In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, specifiek voor het aanwezig hebben van amfetamine. De politierechter had ook het inbeslaggenomen gereedschap verbeurd verklaard en de hennep en amfetamine onttrokken aan het verkeer. De verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte opnieuw zou veroordelen. Het hof heeft echter vastgesteld dat de doorzoeking van het voertuig van de verdachte onrechtmatig was, omdat de verbalisanten niet voldeden aan de wettelijke vereisten voor het fouilleren van de inzittenden en het doorzoeken van het voertuig. Dit leidde tot onherstelbare vormverzuimen, waardoor het bewijs dat tijdens deze doorzoeking was verkregen, niet kon worden gebruikt.
Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte niet bewezen kon worden geacht het tenlastegelegde feit te hebben begaan, en heeft hem vrijgesproken. Daarnaast heeft het hof de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen amfetamine en hennep bevolen, maar de teruggave van het gereedschap aan de verdachte gelast. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf is afgewezen, omdat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk werd verklaard in deze vordering.