ECLI:NL:GHSHE:2024:3413

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
200.339.734_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de beslissing over gezamenlijk ouderlijk gezag in een hoger beroep

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De moeder is het niet eens met de beslissing dat de vader samen met haar het ouderlijk gezag over hun minderjarige kind, geboren in 2014, uitoefent. De moeder heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank te vernietigen en het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag af te wijzen. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 september 2024, waarbij de moeder werd bijgestaan door haar advocaat, mr. R.W. de Gruijl. De vader was niet verschenen, ondanks dat hij behoorlijk was opgeroepen.

De rechtbank had eerder het verzoek van de vader toegewezen om gezamenlijk gezag te hebben, maar de moeder betwist dit. Zij stelt dat de vader niet in het belang van het kind handelt en dat er een verstoorde verstandhouding is tussen hen, waardoor gezamenlijk gezag niet mogelijk is. De vader heeft zich teruggetrokken uit het leven van het kind en heeft geen verweer gevoerd in deze procedure. De gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming zijn betrokken bij de zaak en hebben hun standpunten naar voren gebracht.

Het hof heeft de argumenten van beide partijen overwogen en is tot de conclusie gekomen dat er geen onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders. Het hof onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en besluit de beschikking te bekrachtigen, waarbij het gezamenlijk gezag over het kind wordt gehandhaafd. De beslissing is op 31 oktober 2024 uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 31 oktober 2024
Zaaknummer: 200.339.734/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/394729 / FA RK 23-2789
In de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.W. de Gruijl,
tegen
[de vader],
wonende op een voor het hof bekend adres,
verweerder in hoger beroep
hierna te noemen: de vader,
zonder advocaat, voorheen mr. D. Kotterman
Deze zaak gaat over de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] .
Het hof merkt als informant aan:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is in de procedure gekend:
de
Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.
De zaak in het kort:
De moeder is het niet eens met de beslissing van de rechtbank dat de vader voortaan samen met de moeder het ouderlijk gezag uitoefent over [minderjarige] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 13 februari 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 8 april 2024, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en het verzoek van de vader om hem samen met de moeder te belasten met het ouderlijk gezag alsnog af te wijzen.
2.2.
Er is geen verweerschrift ontvangen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 september 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. R.W. de Gruijl;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] .
2.3.1.
De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op de mondelinge behandeling verschenen.
2.4.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V8 formulier van mr. Kotterman van 6 juni 2024;
  • het V2 formulier van mr. Kotterman van 6 juni 2024, waarin hij zich onttrekt als advocaat van de vader

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie is [minderjarige] geboren. De vader heeft [minderjarige] erkend. [minderjarige] staat onder toezicht van de GI en verblijft op grond van een machtiging tot uithuisplaatsing in een gezinshuis.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank – uitvoerbaar bij voorraad – het verzoek van de vader om hem samen met de moeder te belasten met het ouderlijk gezag over [minderjarige] toegewezen. Het verzoek van de vader om hem te belasten met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] heeft de rechtbank afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd.
3.3.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De moeder voert - samengevat - het volgende aan.
De rechtbank oordeelde ten onrechte dat de vader samen met de moeder moet worden belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] . Dit is niet in het belang van [minderjarige] . De moeder oefende altijd alleen het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit en er waren geen problemen totdat de vader in beeld kwam. De moeder handelt te allen tijde in het belang van [minderjarige] . De moeder kan niet constructief samenwerken met de vader en zij kunnen samen geen beslissingen nemen over de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . De vader is agressief richting de moeder en zij is bang voor hem. Zij heeft haar zorgen ook geuit bij de GI, maar daar is niets mee gedaan. De verstandhouding tussen de moeder en de vader is dusdanig verstoord dat het uitoefenen van het gezamenlijk gezag niet mogelijk is zonder dat [minderjarige] klem en verloren raakt tussen hen. Daarnaast is de vader niet in staat om beslissingen nemen in het belang van [minderjarige] . Hij is niet geïnteresseerd in haar leven, heeft nauwelijks contact met haar en weet niet wat er in haar leven speelt. Er is al maanden geen omgang geweest tussen de dochter en de vader. De moeder ziet de terugtrekking van de vader in deze procedure als een onderbouwing van haar verzoek tot afwijzing van het gezag.
Tijdens de mondelinge behandeling deelt de moeder mede dat zij de week erna een afspraak heeft bij de raad in verband met het onderzoek van de raad naar een mogelijke beëindiging van haar gezag.
3.5.
In het V8 formulier van 6 juni 2024 is namens de vader - samengevat - te kennen gegeven dat hij geen verweer wenst te voeren. De vader heeft kennisgenomen van de inhoud van de rapportages van [instantie] en besloten zich uit de steeds maar verdere juridisering van het leven van [minderjarige] terug te trekken De vader handelde altijd in het belang van [minderjarige] maar kan het niet meer opbrengen om steeds maar te moeten aantonen dat hij het beste met [minderjarige] voor heeft. Nu uit de rapportages volgt dat zijn inbreng in het leven van [minderjarige] contraproductief is voor haar welzijn, trekt hij zich terug.
3.6.
Door de GI is - samengevat - het volgende naar voren gebracht.
De vader heeft tot juni 2024 omgang gehad met [minderjarige] . Na de rapportages van [instantie] was hij teleurgesteld en besloot hij zich terug te trekken. De GI hield contact met hem. De vader meldde drie weken geleden bij de GI dat hij in het leven van [minderjarige] betrokken wil blijven en daarover het gesprek wil aangaan. De GI heeft de vader gewezen op zijn verantwoordelijkheid en uitgelegd dat zijn gedrag niet passend is. De vader moet bestendig in het leven van [minderjarige] zijn. De GI voert hierover gesprekken en gaat kijken naar de wijze waarop eventueel contactherstel kan plaatsvinden. De ouders kunnen niet samen door één deur, maar zijn voor de GI prima bereikbaar. De GI heeft de raad verzocht onderzoek te doen naar de noodzaak van een gezagsbeëindigende maatregel. In dit stadium vindt de GI het passend om het gezamenlijk gezag te handhaven. De GI voorziet problemen als de moeder alleen het gezag heeft. Zo heeft zij in het verleden geen toestemming gegeven voor bijvoorbeeld het aansluiten van de familie van de vader bij een omgangsmoment.
3.7.
De raad benoemt dat het een lastige kwestie is. Het onderzoek naar de noodzaak van een gezagsbeëindigende maatregel is gestart. Eventueel kan dit onderwerp daarin worden meegenomen. De raad begrijpt de frustratie bij de vader. Het is goed dat de GI gesprekken voert met de vader.
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechter verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten. Indien de andere ouder niet met het verzoek instemt, wordt het verzoek ingevolge artikel 1:253c lid 2 BW slechts afgewezen indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen,
afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.8.2.
Het hof acht zich voldoende geïnformeerd en ziet geen aanleiding om deze zaak aan te houden en de raad te verzoeken deze kwestie te betrekken bij het al lopende onderzoek naar de gezagsbeëindiging
3.8.3.
Het hof onderschrijft de overwegingen van de rechtbank die tot de bestreden beslissing hebben geleid en neemt die, na eigen onderzoek en afweging, over en maakt die tot de zijne. Het hof voegt daar nog het volgende aan toe.
3.8.4.
Het uitgangspunt van de wetgever is dat het gezag over een minderjarige bij beide ouders berust. De vader trok zich recent terug uit het leven van [minderjarige] , volgens de GI omdat hij teleurgesteld was over de conclusies van [instantie] . De vader handelde daarmee niet in het belang van [minderjarige] . Het ouderlijk gezag brengt verantwoordelijkheden met zich en de vader moet bestendig in het leven van [minderjarige] zijn. De vader is bereikbaar (gebleven) voor de GI en er worden gesprekken gevoerd over een eventueel herstel van het contact. Ook na de terugtrekkende beweging van de vader, ziet de GI mogelijkheden om de ouders te begeleiden bij het uitvoeren van het gezamenlijk gezag. Ook voorziet de GI voor de komende periode problemen als de moeder alleen belast is met het ouderlijk gezag.
Het hof is van oordeel dat er geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 1:253c lid 2 BW en is met de GI van oordeel dat het in dit stadium passend en in het belang van [minderjarige] is om het gezamenlijk gezag te handhaven.
3.8.5.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost Brabant van
13 februari 2024;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, E.J.M. van Engelen en M.L.F.J. Schyns en is op 31 oktober 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier