In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 31 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de opheffing van een bewind dat was ingesteld over de goederen van [verzoekster]. De rechtbank Oost-Brabant had eerder, op 12 december 2023, een bewind ingesteld voor de duur van vijf jaar vanwege verkwisting en problematische schulden. [Verzoekster] was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft vastgesteld dat [verzoekster] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in staat is haar financiële zaken zelfstandig te beheren. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 september 2024 heeft [verzoekster] verklaard dat zij sinds 1 juni 2021 een woning huurt en dat zij altijd haar huur heeft betaald, totdat zij slachtoffer werd van een overval. Dit leidde tot financiële problemen, waaronder huurachterstanden. De verhuurder had een dagvaarding uitgebracht tot ontbinding van de huurovereenkomst, wat resulteerde in een verstekvonnis van de rechtbank. Het hof heeft geconcludeerd dat [verzoekster] nog steeds bescherming nodig heeft, vooral gezien de dreigende uithuiszetting en haar huidige financiële situatie. Het hof heeft het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen en de beslissing van de rechtbank bekrachtigd.