[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
wonende te [adres] .
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis zal bevestigen met uitzondering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] en de te dier zake opgelegde schadevergoedingsmaatregel en - in zoverre opnieuw rechtdoende - de vordering zal toewijzen tot een bedrag van € 15.150,00, met daarbij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van de verdachte heeft verzocht het vonnis waarvan beroep te bevestigen doch met uitzondering van de straf en heeft dienaangaande een straftoemetingsverweer gevoerd.
Omvang van het hoger beroep
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering ingesteld strekkende tot vergoeding van de door hem gestelde immateriële schade ter hoogte van € 10.000,00. De rechtbank heeft de vordering bij vonnis waarvan beroep gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 1.250,00 en heeft de vordering met betrekking tot de meer gevorderde immateriële schade afgewezen.
Door noch namens de benadeelde partij is te kennen gegeven dat de vordering in hoger beroep in zijn volle omvang wordt gehandhaafd. Het hof heeft derhalve te beslissen op de vordering voor zover deze strekt tot de vergoeding van de gestelde immateriële schade ad € 1.250,00.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primairhij op of omstreeks 15 augustus 2020 in de gemeente Kerkrade ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet, meermalen, althans eenmaal, (met kracht)
- met een gebalde vuist (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val is gekomen) en/of (vervolgens),
- met een barkruk en/of (vervolgens),
- met een ploertendoder, althans een voorwerp,
op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiairhij op of omstreeks 15 augustus 2020 in de gemeente Kerkrade ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, meermalen, althans eenmaal, (met kracht),
- met een gebalde vuist (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val is gekomen) en/of (vervolgens),
- met een barkruk en/of (vervolgens),
- met een ploertendoder, althans een voorwerp,
op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. primairhij op of omstreeks 15 augustus 2020 in de gemeente Kerkrade ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, meermalen, althans eenmaal, (met kracht)
-met een gebalde vuist en/of (vervolgens),
- met een barkruk, althans een voorwerp,
op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. subsidiairhij of op omstreeks 15 augustus 2020 in de gemeente Kerkrade in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met dat opzet, [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal, (met kracht),
- met een gebalde vuist en/of (vervolgens),
- met een barkruk, althans een voorwerp,
op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2] te slaan.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het aan de verdachte als feit 1 primair tenlastegelegde (poging tot doodslag)
Aan de verdachte is als feit 1 primair de poging tot doodslag ten aanzien van [slachtoffer 1] tenlastegelegd. De rechtbank heeft dat tenlastegelegde bij vonnis waarvan beroep bewezenverklaard. De advocaat-generaal en de raadsman hebben verzocht deze bewezenverklaring te bevestigen.
Het hof stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van poging tot doodslag onder meer opzet op de dood vereist is. Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte geen ‘vol opzet’ op de dood van [slachtoffer 1] gehad. Een bewezenverklaring van poging tot doodslag kan niettemin volgen indien er sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood - is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het betreffende gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Er is geen grond de inhoud van het begrip “aanmerkelijke kans” afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg bewust heeft aanvaard.
Uit het procesdossier volgt dat de verdachte slachtoffer [slachtoffer 1] op verschillende momenten eerst met een vuist, vervolgens met een barkruk en ten slotte een aantal maal met een ploertendoder met kracht op het hoofd heeft geslagen. Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of deze gedragingen een aanmerkelijke kans op de dood in het leven roepen. Het hof heeft zich bij de beantwoording van die vraag onder meer gebaseerd op de omstandigheden van het geval, waaruit blijkt dat het slachtoffer telkens in staat was zich uit de voeten te maken en op het medisch rapport van [arts 1] en [arts 2] , waaruit volgt dat de ‘
Injury Severity Score’ op 6 is gesteld, welke score inhoudt dat er voor slachtoffers jonger dan 50 jaar (zijnde het slachtoffer [slachtoffer 1] ) geen kans op mortaliteit is.
Anders dan de rechtbank en de procespartijen is er naar het oordeel van het hof dan ook geen sprake (geweest) van een aanmerkelijke kans op de dood, zodat het hof de verdachte zal vrijspreken van de aan hem tenlastegelegde poging tot doodslag.
Partiële vrijspraak van het aan de verdachte als feit 2 primair tenlastegelegde (poging tot zware mishandeling ten aanzien van [slachtoffer 3] )
Aan de verdachte is als feit 2 primair de poging tot zware mishandeling ten aanzien van [slachtoffer 3] tenlastegelegd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het aan de verdachte primair tenlastegelegde met betrekking tot [slachtoffer 3] (poging zwaar) en bewezenverklaard het hem subsidiair tenlastegelegde (mishandeling). De advocaat-generaal en de raadsman hebben verzocht deze bewezenverklaring te bevestigen.
Het hof stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling onder meer opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel vereist is. Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte - gelet op de uit het procesdossier blijkende gedragingen richting [slachtoffer 3] , inhoudende het eenmaal slaan met een barkruk tegen het lichaam en het eenmaal slaan met een vuist tegen het hoofd - geen ‘vol opzet’ gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Een bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling kan niettemin volgen indien er sprake is van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Onder aanhaling van het reeds uiteengezette kader met betrekking tot voorwaardelijk opzet overweegt het hof dat de genoemde uit het procesdossier blijkende gedragingen van de verdachte niet zonder meer een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich brengen, gelet op de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht.
Het hof zal de verdachte dan ook partieel vrijspreken van hetgeen aan hem als feit 2 primair tenlastegelegd is met betrekking tot [slachtoffer 3] .
Partiële vrijspraak medeplegen feit 1 primair en feit 2 primair en subsidiair
Het hof zal de verdachte eveneens vrijspreken van het aan hem tenlastegelegde medeplegen in feit 1 en feit 2 primair en subsidiair.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. subsidiairhij op 15 augustus 2020 in de gemeente Kerkrade ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, meermalen met kracht met een gebalde vuist (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val is gekomen) en vervolgens met een barkruk en vervolgens met een ploertendoder op het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. primair (ten aanzien van [slachtoffer 2] )hij op 15 augustus 2020 in de gemeente Kerkrade ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met kracht, met een gebalde vuist en met een barkruk op het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. subsidiair (ten aanzien van [slachtoffer 3] )hij op 15 augustus 2020 in de gemeente Kerkrade [slachtoffer 3] heeft mishandeld door met kracht met een gebalde vuist tegen het hoofd en met kracht met een barkruk tegen het lichaam van die [slachtoffer 3] te slaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het dossier van de politie-eenheid Limburg, districtsrecherche Parkstad-Limburg, in het onderzoek ‘Eiland’, registratienummer LB2R020079-29, gesloten d.d. 7 maart 2022, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , inspecteur van politie (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 252). Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Nu de verdachte alle de aan hem tenlastegelegde feiten uitdrukkelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en door noch namens hem een verweer strekkende tot vrijspraak is gevoerd, zal het hof volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen ex artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
-
Feit 1 subsidiair (poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] )
1. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 15 april 2021 (dossierpagina’s 16 en 17), voor zover inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] .
2. Een proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 18 augustus 2021 (dossierpagina’s 19 tot en met 22), voor zover inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] .
3. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 augustus 2020 (dossierpagina’s 38 tot en met 59), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 2] .
4. Een bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 14 oktober 2024.
-
Feit 2 primair (poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2] )
1. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 augustus 2020 (dossierpagina’s 228 tot en met 230), voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] .
2. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 augustus 2020 (dossierpagina’s 38 tot en met 59), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 2] .
3. Een bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 14 oktober 2024.
-
Feit 2 subsidiair (mishandeling van [slachtoffer 3] )
1. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 augustus 2020 (dossierpagina’s 233 en 234), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 1] .
2. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 augustus 2020 (dossierpagina’s 38 tot en met 59), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 2] .
3. Een bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 14 oktober 2024.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Feit 2 primair (poging tot zware mishandeling [slachtoffer 2] )
Aan de verdachte is als feit 2 primair onder meer tenlastegelegde dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot zware mishandeling ten aanzien van [slachtoffer 2] .
Het hof overweegt - onder aanhaling van het eerder vooropgestelde juridische kader omtrent zware mishandeling en voorwaardelijk opzet - dat het slaan met een barkruk op het hoofd van een persoon een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel in het leven roept, aangezien het hoofd een kwetsbaar lichaamsdeel is. Naar het oordeel van het hof is de gedraging van de verdachte, voor zover inhoudende het slaan van [slachtoffer 2] met een barkruk op het hoofd, naar de uiterlijke verschijningsvorm zodanig gericht op de voltooiing van het misdrijf dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewust heeft aanvaard.
Mitsdien acht het hof de aan de verdachte tenlastegelegde poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als volgt: