ECLI:NL:GHSHE:2024:3408

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
200.333.755_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling zorgregeling tussen vader en kinderen na hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de vaststelling van een zorgregeling tussen de vader en zijn kinderen, [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft een zorgregeling aangevraagd, maar de vader heeft ingestemd met het advies van de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad heeft geadviseerd om de kinderen onder toezicht te stellen en een zorgregeling vast te stellen, waarbij de vader en [minderjarige 3] elke vrijdag van 14.30 tot 18.30 uur contact hebben, en de vader en [minderjarige 2] één dagdeel per maand. De ouders hebben aangegeven het eens te zijn met het advies van de Raad, en het hof heeft besloten om dit advies te volgen, in het belang van de kinderen. De beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 28 juli 2023 is vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de zorgregeling. De ouders zijn verantwoordelijk voor het slagen van de zorgregeling en dienen inspanningen te leveren om dit te realiseren. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 31 oktober 2024
Zaaknummer: 200.333.755/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/364725 FA RK 19-5499
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende in [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A. Sahin,
tegen
[de vader],
wonende in [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. A. Huseinovic.
Deze zaak gaat over:
  • [minderjarige 1] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2006,
  • [minderjarige 2] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2011,
  • [minderjarige 3] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2014.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.
In het kort: deze zaak gaat over de vaststelling van een zorgregeling tussen de vader en [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .

5.De beschikking van dit hof van 16 mei 2024

Bij die beschikking heeft dit hof de raad verzocht een onderzoek in te stellen naar, kort gezegd, de mogelijkheden voor (herstel van het) contact tussen de vader en [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . De beslissing op de verzoeken is aangehouden tot 16 november 2024 pro forma.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
Het hof heeft vervolgens op 15 juli 2024 het rapport van de raad ontvangen. De raad adviseert, kort samengevat, het volgende. Gelet op de zorgen die er zijn verzoekt de raad
de rechtbank om [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht te stellen voor de duur van twaalf maanden van Jeugdbescherming Brabant in [plaats] . Het lukt de ouders niet om gezamenlijk afspraken te maken over de zorgregeling en de vakanties. De raad is bang dat als er niets verandert er contactverlies optreedt tussen [minderjarige 2] en de vader en later ook tussen [minderjarige 3] en de vader. De houding van de ouders werkt verstorend op de ontwikkeling van [minderjarige 3] en [minderjarige 2] . De motivatie, veranderbaarheid en verandermogelijkheden van de ouders zullen de komende tijd moeten blijken in een situatie met meer/andere sturing. Het is de ouders in het vrijwillig kader niet gelukt om de doelen te behalen die in september 2022 zijn gesteld. De hulpverlening in het vrijwillig kader beklijft niet en is meerdere malen gestagneerd/gestopt.
6.2.
Daarnaast adviseert de raad het hof het verzoek van de moeder af te wijzen en een zorgregeling vast te stellen tussen de vader en [minderjarige 3] :
  • [minderjarige 3] is bij de vader iedere vrijdag van 14.30 uur tot 18.30 uur, behalve de vrijdag voorafgaand aan het weekend dat de kinderen (het hof begrijpt: [minderjarige 3] ) bij de vader verblijven;
  • [minderjarige 3] is bij de vader ieder eerste weekend van de maand (valt de eerste op een zondag dan is dat het eerste weekend van de maand) van zaterdag 9.30 uur tot zondag 19.00 uur, waarbij de vader haalt en brengt;
  • Er wordt toegewerkt naar een regeling waarbij de vakanties bij helfte worden verdeeld.
De raad adviseert om een zorgregeling tussen de vader en [minderjarige 2] vast te stellen van één dagdeel per maand. Er dient te worden toegewerkt naar één dag per maand.
6.3.
De vader heeft bij V8-formulier van 12 augustus 2024 het hof bericht in te stemmen met het advies van de raad.
6.4.
De moeder heeft bij V8-formulier van 15 augustus 2024 het hof bericht geen opmerkingen te hebben ten aanzien van het advies van de raad, buiten de opmerkingen die in het rapport verwerkt zijn.
6.5.
De ouders hebben het hof niet verzocht om een voortzetting van de mondelinge behandeling. Het hof zal de zaak op de stukken afdoen.

7.De verdere beoordeling

7.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub a, BW, een regeling vaststellen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
7.2.
Het hof neemt een beslissing conform het advies van de raad over de zorgregeling tussen de vader en [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Het hof zal hierna uitleggen waarom het hof dat doet.
7.3.
Uit het raadsrapport blijkt dat beide ouders openstaan voor een zorgregeling en hier ook belang aan hechten. Uit het onderzoek van de raad blijkt verder dat er geen veiligheids-risico’s zijn als [minderjarige 2] en [minderjarige 3] bij de vader zijn. De zorgregeling tussen de vader en [minderjarige 3] kan daarom volgens de raad worden voortgezet zoals die nu ook al loopt.
De raad geeft verder aan dat [minderjarige 2] , ondanks de summiere/oude redenen daartoe, de sterke overtuiging heeft dat zij haar vader niet meer wil zien. [minderjarige 2] is volgens de raad een meisje van bijna dertien met een sterke eigen wil. Het is volgens de raad van belang dat een jeugdbeschermer samen met de ouders en [minderjarige 2] gaat onderzoeken of contact tussen de vader en [minderjarige 2] in welke vorm dan ook in de toekomst wel mogelijk is en dat een zorgregeling wordt opgestart met behulp van hulpverlening. Het is het hof ambtshalve bekend dat de rechtbank inmiddels de ondertoezichtstelling over [minderjarige 2] en [minderjarige 3] heeft uitgesproken, voor de duur van een jaar, aldus tot 8 oktober 2025.
Het hof heeft verder bij de beoordeling betrokken dat de moeder en de vader het hof allebei hebben aangegeven het eens te zijn met het advies van de raad over de zorgregeling tussen de vader en [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
Het hof zal gelet op wat hiervoor is overwogen het advies van de raad volgen en de zorgregeling vaststellen tussen de vader en [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zoals door de raad is geadviseerd, omdat dit volgens het hof in het belang is van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Het hof onderschrijft daarbij het advies van de raad dat het de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de ouders is om de zorgregeling te kunnen laten slagen. Beide ouders dienen zich bewust te zijn dat zij inspanningen moeten leveren om de zorgregeling goed te laten verlopen voor de kinderen.
7.4.
Dit leidt ertoe dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen ten aanzien van de zorgregeling tussen de vader en [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
Hoewel de zorgregeling voor [minderjarige 3] inhoudelijk niet verandert, zal het hof ook ten aanzien van [minderjarige 3] de bestreden beschikking vernietigen en de zorgregeling opnieuw vaststellen aangezien de raad een kleine (tekstuele) verduidelijking heeft opgenomen in het advies over het eerste weekend van de maand.
Het hof zal de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit leidt tot de volgende beslissing.

8.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 28 juli 2023, doch uitsluitend voor zover aan het hof onderworpen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
stelt de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast tussen de vader en [minderjarige 3] , waarbij de vader en [minderjarige 3] contact hebben:
  • iedere vrijdag van 14.30 uur tot 18.30 uur, behalve de vrijdag voorafgaand aan het weekend dat [minderjarige 3] bij de vader verblijft;
  • ieder eerste weekend van de maand (valt de eerste op een zondag dan is dat het eerste weekend van de maand) van zaterdag 09.30 uur tot zondag 19.00 uur,
  • waarbij de vader haalt en brengt;
  • waarbij er wordt toegewerkt naar een regeling waarbij de vakanties bij helften worden verdeeld.
stelt de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast tussen de vader en [minderjarige 2] waarbij de vader en [minderjarige 2] contact hebben gedurende één dagdeel per maand, waarbij er wordt toegewerkt naar één dag per maand;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, A.M. Bossink en E.M.D.M. van der Linden en is in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.