In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2012. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank Limburg, die op 4 juni 2024 de machtiging tot uithuisplaatsing had verlengd tot 16 juni 2025. De moeder stelde dat de uithuisplaatsing niet noodzakelijk was en dat er geen onrustige thuissituatie was die een thuisplaatsing in de weg stond. De GI en de vader, die als verweerster optraden, stelden echter dat de uithuisplaatsing in het belang van de minderjarige was, gezien de problematiek en de onrust in de thuissituatie.
Tijdens de mondelinge behandeling op 27 september 2024 zijn de moeder, de GI en de vader gehoord. De minderjarige heeft ook haar mening kenbaar gemaakt via een brief. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige intensieve en gespecialiseerde behandeling nodig heeft, die niet kan worden geboden in de thuissituatie bij de moeder en stiefvader. Het hof oordeelde dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk was voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, gezien de zorgen over haar ontwikkeling en de problematiek in de thuissituatie.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt het belang van de zorg voor de minderjarige en de noodzaak van een stabiele en veilige omgeving voor haar ontwikkeling.