ECLI:NL:GHSHE:2024:3424

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
1 november 2024
Zaaknummer
20-001600-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake poging tot verkrachting met vordering benadeelde partij

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de verdachte was veroordeeld voor poging tot verkrachting. De rechtbank had de verdachte een gevangenisstraf van 180 dagen opgelegd, waarvan 179 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uren. De benadeelde partij, aangeduid als [slachtoffer], had een vordering ingediend voor schadevergoeding, die gedeeltelijk was toegewezen door de rechtbank. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd. De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair verzocht om matiging van de straf. Het hof heeft de bewijsvoering van de rechtbank herzien en enkele bewijsmiddelen verbeterd en aangevuld. Het hof heeft geoordeeld dat de rechtbank abusievelijk geen aftrek van voorarrest had toegepast op de onvoorwaardelijke taakstraf, wat het hof heeft gecorrigeerd.

Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, maar het gedeelte van de vordering dat niet-ontvankelijk was verklaard door de rechtbank, is door het hof eveneens afgewezen. De wettelijke rente voor de materiële schade is vastgesteld op 1 september 2023. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het zich verenigde met de overige beslissingen van de rechtbank. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001600-23
Uitspraak : 22 oktober 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 30 mei 2023, in de strafzaak met parketnummer 02-311819-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘poging tot verkrachting’ (het primair tenlastegelegde) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 179 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 4.042,00, waarvan € 542,00 aan materiële schade en € 3.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2021 tot aan de dag der voldoening en tevens is de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op het moment van het wijzen van het vonnis begroot op nihil. De benadeelde partij is in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep integraal zal bevestigen.
De verdediging heeft primair verzocht dat het hof de verdachte integraal zal vrijspreken en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] heeft de verdediging primair verzocht dat het hof de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk zal verklaren in verband met de bepleite vrijspraak. Indien het hof tot een bewezenverklaring komt, heeft de verdediging primair bepleit dat het hof de vordering niet-ontvankelijk zal verklaren ten aanzien van de gevorderde materiële schade en subsidiair dat het hof het toe te wijzen bedrag zal matigen. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging gevorderd dat het hof het bedrag eveneens zal matigen, waarbij de verdediging zich heeft gerefereerd ten aanzien van de hoogte van het bedrag.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis, behalve voor wat betreft de gronden waarop dit berust (met dien verstande dat de bewijsmiddelen worden vervangen), de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] en de opgelegde schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast zal het hof bepalen dat de aftrek van voorarrest niet alleen dient plaats te vinden op het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf, maar ook op de onvoorwaardelijke taakstraf. Het hof doet in zoverre opnieuw recht.
Ten aanzien van de gronden overweegt het hof dat het aanleiding ziet de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen te verbeteren en aan te vullen. Ter bevordering van de leesbaarheid worden de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen geheel vervangen door onderstaande bewijsmiddelen.
Ten aanzien van de door de rechtbank opgelegde straffen overweegt het hof dat het zich daarmee verenigt, maar dat de rechtbank abusievelijk geen aftrek van voorarrest als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht heeft toegepast op (ook) de onvoorwaardelijke taakstraf. Het hof zal omwille van de leesbaarheid de door het hof te bevestigen strafoplegging van de rechtbank in het dictum van dit arrest weergeven, inclusief de aftrek van het voorarrest op (ook) de taakstraf.
Ten slotte acht het hof het aangewezen om de door de rechtbank aangehaalde toepasselijke wettelijke voorschriften aan te vullen met de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 36f van het Wetboek van Strafrecht. Om daarover geen misverstanden te laten bestaan, zal het hof de toegepaste wettelijke voorschriften hierna volledig weergeven.
Bewijsmiddelen
Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het dossier van de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, Team Zeden, proces-verbaalnummer 2021191866, [naam onderzoek] , gesloten d.d. 8 november 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , pagina 1 tot en met 89. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, het bewijs dat de verdachte het primair bewezenverklaarde heeft begaan. Het hof verenigt zich met de aanvullende bewijsoverwegingen van de rechtbank. Zij worden beschouwd als hier ingelast.

1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 30 juli 2021, p. 52-58, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer] :

(pagina 52)
V: vraag verbalisant
A: antwoord aangeefster
(pagina 53)
V: Waar kom je aangifte van doen?
A: Aanranding en mogelijk poging tot verkrachting.
V: Wanneer is dit gebeurd?
A: Vorige week dinsdag, van dinsdag op woensdagnacht (
het hof begrijpt: 21 juli 2021).
V: Wanneer heeft het plaatsgevonden?
A: Het is rond 02.00 uur begonnen en ik ben rond 03.45 uur mijn kamer uitgegaan.
V: Waar is dit gebeurd?
A: Bij mij thuis, aan [adres 2] .
V: Tegen wie kom je aangifte doen?
A: Tegen [verdachte] .
V: Kun jij eens zo chronologisch mogelijk vertellen wat er is gebeurd?
A: Ik kreeg een snapchat van [verdachte] dat hij in Breda was. Ik heb hem toen gezegd dat hij bij mij mocht komen slapen. Iets over 24.00 uur was hij er. We zijn naar mijn kamer gegaan. Toen zijn we in bed gaan liggen om te gaan slapen en toen begon het eigenlijk. Hij probeerde mij te zoenen. Ik wilde dit niet. Dit heb ik hem ook gezegd.
(pagina 54)
Hij komt dan aan mijn borsten en aan mijn vagina. Hij zegt dat hij me wil verwennen. Ik geef heel duidelijk aan dat ik dit niet wil. Ik zeg: “Nee”, en “Stop”, en “Ik wil niet.” Dit begrijpt hij dan 5 minuten en draait dan gefrustreerd om. Op het moment dat ik dan een vinger beweeg, begint hij weer en komt weer op mij liggen en raakt mij overal aan. Ik heb om 03.00 uur een bericht naar een huisgenoot gestuurd dat ik bang was. Daarna werd het alleen maar erger. Dat hij met zijn hoofd op mijn heup kwam liggen en dat hij mij probeerde te beffen en vingeren. Hij probeerde me nog steeds te zoenen en alles aan te raken. Op een gegeven moment pakt hij mij bij mijn armen en drukt mij tegen het bed. Hij zei dat ik nu echt stil moest zijn. Hij zei dat als ik niet zou willen na 1 minuut dat hij dan echt zou stoppen. Dat hij zou stoppen als ik niet wilde en dat hij dit zweerde op zijn moeder. Hij zat op mijn benen en hield mijn bovenarmen vast. Ik heb hem toen weggeduwd. Ik ben toen boos en verdrietig mijn kamer uitgelopen. Ik heb toen zo hard met de deur van mijn kamer gegooid dat er twee huisgenoten wakker werden. Ik heb me opgesloten in het toilet. De huisgenoten kwamen naar mij toe.
(pagina 55)
V: Hoe ging het naar bed gaan?
A: Ik ging in mijn bed liggen en hij ging er gewoon naast liggen. Ik lag daar gewoon, hij kwam dicht naast me liggen. Hij sloeg zijn arm over mijn borst heen zo bij mijn gezicht.
(pagina 56)
V: Hoe lagen jullie in bed?
A: Ik lag op mijn rug en hij lag dicht naast mij. Ik had het idee dat hij meer op zijn zij lag, half over mij heen.
V: En dan?
A: Toen probeerde hij mij te zoenen. Ik haalde zijn hand weg en hij probeerde mijn gezicht weer naar hem toe te draaien. Ik zei wel: “Stop” en “Laat nou.” Hij draaide zich kinderachtig van me af. Dan was het over voor 5 à 10 minuten en dan begon het weer. Hij kwam weer dicht tegen me aan liggen. Hij probeerde me weer te zoenen en mijn T-shirt omhoog te doen omdat hij aan mijn borsten wilde zitten. Hij zat aan mijn vagina. Hij zei: “Ik hoef maar 1 minuut en als je dan echt niet wil dan hoeft het echt niet meer.” Ik haalde constant zijn handen van mij af. Ik zei tegen hem: “Stop” en “Ik wil niet.”
V: Hoe ging dit aanraken?
A: Met een platte hand, voelen. Hij kneep in mijn borsten en over mijn vagina ging hij heen en weer bewegen.
V: Wat wilde hij?
A: Hij probeerde mijn benen op (
het hof begrijpt: open)te maken en er tussen te gaan zitten. Ik had mijn benen tegen elkaar aan gedrukt. Hij deed zijn hand ertussen en probeerde mijn benen open te trekken. Hij deed zijn knie tussen mijn benen.
(pagina 57)
V: Je vertelde dat je op een gegeven moment erg boos werd. Op welk moment was dit?
A: Toen hij op mijn benen ging zitten en me vasthield. Hij zei boos tegen me: “Je moet echt even stil zijn”. Ik besefte me toen dat hij niet op zou gaan houden.
V: Waar was je bang voor?
A: Dat hij me zou verkrachten.
V: Was dit het moment dat je een bericht naar je huisgenoot verstuurde?
A: Nee, dat was daarvoor. Ik was daarvoor al bang.
V: Naar wie stuurde je het bericht?
A: Naar [getuige 1] . Dit was ongeveer om 03.00 uur.
V: Je vertelde dat hij met zijn gezicht op jouw heup lag.
A: Hij zoende me in mijn lies en likte me in mijn lies.

2. Het geschrift, zijnde het WhatsAppgesprek tussen de verdachte en aangeefster [slachtoffer] van 21 juli 2021, pagina 70, voor zover inhoudende:

Aangeefster [slachtoffer] 10:20:
“Sorry maar het slaat allemaal wel ergens op. lk wilde je niet in mijn huis hebben slapen omdat ik op dat moment doodsbang was dat je me iets zou flikken omdat je me constant aan het pushen was om seks met je te hebben wat ik dus niet wilde en echt zo vaak heb aan gegeven.”
Verdachte 10:21:
“SWS”
“Heb vgm al mijn excuses aangeboden voor t pushen”

3. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 21 augustus 2021, p. 79-85, voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 1] :

(pagina 79)
V: vraag verbalisant
A: antwoord getuige
(pagina 80)
A: Ik woon in hetzelfde studentencomplex als [slachtoffer] .
V: [slachtoffer] heeft aangifte gedaan van poging verkrachting en van aanranding. Zij heeft jou hier als één van de eerste over verteld. Vertel daar eens alles over?
A: Ik werd wakker van een harde knal, een deur dicht slaan, en hoorde iemand huilen over de gang (
het hof begrijpt: op 21 juli 2021). Ik hoorde [slachtoffer] op het toilet zitten en huilen, zij had de deur op slot gedaan. Ik hoorde dat [slachtoffer] huilde en hyperventileerde. Ze was echt heel erg overstuur. Door hoe ik haar hoorde, de emoties, heb ik nooit enkele twijfel gehad dat er iets was gebeurd waardoor [slachtoffer] zo overstuur was geraakt. Ze zei dat die jongen haar had aangeraakt en dat zij dat niet wilde maar hij bleef door gaan.
(pagina 81)
[slachtoffer] had verteld dat hij constant aan haar zat, dat zij steeds aangaf dat zij dat niet wilde en dat het dan na vijf minuten weer opnieuw begon. Dat hij volgens [slachtoffer] ook echt probeerde en forceerde seks te hebben.
(pagina 82)
Ze heeft mij een uur voordat dit zo escaleerde ook al per WhatsApp een bericht gestuurd waarin stond: “Ik ben bang, ik ben zo bang.” Dit was rond 03.00 uur en toen rond 04.00 uur was ik dus wakker geworden en trof ik [slachtoffer] bij het toilet.

4. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 21 augustus 2021, p. 74-78, voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 2] :

(pagina 74)
V: vraag verbalisant
A: antwoord getuige
(pagina 75)
V: Wat is jouw relatie tot [slachtoffer] ?
A: Zij is mijn huisgenoot in ons studentenhuis in Breda in het centrum
V: [slachtoffer] heeft aangifte gedaan van poging verkrachting en van aanranding. Zij heeft jou hier als één van de eerste over verteld. Vertel daar eens alles over?
A: Ik werd wakker (
het hof begrijpt:op 21 juli 2021). Ik hoorde een harde knal. Ik liep naar de wc en zag een andere huisgenoot en [slachtoffer] in het wc en hoorde [slachtoffer] huilen. Ze was helemaal overstuur, Toen heeft [slachtoffer] uitgelegd wat er gebeurd was. Dat er een jongen in haar kamer was en dat daar een jongen was die dingen deed die zij niet prettig vond en die niet door de beugel konden.
(pagina 76)
V: Hetgeen wat [slachtoffer] tegen jou zei, wat waren haar precieze woorden?
A: Haar precieze woorden weet ik niet meer. Ze gaf wel aanwijzingen richting haar borsten en richting hieronder. Die aanwijzingen waren in haar non-verbale gedrag. Zij wees met haar handen die plekken op haar lichaam aan.
V: Met hieronder, wat bedoel je daarmee?
A: Haar vagina, die kant wees zij op.
V: Hoe was [slachtoffer] haar emotionele toestand op dat moment?
A: Ze was erg overstuur, ze was aan het happen naar adem, ze huilde, ze kon niet uit haar woorden komen.

5. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 2 november 2021, p. 27-36, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:

(pagina 28)
V: vraag verbalisanten
A: antwoord verdachte
(pagina 32)
V: Het gaat om een incident wat er is gebeurd in de nacht van dinsdag 20 juli 2021 op woensdag 21 juli 2021. Daarvan is aangifte gedaan. Weet je over wie het gaat?
A: [slachtoffer] volgens mij.
(pagina 34)
V: En toen?
A: Toen zijn we naar haar kamer toegegaan. We zijn op bed gaan liggen. In bed heb ik haar gezoend. Toen ging ik met mijn handen naar haar billen toe.
(pagina 35)
V: Je gaat dan met je handen naar haar billen.
A: Op seksuele plekken. Borsten, billen en heup.

6. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 november 2021, p. 37-45, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:

(pagina 38)
V: vraag verbalisanten
A: antwoord verdachte
A: Toen ik met mijn handen naar haar billen en heupen ging, deed ze mijn handen weg (
het hof begrijpt: [slachtoffer] op 21 juli 2021 te Breda).

7. Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, d.d. 16 mei 2023, voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte:

Ik was op 20 juni (
het hof begrijpt: juli)2021 in Breda een biertje aan het doen. Ik heb contact opgenomen met [slachtoffer] en gevraagd of ik bij haar kon slapen. Op 21 juli 2021 was ik in de slaapkamer van [slachtoffer] . Ik lag bij haar in bed en heb haar gezoend en meerdere keren aangeraakt bij de heup en billen. Ze heeft meermalen gezegd dat ze het niet wilde. Ik ben met tussenpozen doorgegaan tot ze op een gegeven moment overstuur de slaapkamer verliet.
Op te leggen sancties (aftrek van voorarrest)
Het hof is van oordeel dat het dictum om de navolgende reden aanvulling behoeft.
De rechtbank heeft ter zake van het bewezenverklaarde een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 180 dagen, waarvan 179 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in combinatie met een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis.
De rechtbank heeft het voorarrest in de zaak (in totaal twee dagen) op grond van artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht uitsluitend in mindering gebracht op de gevangenisstraf. Nu slechts één dag
onvoorwaardelijkegevangenisstraf is opgelegd, ziet het hof aanleiding om tot uitdrukking te brengen dat het restant van het voorarrest, te weten één dag, in mindering wordt gebracht op de onvoorwaardelijk opgelegde taakstraf naar de maatstaf van één dag voorarrest is twee uren taakstraf.
Samenvattend betekent dit dat er bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf twee uren op de taakstraf in mindering worden gebracht. Nu de andere dag voorarrest in mindering wordt gebracht op de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, zal de verdachte, zolang hij zich aan de gestelde voorwaarden houdt, niet in detentie hoeven.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Het hof verenigt zich met de beslissing van de rechtbank ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] , behalve voor wat betreft de beslissing ten aanzien van het niet toegewezen gedeelte van de gevorderde immateriële schade door de benadeelde partij [slachtoffer] . De rechtbank heeft de benadeelde partij in dat gedeelte, te weten voor een bedrag van € 1.500,00, niet-ontvankelijk verklaard. Het hof zal dit gedeelte van de vordering afwijzen.
Daarnaast ziet het hof aanleiding om de wettelijke rente ter zake van de materiële schade (bestaande uit extra collegegeld vanwege studievertraging) te stellen op 1 september 2023 in plaats van 21 juli 2021. Het hof begrijpt uit de toelichting op, en de bijlagen bij de vordering dat de materiële schade in de kern neerkomt op extra verschuldigd collegegeld door het moeten volgen van een vijfde (half)collegejaar. De benadeelde partij volgde in het collegejaar 2021-2022 haar derde leerjaar en betaalde het collegegeld voor dat studiejaar in september 2021. Het hof begrijpt hieruit dat het vijfde leerjaar is gestart in het collegejaar 2023-2024 en dat het gevorderde extra collegegeld verschuldigd was in september 2023. De ingangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade zal daarom worden gesteld op 1 september 2023.
Om over de beslissing op de vordering benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel geen misverstanden te laten bestaan, zal het hof de gehele beslissing van de rechtbank ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel vernietigen en opnieuw rechtdoen. Hierbij overweegt het hof nadrukkelijk dat het zich verenigt met de beslissing van de rechtbank ten aanzien van het overige gedeelte van de vordering en hetgeen de rechtbank inhoudelijk heeft overwogen omtrent deze vordering. Die overwegingen neemt het hof in dit arrest over en zij worden als ingelast beschouwd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 63 en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] en de opgelegde schadevergoedingsmaatregel, en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
179 (honderdnegenenzeventig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat van de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht,
één dagbij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis.
Beveelt dat van de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht,
één dagbij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van
twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 4.042,00 (vierduizend tweeënveertig euro) bestaande uit € 542,00 (vijfhonderdtweeënveertig euro) materiële schade en € 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) immateriële schade,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening voor wat betreft de immateriële schade en vanaf 1 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening voor wat betreft de materiële schade.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat der Nederlanden, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 4.042,00 (vierduizend tweeënveertig euro) bestaande uit € 542,00 (vijfhonderdtweeënveertig euro) materiële schade en € 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening voor wat betreft de immateriële schade en vanaf 1 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening voor wat betreft de materiële schade, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 50 (vijftig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. R.G.A. Beaujean, voorzitter,
mr. S.V. Pelsser en mr. A. Muller, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. de Leijer, griffier,
en op 22 oktober 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. S.V. Pelsser is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.