ECLI:NL:GHSHE:2024:3420

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
1 november 2024
Zaaknummer
20-002232-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal en afpersing met geweld in woning

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 23 september 2022. De verdachte, geboren in 1995 en thans verblijvende in P.I. Arnhem, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren voor diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd in de nacht van 22 september 2020 in de woning van een 81-jarige vrouw. De verdachte en zijn medeverdachten hebben de woning van het slachtoffer binnengevallen, waarbij zij geweld hebben gebruikt en de vrouw hebben bedreigd met een vuurwapen en een hamer. De verdachte heeft de overval georganiseerd en was betrokken bij de voorbereiding, maar was niet fysiek aanwezig tijdens de overval zelf. Het hof heeft de rol van de verdachte als cruciaal beoordeeld, aangezien hij de tipgever was en de overval in gang heeft gezet. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaren, met aftrek van voorarrest, en heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen. Tevens is de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toegewezen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002232-22
Uitspraak : 4 november 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 23 september 2022, in de strafzaak met parketnummer 01-052110-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
thans verblijvende in P.I. Arnhem te Arnhem.
Hoger beroep
Bij vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van
23 september 2022, is de verdachte ter zake van
“diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met
het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en het feit wordt gepleegd
door twee of meer verenigde personen en de schuldige zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde
tijd in een woning en het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en
de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel
van braak”,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van voorarrest.
Voorts is er beslist op de vordering van de benadeelde partij en is de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. Ook is er een beslissing genomen over het beslag en is een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling toegewezen.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan de verdachte onder primair is tenlastegelegd en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van
10 jaren, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair is bepleit dat de verdachte wordt vrijgesproken van de tenlastegelegde (bedreiging met) geweldshandelingen. Meer subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat in hoger beroep de tenlastelegging –
en aldus de grondslag van het onderzoek – is gewijzigd.
Mondeling is door de advocaat-generaal gevorderd en door het hof toegewezen dat de recidivegrond ex artikel 43a Wetboek van Strafrecht (Sr) als strafverzwarend element wordt toegevoegd aan de tenlastegelegde feiten, nu tijdens het plegen van het tenlastegelegde nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Dit betekent dat, in geval van een bewezenverklaring, de op het tenlastegelegde gestelde tijdelijke gevangenisstraf met een derde kan worden verhoogd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na mondelinge wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 22 september 2020 te Duizel, gemeente Eersel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aan [adres]
A.
een bankpas en/of een geldbedrag en/of een tablet en/of een laptop en/of een of meer telefoons en/of een hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
B.
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed en/of een of meer pincodes, althans tot het ter beschikking stellen van gegevens, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld (onder meer) hierin bestond dat hij, verdachte, en/of één of meer van zijn mededader(s):
  • de woning van die [slachtoffer] is/zijn binnengedrongen en/of
  • (vervolgens) (een) vuurwapen(s), althans (een) op een vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) op die (in bed liggende) [slachtoffer] heeft/hebben gericht (gehouden) en/of voorgehouden en/of getoond en/of
  • een hamer, althans een hard en/of zwaar voorwerp aan die [slachtoffer] heeft/hebben voorgehouden en/of getoond en/of
  • die [slachtoffer] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Ik wil geld” en/of “ik wil goud”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
  • tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: “Geef je pincode, anders gaat er iets ergs gebeuren”, althans woorden van gelijke dreigende en/of dwingende aard en/of strekking en/of
  • de handen en/of de voeten van die [slachtoffer] (met tiewraps) aan elkaar heeft/hebben vastgebonden;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of één of meer andere personen op of omstreeks 22 september 2020 te Duizel, gemeente Eersel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aan [adres]
A.
een bankpas en/of een geldbedrag en/of een tablet en/of een laptop en/of een of meer telefoons en/of een hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
B.
met het oogmerk om zich en/of(een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed en/of een of meer pincodes, althans tot het ter beschikking stellen van gegevens, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld (onder meer) hierin bestond dat hij, verdachte, en/of één of meer van zijn mededader(s):
  • de woning van die [slachtoffer] is/zijn binnengedrongen en/of
  • (vervolgens) (een) vuurwapen(s), althans (een) op een vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) op die (in bed liggende) [slachtoffer] heeft/hebben gericht (gehouden) en/of voorgehouden en/of getoond en/of
  • een hamer, althans een hard en/of zwaar voorwerp aan die [slachtoffer] heeft/hebben voorgehouden en/of getoond en/of
  • die [slachtoffer] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Ik wil geld” en/of “ik wil goud” , althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
  • tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: “Geef je pincode, anders gaat er iets ergs gebeuren”, althans woorden van gelijke dreigende en/of dwingende aard en/of strekking en/of
  • de handen en/of de voeten van die [slachtoffer] (met tiewraps) aan elkaar heeft/hebben vastgebonden
welk feit hij – verdachte – in de periode van 21 september 2020 tot en met 22 september 2020 te Duizel, gemeente Eersel, en/of Valkenswaard, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft uitgelokt door het verschaffen van gelegenheid en/of inlichtingen, immers heeft verdachte toen en aldaar:
  • die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of één of meer andere personen de inlichtingen verschaft dat die [slachtoffer] (een grote hoeveelheid) contant geld en/of een kluis voorhanden heeft in haar woning gelegen aan [adres] , gemeente Eersel en/of
  • met die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of één of meer andere personen een voorverkenning gedaan en/of
  • de woning van die [slachtoffer] aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of één of meer andere personen aangewezen en/of is hij, verdachte, met die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of één of meer andere personen langs die woning gereden;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of één of meer andere personen op of omstreeks 22 september 2020 te Duizel, gemeente Eersel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aan [adres]
A.
een bankpas en/of een geldbedrag en/of een tablet en/of een laptop en/of een of meer telefoons en/of een hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
B.
met het oogmerk om zich en/of(een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed en/of een of meer pincodes, althans tot het ter beschikking stellen van gegevens, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld (onder meer) hierin bestond dat hij, verdachte, en/of één of meer van zijn mededader(s):
  • de woning van die [slachtoffer] is/zijn binnengedrongen en/of
  • (vervolgens) (een) vuurwapen(s), althans (een) op een vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) op die (in bed liggende) [slachtoffer] heeft/hebben gericht (gehouden) en/of voorgehouden en/of getoond en/of
  • een hamer, althans een hard en/ofzwaar voorwerp aan die [slachtoffer] heeft/hebben voorgehouden en/of getoond en/of
  • die [slachtoffer] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Ik wil geld” en/of “ik wil goud” , althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of t
  • tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: “Geef je pincode, anders gaat er iets ergs gebeuren”, althans woorden van gelijke dreigende en/of dwingende aard en/of strekking en/of
  • de handen en/of de voeten van die [slachtoffer] (met tiewraps) aan elkaar heeft/hebben vastgebonden,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 21 september 2020 tot en met 22 september 2020 te Duizel, gemeente Eersel, en/of Valkenswaard, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door:
  • die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of één of meer andere personen de inlichtingen te verschaffen dat die [slachtoffer] (een grote hoeveelheid) contant geld en/of een kluis voorhanden hééft in haar woning gelegen aan [adres] , gemeente Eersel en/of
  • met die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of één of meer andere personen een voorverkenning te doen en/of
  • de woning van die [slachtoffer] aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of één ofmeer andere personen aan te wijzen en/of door met die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of één of meer andere personen langs die woning te rijden.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd.
De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 22 september 2020 te Duizel, gemeente Eersel, tezamen en in vereniging met anderen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aan [adres]
A.
een bankpas en een geldbedrag en een tablet en telefoons, die toebehoorden aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
en
B.
met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag en een pincode, toebehorende aan die [slachtoffer] ,
welk geweld en welke bedreiging met geweld (onder meer) hierin bestond dat zij, verdachten:
  • de woning van die [slachtoffer] zijn binnengedrongen en
  • vervolgens een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die in bed liggende [slachtoffer] hebben getoond en
  • een hamer aan die [slachtoffer] hebben getoond en
  • die [slachtoffer] de woorden hebben toegevoegd: "Ik wil geld” en “ik wil goud” en
  • tegen die [slachtoffer] hebben gezegd: “Geef je pincode, anders gaat er iets ergs gebeuren” en
  • de handen en de voeten van die [slachtoffer] (met tiewraps) aan elkaar hebben vastgebonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het hof neemt de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen over. De bewijsmiddelen zijn opgenomen in de bewijsbijlage bij het vonnis. De inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De rechtbank heeft onder meer het volgende vastgesteld en overwogen:
“Bewijsoverwegingen-het feitencomplex.
Op grond van de inhoud van de (gebezigde) bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende
feiten en omstandigheden vast.
In de avond van 21 september 2020 waren (in elk geval) verdachten [verdachte] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] tegelijkertijd op camping [camping]
in Valkenswaard. Aldaar kwam [verdachte] met de tip dat bij de oma van zijn
(ex-)vriendin, zijnde het latere slachtoffer, geld te halen was. [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn vervolgens, omstreeks 20:20 uur, in een Volkswagen Transporter van de camping in Valkenswaard naar de woning van het slachtoffer aan [adres] gereden voor een voorverkenning. Nadat ze op een plek in de directe omgeving van die woning vier minuten hebben stilgestaan, keerden de drie mannen terug naar de camping in
Valkenswaard.
Enkele uren later, op 22 september 2020 omstreeks 01:00 uur, nadat de verdachten op de camping een rolverdeling hadden besproken, zijn [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]
, opnieuw in de Volkswagen Transporter, naar de woning van het slachtoffer aan [adres]
gereden. Toen zij bij de woning aankwamen, zijn zij uit het busje gestapt, hebben nog een keer overlegd en is door enkelen van hen rondom de woning
gekeken op welke plek ze binnen konden komen. Vervolgens heeft één van de verdachten
een raam van de woning opengebroken. Terwijl verdachte [medeverdachte 5] op de uitkijk in de
Volkswagen Transporter achterbleef, zijn verdachten [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]
door dit raam de woning van het slachtoffer binnengegaan. Het was toen omstreeks
01:15 uur.
Van de verdachten die de woning van het slachtoffer zijn binnengegaan, hebben drie zich
naar haar slaapkamer begeven. Verdachte [medeverdachte 6] had (reeds bij binnenkomst) tiewraps
vast. Eén van de andere verdachten droeg een vuurwapen, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, en toonde dit aan het slachtoffer, waarbij hij riep: “Ik wil geld” en “Ik
wil goud”. Daarop pakte het slachtoffer haar tas, die door de verdachte met grof geweld uit
haar handen werd getrokken. In deze tas zaten geld en de bankpas van het slachtoffer. Het
slachtoffer heeft vervolgens € 50,- aan de man gegeven.
Het slachtoffer is voorts gedwongen om haar pincode af te geven. Haar werd gezegd, dat als
zij dat niet zou doen, er iets ergs/nare dingen zou(den) gebeuren. Het slachtoffer moest haar
pincode intoetsen op een random reader en één van de verdachten schreef de code op een
stuk papier. Verdachten hebben ter plekke de tijd genomen om via de laptop van het
slachtoffer de limiet van het met de betaalpas op te nemen bedrag te verhogen.
De verdachten [medeverdachte 7] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn, nadat zij het huis van het slachtoffer
volledig overhoop hadden gehaald, uiteindelijk vertrokken met bankpas en pincode van het
slachtoffer, een geldbedrag, een tablet en meerdere telefoons.
Verdachte [medeverdachte 6] is in de woning bij het slachtoffer achtergebleven. Terwijl het
slachtoffer in bed moest blijven liggen, heeft hij nog wat in de woning gerommeld. Op enig
moment kwam hij met een hamer de slaapkamer van het slachtoffer binnengelopen. Nadat
[medeverdachte 6] de hamer op het bed van het slachtoffer had gelegd, heeft hij haar polsen met
tiewraps aan elkaar gebonden. Ook haar enkels heeft hij met tiewraps aan elkaar
vastgebonden. Uiteindelijk heeft ook [medeverdachte 6] de woning van het slachtoffer verlaten.
Terwijl verdachte [medeverdachte 6] in de woning van het slachtoffer achterbleef, zijn verdachten
[medeverdachte 5] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de Volkswagen Transporter naar verschillende
plekken in (de omgeving van) Eindhoven gereden, met de bedoeling om met de pinpas van
het slachtoffer geld op te nemen. Eén van die plekken was het Holland Casino in
Eindhoven. Verdachte [medeverdachte 5] heeft aldaar geprobeerd te pinnen, maar werd, omdat hij geen
lidmaatschapspas had, de toegang tot het casino geweigerd.
Omdat het de verdachten na twee pogingen niet was gelukt om te pinnen, heeft één van hen
telefonisch contact opgenomen met verdachte [verdachte] en hem gevraagd op welke plek ze
nog meer konden pinnen. Vervolgens zijn de verdachten in de Volkswagen Transporter
richting de door [verdachte] doorgegeven plek gereden. Onderweg kregen zij een volg-/ stopteken van de politie, die bezig was met een controle op grond van de Wegenverkeerswet. De verdachten voldeden niet aan dit volg-/stopteken, waarop de politie
de achtervolging inzette.
Op de Maastrichterweg te Valkenswaard, vlakbij camping [camping] , verloor de
bestuurder van de Volkswagen Transporter de controle over het stuur en botste de bus tegen
een elektriciteitskast, die aan de linkerkant van de weg stond. Hierna sloegen de inzittenden
allen op de vlucht. Kort na de botsing zijn twee van de inzittenden van de Volkswagen
Transporter door de politie aangehouden. Dit betroffen verdachte [medeverdachte 5] en verdachte [medeverdachte 1]
. Beide verdachten zijn door de politie aangehouden en overgebracht naar het
politiebureau. Tijdens de insluitingsfouillering van verdachte [medeverdachte 5] werd bij hem een
bankpas aangetroffen die op naam stond van het slachtoffer.
In de directe omgeving van de plek waar de Volkswagen Transporter tegen de
elektriciteitskast was gebotst, heeft de politie een mobiele telefoon van het slachtoffer en een zwarte pasjeshouder met daarin, onder andere, een rijbewijs op haar naam gevonden. Op
de bank voorin de Volkswagen Transporter vond de politie verder een vel papier met daarop
(handgeschreven) de pincode van het slachtoffer.
Bewijsoverwegingen - een respons op de verweren van de verdediging.
Alvorens de rechtbank overgaat tot vaststelling van de rol van verdachte met betrekking tot
het hiervoor besproken feitencomplex, zal zij reageren op (onderdelen van) het pleidooi van
de raadsvrouw van verdachte, gehouden ter zitting van 2 september 2022.
De raadsvrouw van verdachte heeft integrale vrijspraak van de aan verdachte
tenlastegelegde feiten bepleit. Daartoe heeft zij, onder meer, het volgende aangevoerd.
Allereerst heeft de raadsvrouw betwist dat verdachte degene is geweest die met de tip kwam
dat bij mevrouw [slachtoffer] geld te halen was. De raadsvrouw acht de verklaringen van
[medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] op dit punt onvoldoende betrouwbaar en/of geloofwaardig. Zij heeft
verder aangevoerd dat naast verdachte ook [betrokkene] - een jeugdvriend van
verdachte - op de hoogte was van het adres van het slachtoffer en de omgeving rondom de
woning. Hij was net als medeverdachte [medeverdachte 4] , huurder van één van de twee huisjes op
camping [camping] te Valkenswaard waar (onder andere) verdachte en zijn
medeverdachten in de avond van 21 september 2020 bijeenkwamen.
In tegenstelling tot de raadsvrouw, is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van
medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] ten aanzien van het tipgeverschap van verdachte wel
voldoende betrouwbaar en geloofwaardig zijn. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking
genomen dat verdachte het slachtoffer kende – zij is de oma van de (ex-)vriendin van
verdachte, met wie verdachte een kind heeft –, dat hij een paar uur voorafgaand aan de
woningoverval in de directe omgeving van de woning van het slachtoffer is geweest en dat
de verklaringen van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] op dit punt steun vinden in de verklaringen van
medeverdachte [medeverdachte 3] , onder meer inhoudende dat de tip kwam van iemand die in de avond
van 21 september 2020 op de camping in Valkenswaard aanwezig was, maar niet is
meegegaan naar [adres] om aldaar de woning van het slachtoffer te
overvallen. Voor de mogelijkheid dat de tip afkomstig is geweest van [betrokkene]
bevat het dossier noch het verhandelde ter zitting ook maar enige aanwijzing. Gelet op het
voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte degene is geweest die met de tip
kwam dat bij mevrouw [slachtoffer] geld te halen was.
Voorts heeft de raadsvrouw van verdachte een alternatief scenario geschetst voor de door de
politie, op grond van het uitlezen van de enkelbandgegevens van verdachte, geverbaliseerde
onderzoeksbevinding dat verdachte op 21 september 2020 omstreeks 20:20 uur van de
camping in Valkenswaard naar de woning van het slachtoffer is gereden en op een plek in
de directe omgeving van die woning circa vier minuten heeft stilgestaan. De raadsvrouw
plaatst deze beweging van verdachte in het licht van een (door verdachte gestelde)
drugsdeal. Verdachte zou naar een plek in de directe omgeving van de woning van het
slachtoffer zijn afgereisd en aldaar enkele minuten hebben stilgestaan om drugs af te leveren
aan een klant van hem. Ter zitting van 2 september 2022 heeft verdachte op een afdruk van
Google Maps de plek aangewezen waar deze vermeende drugsoverdracht zou hebben
plaatsgevonden. De rechtbank stelt vast dat de toen door verdachte aangewezen plek niet
overeenkomt met de plek die, na het uitlezen van de enkelbandgegevens van verdachte, door
de politie is vastgesteld als de plek nabij de woning van het slachtoffer waar verdachte heeft
stilgestaan. Daar komt bij dat uit de enkeIbandgegevens van verdachte volgt dat verdachte
vrijwel direct na aankomst van [naam] en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op de
camping te Valkenswaard naar de plek in de directe omgeving van de woning van het
slachtoffer is gereden en niet, zoals verdachte heeft verklaard, eerst nadat hij enige tijd met
(hoofdzakelijk) [naam] in één van de gehuurde campinghuisjes was geweest. Verdachte heeft
verder ook geen nadere onderbouwing voor zijn stelling kunnen geven.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het door de raadsvrouw geschetste alternatieve
scenario niet aannemelijk/geloofwaardig.
Overigens en wellicht ten overvloede merkt de rechtbank op dat, anders dan door de raadsvrouw van verdachte is betoogd, een voorverkenning wel degelijk in vier minuten kan
plaatsvinden, zeker wanneer een dergelijke voorverkenning enkel bestaat uit het aanwijzen
van de woning van het beoogde slachtoffer; kennis waarover immers alleen verdachte
beschikte.
Bewijsoverwegingen - de rol van verdachte.
Op grond van de inhoud van de (gebezigde) bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is
overwogen, stelt de rechtbank vast dat de rol van verdachte met betrekking tot het hiervoor
besproken feitencomplex de volgende is geweest.
Verdachte was de tipgever. Hij is degene geweest die de overval van de woning van het
slachtoffer, waarmee zijn (ex-)vriendin een familierelatie heeft, in gang heeft gezet. Ook
was verdachte betrokken bij de organisatie van de overval. Hij zou regelen dat vrienden van
hem wapens zouden meenemen, is een paar uur voorafgaand aan de overval met
medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] naar de woning van het slachtoffer gereden voor
een voorverkenning, en was aanwezig bij het bespreken van een rolverdeling tussen de
verschillende verdachten. Tot slot heeft verdachte, na twee mislukte pogingen van
medeverdachten [medeverdachte 5] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] om met de gestolen pinpas van
het slachtoffer geld op te nemen, met één van hen telefonisch contact gehad over een andere
geschikte plaats om te pinnen.
De rechtbank is van oordeel dat, hoewel verdachte niet bij de overval van de woning van het
slachtoffer aanwezig is geweest, zijn bijdrage aan de gepleegde strafbare feiten van dusdanig gewicht is geweest dat kan worden gesproken van een nauwe en bewuste
samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten. Verdachte was vanaf het
allereerste begin tot het moment dat de Volkswagen Transporter crashte, actief bij de
overval betrokken – zij het voor een deel op fysieke afstand – en zonder zijn bijdrage had de
overval niet plaatsgevonden. Mede in aanmerking genomen dat verdachte degene is geweest
die zou regelen dat vrienden van hem wapens zouden meenemen, oordeelt de rechtbank dat
verdachte opzet, minst genomen in voorwaardelijke zin, heeft gehad op de diefstal met
(bedreiging met) geweld en afpersing met (bedreiging met) geweld.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte als medepleger van de
hem tenlastegelegde diefstal en afpersing met (bedreiging met) geweld moet worden
aangemerkt.”
Het hof neemt deze overwegingen van de rechtbank over, met inbegrip van de respons van de rechtbank op de door de verdediging in eerste aanleg gevoerde verweren, welke in hoger beroep zijn herhaald, en maakt die tot de zijne. Hetgeen door de raadsvrouw in hoger beroep aanvullend ter nadere adstructie van de verweren is aangevoerd, vindt zijn weerlegging in de hierboven geciteerde overwegingen en/of de door de rechtbank gebezigde en door het hof overgenomen bewijsmiddelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

en

afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren, met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft, onder verwijzing naar een aantal uitspraken in vergelijkbare strafzaken en naar het reclasseringsadvies d.d. 23 september 2024, bepleit dat, in het geval dat het hof tot een bewezenverklaring komt, een lagere gevangenisstraf wordt opgelegd dan de rechtbank heeft gedaan en dat een deel van de straf voorwaardelijk wordt opgelegd.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Met de rechtbank overweegt het hof als volgt.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan, kort gezegd, medeplegen van diefstal en van
afpersing met (bedreiging met) geweld. In de nacht van 22 september 2020 heeft hij samen
met zijn medeverdachten het 81-jarige slachtoffer in haar woning, waar zij lag te slapen,
overvallen. Het slachtoffer is bedreigd, bestolen en vervolgens hulpeloos, vastgebonden,
achtergelaten. Hoewel de verdachte bij de woningoverval zelf niet aanwezig was, is sprake van medeplegen. Dat de verdachte naar de overval niet is meegegaan, heeft bovendien, naar het hof met de rechtbank aanneemt en zoals ook kan worden afgeleid uit de bewijsmiddelen, te maken gehad met het feit dat hij het slachtoffer kende, het slachtoffer hem ook kende, en hij ten tijde van het delict een enkelband droeg.
De feiten die ten laste van de verdachte zijn bewezenverklaard, zijn zeer ernstige feiten. Door iemand ’s nachts in zijn/haar woning te overvallen, wordt diegene niet alleen van diens eigendommen, maar ook van diens gevoel van veiligheid en vertrouwen beroofd. De woning is immers bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Dat dit in de onderhavige zaak eveneens het geval is, blijkt uit de ter zitting van 10 oktober 2024
voorgedragen slachtofferverklaring en de (toelichting op de) vordering benadeelde partij,
waarin door een dochter van het slachtoffer op invoelbare wijze is gesproken over het leed dat mevrouw [slachtoffer] is aangedaan en de schadelijke gevolgen die zij daar nog altijd van ondervindt. Een woningoverval veroorzaakt daarnaast gevoelens van angst en onveiligheid bij omwonenden en in de samenleving in het algemeen. De verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken. Hij heeft zich enkel laten leiden door financiële motieven. Het hof, met de rechtbank, keurt het handelen van de verdachte ten zeerste af.
Bij zijn beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft het hof acht
geslagen op de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten
formuleren als vertrekpunt bij het bepalen van de straf voor het overvallen van een woning met licht geweld/bedreiging een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar, en een
onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar bij ander geweld. Het hof is, met de rechtbank, van oordeel dat de gedragingen van geweld en bedreiging met geweld die in de onderhavige zaak jegens het slachtoffer zijn toegepast, voornamelijk gelet op het tonen van wapens (een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een hamer) en het vastbinden met tiewraps, ernstiger zijn dan licht geweld/bedreiging.
Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de volgende specifieke
omstandigheden.
Ten nadele van de verdachte weegt het hof mee dat het slachtoffer in deze zaak een
kwetsbaar slachtoffer op hoge leeftijd betreft. De woningoverval heeft ’s nachts
plaatsgevonden en maar liefst vier verdachten zijn de woning van het slachtoffer
binnengegaan. Voorafgaand, tijdens en na afloop van de overval zijn de verdachten
planmatig te werk gegaan. Bij de overval zijn wapens gebruikt en het slachtoffer is in
hulpeloze toestand, vastgebonden met tiewraps, op haar bed achtergelaten. De verdachten
hebben tevens haar telefoons meegenomen, zodat haar de mogelijkheid werd ontnomen om
via die weg alarm te slaan. De verdachte mag van geluk spreken dat het slachtoffer zich uit de tiewraps heeft kunnen bevrijden en hulp heeft kunnen halen. Het is volstrekt onzeker
wanneer zij anders gevonden zou zijn.
Hoewel de verdachte niet fysiek bij de overval aanwezig was, acht het hof de rol van de verdachte bij het feitencomplex van cruciaal belang en zeer groot. Het initiatief tot het plegen van de strafbare feiten is uitgegaan van verdachte. Hij kende, zoals gezegd, het slachtoffer. Zij is de oma van zijn (ex-)vriendin, met wie hij een kind heeft.
Het hof heeft rekening gehouden met een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 juli 2024. Daaruit volgt dat de verdachte op 18 juni 2019 wegens een poging tot een gewapende woningoverval is veroordeeld tot een gevangenisstraf. Deze veroordeling is onherroepelijk. De verdachte heeft zich binnen vijf jaar na het onherroepelijk worden van voormelde veroordeling wederom schuldig gemaakt aan een soortgelijk misdrijf. Het hof weegt deze omstandigheid met inachtneming van art. 43a Sr ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Ten tijde van het onderhavige delict liep de verdachte bovendien in de voorwaardelijke invrijheidsstelling na de veroordeling op 18 juni 2019. Kennelijk heeft dit de verdachte er niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
In haar advies van 23 september 2024 heeft de reclassering aangegeven het risico op recidive als hoog in te schatten. Bij een veroordeling wordt het opleggen van een achttal bijzondere voorwaarden geadviseerd. Het hof is van oordeel dat, mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf geen recht doet aan de ernst van de onderhavige zaak.
Alles overwegende kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Het hof heeft zich tevens rekenschap gegeven van de redelijke termijn. Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in art. 6 EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Deze termijn vangt aan vanaf het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem of haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Bij de vraag of sprake is van een schending van de redelijke termijn moet rekening worden gehouden met de omstandigheden van het geval, waaronder begrepen de processuele houding van verdachte, de aard en ernst van het ten laste gelegde, de ingewikkeldheid van de zaak en de mate van voortvarendheid waarmee deze strafzaak door de justitiële autoriteiten is behandeld.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 16 maanden nadat de redelijke termijn is aangevangen
In de onderhavige zaak is de redelijke termijn aangevangen op 23 februari 2021, de dag waarop verdachte in verzekering is gesteld. De rechtbank heeft vonnis gewezen op 23 september 2022. In eerste aanleg is derhalve sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met 3 maanden. Verdachte heeft op 30 september 2022 hoger beroep ingesteld. Het hof wijst dit arrest op 4 november 2024, ruim 25 maanden na het instellen van het hoger beroep. De behandeling in hoger beroep wordt dan ook niet afgerond met een eindarrest binnen twee jaar na het ingestelde hoger beroep. In hoger beroep is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn en wel met een periode van ruim 9 maanden.
In totaal is derhalve sprake van een overschrijding met een periode van 12 maanden.
Nu deze overschrijding zowel in eerste aanleg als in hoger beroep deels te wijten is aan de door de verdediging ingediende onderzoekswensen en de gelijktijdige berechting van deze zaak met zaken tegen meerdere medeverdachten, zal het hof de op te leggen straf verminderen met 5%.
Zonder schending van de redelijke termijn zou een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren passend zijn geweest. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal worden volstaan met het opleggen van de hierna aan te geven straf.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven mobiele telefoon zal de teruggave aan de verdachte worden gelast.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 10.056,02. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van verdachtes primair bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer] is toegebracht tot een bedrag van € 10.056,02. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
22 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling
De veroordeelde is bij vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats
's-Hertogenbosch van 18 juni 2019 onder parketnummer 01-845530-18 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaren, met aftrek van voorarrest.
De veroordeelde is in die zaak op 29 januari 2020 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De officier van justitie heeft op 2 maart 2022 een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling ingediend bij de rechtbank Oost-Brabant. Deze vordering strekt tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling in verband met de tenlastegelegde feiten.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken. De vordering van het openbaar ministerie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling is derhalve gegrond.
Het hof zal deze vordering daarom toewijzen en gelasten dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog geheel moet worden ondergaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren en
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1. STK GSM.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 10.056,02 (tienduizend zesenvijftig euro en twee cent) bestaande uit € 4.056,02 (vierduizend zesenvijftig euro en twee cent) materiële schade en € 6.000,00 (zesduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 10.056,02 (tienduizend zesenvijftig euro en twee cent) bestaande uit € 4.056,02 (vierduizend zesenvijftig euro en twee cent) materiële schade en € 6.000,00 (zesduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 85 (vijfentachtig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 22 september 2020.

Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling met
vi-nummer 99-000535-28 toe en gelast dat het gedeelte van de bij vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch van 18 juni 2019 onder parketnummer
01-845530-18 opgelegde vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog geheel wordt ondergaan, te weten: 184 dagen.
Aldus gewezen door:
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. G.C. Bos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.E.M. de Ridder, griffier,
en op 4 november 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A.M.G. Smit is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.