ECLI:NL:GHSHE:2024:3369

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
20-000637-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod. De politierechter heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, en heeft een hoeveelheid cocaïne onttrokken aan het verkeer. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en de verdachte opnieuw zal veroordelen. De verdediging heeft primair de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie bepleit wegens vermeende vormverzuimen, en subsidiair vrijspraak bepleit. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake was van een redelijk vermoeden van schuld op basis van de omstandigheden van de aanhouding van de verdachte. Het hof heeft geoordeeld dat de aanhouding en doorzoeking van de auto rechtmatig waren. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte schuldig bevonden aan het vervoeren van ongeveer 14,1 gram cocaïne en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf is afgewezen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000637-24
Uitspraak : 16 oktober 2024
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 4 maart 2024, parketnummer 02-291431-23 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 96-040877-21, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De politierechter heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep ter zake van ‘opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod’ veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de rechtbank 7,9 gram cocaïne, 7,4 gram cocaïne en 6,7 gram cocaïne onttrokken aan het verkeer. Tot slot heeft de rechtbank de proeftijd van de onder parketnummer 96-040877-21 voorwaardelijk opgelegde straf verlengd met één jaar.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd en de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis. Voorts is gevorderd dat de inbeslaggenomen drugs worden onttrokken aan het verkeer alsmede dat de vordering tot tenuitvoerlegging wordt afgewezen.
Namens de verdachte is primair de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie bepleit wegens vormverzuimen. Subsidiair is integrale vrijspraak bepleit. Meer subsidiair is de bewezenverklaring van ‘een hoeveelheid’ bepleit en meest subsidiair is er een strafmaatverweer gevoerd.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Door de raadsman van de verdachte is de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie bepleit. Aan die conclusie heeft de raadsman ten grondslag gelegd dat er ten aanzien van de verdachte sprake is van een onrechtmatige aanhouding, nu er geen redelijk vermoeden van een strafbaar feit was. Hiermee wordt tekort gedaan aan het aan in artikel 5 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) verankerde recht op vrijheid.
Voorts zou er een onrechtmatige doorzoeking van de auto hebben plaatsgevonden, nu er niet voldaan is aan de vereisten van artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering waardoor zowel artikel 6 als 8 van het EVRM is geschonden. Hierdoor is er sprake van een vormverzuim ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering hetgeen ten aanzien van de verdachte leidt tot een schending van de artikelen 6 en 8 van het Europese Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM).
Redelijk vermoeden van schuld?
Het hof stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verbalisanten kregen op 27 september 2023 rond 18.50 uur een melding betreffende een door een burger aangetroffen zakje wit poeder op een parkeerplaats aan de Molenpolderweg in Yerseke. Omstreeks 19.15 uur kwamen de verbalisanten ter plaatse en troffen zij de melder. Op het moment van aankomst was er geen enkel voertuig op de parkeerplaats aanwezig. De melder vertelde dat het zakje in de berm naast de parkeerplaats zou liggen. De melder toonde hierbij een filmpje waardoor de verbalisant exact de locatie van het zakje kon zien. De verbalisant zag dat het zakje zich bevond naast een opvallende rode struik. Daarbij vertelde de melder dat er wel vaker een zakje werd weggelegd, dat dan door een ander later werd opgehaald. Volgens de melder stond de parkeerplaats bij omwonenden bekend als een drugsdeallocatie. De melder deelde vervolgens mede dat het zakje nog steeds op dezelfde plek lag. De verbalisanten hebben zich vervolgens verdekt opgesteld. Omstreeks 20.35 uur kwam er een auto, voorzien van het [kenteken] de parkeerplaats oprijden. De auto reed naar de locatie waar het zakje in de berm lag. Een man stapte uit de auto, liet daarbij de motor aanstaan en liep naar de berm in de richting van de opvallende rode struik. Hierop is de man, naar later blijkt de verdachte, aangehouden.
Voorgaande maakt naar het oordeel van het hof dat er gelet op de locatie, het tijdstip en de overige omstandigheden sprake is van een redelijk vermoeden van schuld in de zin van artikel 27 Wetboek van Strafvordering. Niet alleen parkeerde de verdachte in de buurt van de struik, liep hij in de richting van de struik en bevond hij zich ten tijde van de aanhouding naast de struik waar het zakje met het witte poeder is gelokaliseerd, maar liet hij tegelijkertijd ook de motor van zijn auto draaien.
Op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, vloeide ten aanzien van de verdachte uit feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voort en kon hij mitsdien als verdachte in de zin van artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht worden aangemerkt.
Het hof acht de daarop volgende aanhouding van de verdachte dan ook rechtmatig.
Onrechtmatige doorzoeking auto?
Dienaangaande overweegt het hof het volgende Na op zijn rechten te zijn gewezen verklaarde de verdachte direct na zijn aanhouding dat hij zich “genaaid” voelde omdat hij op verzoek van een derde op deze parkeerplaats wat moest omruilen en hij al het vermoeden had dat deze plek “heet” was. Op het moment dat de verbalisant het portier van de auto waarmee de verdachte was komen aanrijden opendeed teneinde de lopende motor uit te zetten, zag hij direct een zakje met een aantal witte papieren ponypacks. Dit zakje bevond zich duidelijk zichtbaar in de binnenzijde van het portier aan de bestuurderszijde.
Aan de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden konden de verbalisanten naar het oordeel van het hof redelijkerwijs het vermoeden ontlenen dat er in de auto verdovende middelen aanwezig waren en waren zij op grond van artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering in verbinding met artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet gerechtigd het voertuig te doorzoeken en op grond van artikel 9, derde lid, van diezelfde wet tot inbeslagneming van daarvoor vatbare voorwerpen over te gaan. Tijdens de doorzoeking werd er nog een zakje met wit poeder onder de bestuurdersstoel aangetroffen.
Het hof is mitsdien van oordeel dat de doorzoeking van de auto niet onrechtmatig was.
Slotconclusie
Gelet op al het voorgaande is er geen sprake van enige onrechtmatigheid in het voorbereidend onderzoek waardoor het verweer van de raadsman reeds om die reden wordt verworpen en er derhalve geen reden is het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging te verklaren.
Het hof is van oordeel dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 27 september 2023 te Yerseke, althans in Nederland, opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 22 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal, bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
op 27 september 2023 te Yerseke opzettelijk heeft vervoerd ongeveer 14,1 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen worden genoemd, verwijzen – tenzij anders vermeld – naar pagina’s van het eindproces-verbaal van het onderzoek van de politie met registratienummer PL2000-2023247843 van de eenheid Zeeland-West-Brabant, gesloten 18 oktober 2023 (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 52).
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 oktober 2023 (pagina’s 36 – 37), voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende het relaas van [verbalisant] ;
(pagina 36)
Op woensdag 27 september omstreeks 18.50 uur kreeg ik van de operationeel coördinator de opdracht om te gaan naar de Molenpolderweg in Yerseke. Daar zou een burger een zakje met wit poeder gevonden hebben.
Om 20.35 uur hield ik de verdachte aan.
(pagina 37)
Omstreeks 20.40 uur deed ik het portier van de auto open om de motor af te zetten, want ik hoorde de motor nog draaien. Toen ik het portier open deed, zag ik direct een ander zakje met een aantal witte papieren ponypacks. Dit zakje bevond zich duidelijk zichtbaar in de binnenzijde van het portier aan de bestuurderszijde. Ambtshalve is mij bekend dat verdovende middelen in deze papieren ponypacks worden verpakt. Ik doorzocht het voertuig en vond nog een zakje wit poeder onder de bestuurderstoel. Ik liep naar de berm en pakte het zakje uit de berm. Ik heb de zakjes wit poeder in beslag genomen, zowel de twee zakjes uit de auto, als uit de berm.
2.
Een schriftelijk bescheid, te weten de kennisgeving van inbeslagneming d.d. 3 oktober 2023 (pagina’s 9 – 11), voor zover inhoudende;
Inbeslagneming
Plaats: Molenpolderweg Yerseke
Datum en tijd: 27 september 2023 te 22:00 uur
Beslagene
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedatum]
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Volgnummer 1
Goednummer: PL2000-2023247843-2641321
Categorie omschrijving: Medicamenten/hulpmiddelen
Object: verdovende mid (cocaïne crack)
Aantal: 1 stuks
Kleur: wit
Inhoud/specificatie: goednummer monster 2642809 sealbag 72105938
Bijzonderheden: totaalpartij 7,9 gram netto (bruto 9 gram)
Volgnummer 2
Goednummer: PL2000-2023247843-2641323
Categorie omschrijving: Medicamenten/hulpmiddelen
Object: verdovende mid (cocaïne crack)
Aantal: 1 stuks
Kleur: wit
Inhoud/specificatie: goednummer monster 2642817 sealbag 72105939
Bijzonderheden: totaalpartij 7,4 gram netto 8,6 gram bruto
Volgnummer 3
Goednummer: PL2000-2023247843-2641329
Categorie omschrijving: Medicamenten/hulpmiddelen
Object: verdovende mid (cocaïne crack)
Aantal: 1 stuks
Kleur: wit
Inhoud/specificatie: goednummer monster 2642825 sealbag 72105937
Bijzonderheden: 8 ponypacks netto 6,7 gram totaalpartij bruto 13,6 gram
3.
Een schriftelijk bescheid, te weten de kennisgeving van inbeslagneming d.d. 2 oktober 2023 (pagina’s 17 – 18), voor zover inhoudende;
Beslagene
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedatum]
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Volgnummer 1
Goednummer: PL2000-2023247843-2642825
Categorie omschrijving: Medicamenten/hulpmiddelen
Object: verdovende mid (cocablad)
Aantal: 1 stuks
Kleur: wit
Spoor identificatienr.: AAPL5295NL
Inhoud/specificatie: monster tbv nfi goednummer totaalpartij 2641329
Bijzonderheden: totaalpartij 6,7 gram netto
4.
Een schriftelijk bescheid, te weten de kennisgeving van inbeslagneming d.d. 2 oktober 2023 (pagina’s 19 – 20), voor zover inhoudende;
Beslagene
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedatum]
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Volgnummer 1
Goednummer: PL2000-2023247843-2642817
Categorie omschrijving: Medicamenten/hulpmiddelen
Object: verdovende mid (cocaïne crack)
Aantal: 1 stuks
Kleur: wit
Spoor identificatienr.: AAPL5296NL
Inhoud/specificatie: monster tbv nfi goednummer totaalpartij 2641323
Bijzonderheden: totaalpartij 7,4 gram netto
5.
Een schriftelijk bescheid, te weten de kennisgeving van inbeslagneming d.d. 2 oktober 2023 (pagina’s 21 – 22), voor zover inhoudende;
Beslagene
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedatum]
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Volgnummer 1
Goednummer: PL2000-2023247843-2642809
Categorie omschrijving: Medicamenten/hulpmiddelen
Object: verdovende mid (cocaïne crack)
Aantal: 1 stuks
Kleur: wit
Spoor identificatienr.: AAOB5062NL
Inhoud/specificatie: monster tbv nfi goednummer totaalpartij 2641321
Bijzonderheden: totaalpartij 7,9 gram netto
6.
Een schriftelijk bescheid, te weten het rapport NFiDENT d.d. 18 oktober 2023 (pagina 26), voor zover inhoudende;
7.
Een schriftelijk bescheid, te weten het rapport NFiDENT d.d. 18 oktober 2023 (pagina 27), voor zover inhoudende;
8.
Een schriftelijk bescheid, te weten het rapport NFiDENT d.d. 18 oktober 2023 (pagina 28), voor zover inhoudende;
Bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven vermelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
II.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Daartoe is – op gronden zoals nader in de pleitnota verwoord – in de kern het volgende aangevoerd.
De raadsman heeft allereerst bewijsuitsluiting van de aangetroffen zakjes met cocaïne bepleit nu er sprake zou zijn van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering omdat de auto waarin de verdachte reed onrechtmatig is doorzocht. Hierdoor is er sprake van schending van de artikelen 6 en 8 van het EVRM alsmede artikel 48 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
Voorts is bepleit dat de verdachte zich niet bewust is geweest van enige hoeveelheid cocaïne in de berm en mitsdien niet daarover heeft kunnen beschikken. Tevens heeft de raadsman bepleit dat de auto van een derde was en de verdachte zich niet noodzakelijkerwijze bewust was van de zakjes met cocaïne.
Mocht het hof tot een bewezenverklaring komen dan is de verdediging van mening dat enkel ‘een hoeveelheid’ bewezen kan worden verklaard nu uit het dossier niet duidelijk is geworden wat waar is aangetroffen.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Zoals eerder overwogen is het hof van oordeel dat er bij de aanhouding van de verdachte en de doorzoeking van het voertuig geen sprake is geweest van enige onrechtmatigheid in het voorbereidend onderzoek. Het hof is van oordeel dat er geen sprake is van een vormverzuim en het hof verwerpt dan ook – op gronden zoals onder het kopje ‘ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie’ opgenomen – het verweer tot bewijsuitsluiting.
Met betrekking tot de wetenschap en de beschikkingsmacht van de aangetroffen verpakkingen bevattende cocaïne is het hof met de raadsman van oordeel dat het zakje dat is aangetroffen in de bosschage niet aan de verdachte kan worden toegeschreven. Dit zakje lag er al voordat de verdachte aankwam en ondanks dat het vermoeden is gerezen dat de verdachte dit zakje kwam ophalen, is de verdachte aangehouden alvorens hij het zakje heeft gepakt waardoor er geen sprake kan zijn van de beschikkingsmacht.
Met betrekking tot de twee in de auto aangetroffen zakjes is het hof evenwel van oordeel dat de verdachte hierover wel de beschikkingsmacht had. Hoewel de auto aan een derde toebehoorde, lagen de ponypacks zichtbaar in het portier aan de bestuurderszijde en ook het zakje onder de bestuurdersstoel was niet zodanig verstopt dat de verdachte hier geen weet van kon hebben. Voorts heeft de verdachte zelf verklaard dat hij ter plaatse was om iets om te wisselen en dat hij het vermoeden had dat de plek ‘heet’ was. Dit alles wijst er naar het oordeel van het hof op dat de verdachte wel degelijk weet had van de aangetroffen zakjes met cocaïne.
Nu uit het dossier blijkt dat er naast een zakje met ponypacks bevattende cocaïne met een totaal netto gewicht van 6,7 gram, aangetroffen in de binnenzijde van het portier, er twee zakjes inhoudende 7,9 en 7,4 gram cocaïne zijn aangetroffen in de berm respectievelijk onder de bestuurdersstoel, zal het hof ten faveure van de verdachte het zakje met de minste inhoud aan de verdachte toeschrijven te weten het zakje met een totaal netto gewicht van 7,4 gram en het totaal door de verdachte vervoerde hoeveelheid cocaïne bepalen op 14,1 (6,7 + 7,4) gram.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van 14,1 gram cocaïne. Door aldus te handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van de handel in en het gebruik van harddrugs. Het gebruik van harddrugs kan schade veroorzaken aan de gezondheid van de gebruikers daarvan. Bovendien gaat de handel in verdovende middelen regelmatig gepaard met andere vormen van criminaliteit, zoals gewelds- en vermogensdelicten.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 augustus 2024 betreffende het justitiële verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld en dat hij ten tijde van het bewezenverklaarde in een proeftijd liep. Voorts heeft het hof acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Het hof is van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest passend en geboden is.
Beslag
Nu de verdachte bij verhoor van 28 september 2023 afstand heeft gedaan van de ponypacks en de twee in beslaggenomen zakjes, is het hof van oordeel dat er geen beslissing meer dient te worden genomen op het beslag.
Vordering tenuitvoerlegging
Het officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Zeeland-West-Brabant van 27 juli 2021 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week gevorderd. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen. Naar het oordeel van het hof is toewijzing van de vordering niet langer opportuun. Het hof stelt voorts vast dat de proeftijd, die aan de voorwaardelijke straf was verbonden, inmiddels is verlopen; de mogelijkheid tot verlenging van de proeftijd is daarmee komen te vervallen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst af de vordering van de officier van justitie van het arrondissementsparket Zeeland-West-Brabant van 29 november 2023, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 27 juli 2021, parketnummer 96-040877-21, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 week.
Aldus gewezen door:
mr. dr. M.J.M.A. van der Put, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers en mr. R. Lonterman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans, griffier,
en op 16 oktober 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van der Put is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.