In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen de vonnissen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de koopovereenkomst en de akte van levering van een onroerend goed tot stand waren gekomen door dwaling en had deze vernietigd. [appellant] stelt dat hij de koopprijs van € 300.000,- gedeeltelijk heeft voldaan, maar [geïntimeerde] betwist dit en stelt dat [appellant] hem heeft doen geloven dat hij een bedrag van 2.650.000,- Marokkaanse Dirham op zijn rekening had overgemaakt. Het hof oordeelt dat de rechtbank de stelplicht en bewijslast onjuist heeft toegepast. Het hof concludeert dat [geïntimeerde] niet voldoende heeft aangetoond dat [appellant] een valse overboekingsopdracht heeft gemaakt. Het hof vernietigt de eerdere vonnissen van de rechtbank en wijst de vorderingen van [geïntimeerde] af, waarbij het hof ook de proceskosten ten laste van [geïntimeerde] legt.