar de man, later de verdachte [verdachte] , om zijn handen te laten zien. Wij zagen dat [verdachte] dit niet deed. Wij riepen nogmaals in het Nederlands en Engels naar [verdachte] om zijn handen te laten zien en deze tegen de muur aan te zetten. Wij zagen dat [verdachte] ook hier niet op reageerde. Wij liepen langzaam naar [verdachte] toe, pakte [verdachte] vast en fixeerde [verdachte] tegen de muur. Dit zodat wij een fouillering konden uitvoeren om er zeker van te zijn dat hij geen mes meer bij zich had.
Wij zagen en voelde dat [verdachte] zich met kracht los rukte uit onze fixatie. Hierdoor ontstond een worsteling om [verdachte] weer onder controle te brengen en te fixeren. Wij voelden dat [verdachte] zich met kracht van ons weg probeerde te trekken. Hierdoor belandden we tegen een geparkeerde auto aan. Later zagen wij dat het om een BMW ging met kenteken [kenteken] . Wij zagen dat de buitenspiegel aan de bestuurderszijde van auto afbrak. Ik, [verbalisant 2] , zag dat [verdachte] op de motorkap sprong en ik zag dat [verdachte] ging zitten terwijl ik hem nog vast had aan zijn linkerarm. Ik trok [verdachte] van de motorkap af.
Parketnummer 03-263656-23 feit 1 en feit 2:
Het hof volstaat, gelet op de omstandigheid dat de verdachte ten aanzien van beide feiten een bekennende verklaring heeft afgelegd, hij nadien niet anders heeft verklaard en dienaangaande door de raadsman geen vrijspraak is bepleit, met de volgende opgave van de bewijsmiddelen conform het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het proces-verbaal Eind PV, van de politie eenheid Limburg, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 4] , agent van politie, zaakregistratienummer PL2300-2023158682, gesloten d.d. 17 oktober 2023, inhoudende een verzameling in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 80.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 5 oktober 2023, dossierpagina’s 9-10, voor zover inhoudende de verklaring van aangever [aangever 2](feit 1: diefstal gepleegd op 4 oktober 2023);
2.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 5 oktober 2023, dossierpagina’s 14-15, voor zover inhoudende de verklaring van aangever [aangever 2](feit 2: diefstal gepleegd op 5 oktober 2023);
3.
het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 10 oktober 2023, dossierpagina’s 19-24, voor zover inhoudende de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] ;
4.
het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 oktober 2023, dossierpagina’s 29-35, voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte.

BESLISSING

Het hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. J.T.F.M. van Krieken, voorzitter,
mr. A. Muller en mr. R.G.A. Beaujean, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Benschop, griffier,
en op 30 oktober 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.