In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2019. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 16 april 2024, waarin de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar was verlengd. De moeder voerde aan dat de ondertoezichtstelling niet meer nodig was, omdat het omgangstraject met de vader inmiddels goed verliep zonder de bemoeienis van de gecertificeerde instelling (GI). De GI daarentegen stelde dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk bleef, omdat de ouders nog onvoldoende vertrouwen in elkaar hadden en de omgang tussen de vader en [minderjarige] nog steeds onder begeleiding moest plaatsvinden.
Tijdens de mondelinge behandeling op 17 september 2024 zijn zowel de moeder als de GI gehoord, evenals de stiefvader. De vader en de Raad voor de Kinderbescherming waren niet verschenen. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat de ontwikkeling van [minderjarige] nog steeds ernstig bedreigd wordt. De moeder heeft in het verleden negatieve uitlatingen over de vader gedaan, wat invloed heeft op de emotionele ontwikkeling van [minderjarige]. Het hof oordeelde dat, ondanks positieve ontwikkelingen, de betrokkenheid van de GI nog steeds noodzakelijk is om de omgang tussen de vader en [minderjarige] te waarborgen.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van [minderjarige] voorop stond. De beslissing benadrukt de noodzaak van toezicht en begeleiding in situaties waar de ontwikkeling van een minderjarige in het geding is.