ECLI:NL:GHSHE:2024:3331

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
200.339.101_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling na hoger beroep tussen ouders over opvoedingstaken en omgang met minderjarigen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Oost-Brabant. De vader en de moeder zijn in een geschil verwikkeld over de zorg- en opvoedingstaken van hun twee minderjarige kinderen, geboren in 2014 en 2017. De kinderrechter had eerder een zorgregeling vastgesteld op verzoek van de Gecertificeerde Instelling (GI), die de kinderen onder toezicht had gesteld. De vader verzocht in hoger beroep om de beschikking van de kinderrechter te vernietigen en een wijziging van de zorgregeling te bewerkstelligen, zodat de kinderen in de oneven weken bij hem verblijven. De moeder verzocht om de beschikking te bekrachtigen en voerde incidenteel hoger beroep in.

Tijdens de mondelinge behandeling op 19 september 2024 zijn beide ouders gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. De vader betoogde dat de gewijzigde zorgregeling te belastend is voor de kinderen en financieel niet haalbaar voor hem. De moeder daarentegen stelde dat de GI en de kinderrechter zorgvuldig de belangen van de kinderen hebben afgewogen en dat de huidige regeling in hun belang is. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, met een aanvulling op het punt van het vervoer van de kinderen tijdens vakanties. Het hof oordeelde dat beide ouders verantwoordelijk zijn voor het vervoer en dat de moeder ook een aandeel moet hebben in het halen en brengen van de kinderen. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, gezien de affectieve relatie tussen de ouders.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 24 oktober 2024
Zaaknummer: 200.339.101/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01397533 / JE RK 23-1390
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in principaal hoger beroep,
verweerder in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. A. Sanders-Maanurdin,
tegen
Stichting Jeugdbescherming Brabant
gevestigd te [vestigingsplaats ] ,
verweerder in principaal en incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling).
Deze zaak gaat over:
-
[minderjarige 1](hierna te noemen:
[minderjarige 1]), geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] ;
-
[minderjarige 2](hierna te noemen:
[minderjarige 2]), geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] .
gezamenlijk ook aan te duiden: als de kinderen.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de moeder]
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in principaal hoger beroep,
verzoekster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Poort-van der Meeren.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de
Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestigingsplaats ]
hierna te noemen: de raad.
In het kort:
De vader en de moeder zijn het niet eens met de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zoals de kinderrechter die op verzoek van de GI heeft gewijzigd.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Oost-Brabant van 20 december 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in principaal en incidenteel hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 19 maart 2024, heeft de vader verzocht voormelde beschikking (gedeeltelijk) te vernietigen en alsnog rechtdoende
  • voor wat betreft de reguliere verdeling van de zorg- en opvoedingstaken de beschikking van 9 september 2021 te wijzigen in een regeling op grond waarvan de kinderen bij de vader verblijven in de oneven weken (eenmaal per veertien dagen) van vrijdag uit school, waarbij de moeder de kinderen naar de vader brengt, nadat zij beiden uit school zijn, althans waarbij de vader beide kinderen bij de moeder ophaalt nadat zij beiden uit school zijn, tot dinsdag voor/naar school, waarbij de vader de kinderen naar school brengt;
  • te bepalen dat het vervoer van de kinderen in het kader van de vakanties, feestdagen en bijzondere dagen gelijkelijk tussen de ouders zal worden verdeeld;
  • het verzoek van de moeder om te bepalen dat de moeder in de even jaren en de vader in de oneven jaren de kinderfeestjes zal verzorgen af te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 15 mei 2024, heeft de moeder verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te bekrachtigen en het beroep van de vader ongegrond te verklaren.
Tevens heeft de moeder incidenteel hoger beroep ingesteld en verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft het bepaalde dat de moeder het kind of de kinderen om 09.00 uur naar de vader brengt indien de kinderen in het kader van de reguliere zorgregeling bij de vader zijn en er sprake is van een studiedag of een andere omstandigheid die maakt dat een kind of de kinderen niet naar school gaan en, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, opnieuw rechtdoende te bepalen dat de vader het halen en brengen van de kinderen altijd voor zijn rekening neemt en de beschikking voor het overige te bekrachtigen. Kosten rechtens.
2.2.1.
Bij verweerschrift in incidenteel hoger beroep met producties, ingekomen ter griffie op 24 juni 2024, heeft de vader verzocht om het bij wege van incidenteel hoger beroep door de moeder ingediende verzoek als ongegrond en/of niet bewezen af te wijzen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 september 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.3.1.
De GI is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op de mondelinge behandeling verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de vader van 29 augustus 2024;
  • de e-mail met bijlagen van de advocaat van de moeder van 30 augustus 2024;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder van 15 september 2024.
2.4.1.
Na de mondelinge behandeling, op 20 september 2024, heeft het hof het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 30 november 2023 van de rechtbank ontvangen, welk stuk wordt meegenomen in de beoordeling.

3.De beoordeling

In het principaal en incidenteel hoger beroep:
3.1.
De vader en de moeder hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
Uit deze relatie zijn de kinderen geboren. De ouders oefenen gezamenlijk het gezag over de kinderen uit. De kinderen verblijven bij de moeder.
3.2.
Bij beschikking van 19 augustus 2021 zijn de kinderen onder toezicht gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (WSS). Bij beschikking van 25 maart 2022 is de WSS als GI vervangen door de Stichting Jeugdbescherming
Brabant. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 19 februari 2024, daarna niet meer. Er loopt dus geen ondertoezichtstelling meer; de GI is niet meer betrokken
.
3.3.
Bij beschikking van 9 april 2019 heeft de rechtbank Oost-Brabant het door de vader en de moeder op 7 april 2018 ondertekende ouderschapsplan ten aanzien van de zorgregeling gewijzigd, en de volgende zorgregeling vastgesteld:
  • eenmaal per veertien dagen (in de oneven weken) verblijven de kinderen van vrijdagavond 18.15 uur tot zondagavond 18.15 uur bij vader, waarbij vader de kinderen op vrijdag ophaalt van het kinderdagverblijf of bij de moeder en hij de kinderen op zondag weer naar de moeder terugbrengt;
  • eenmaal per veertien dagen (in de even weken) verblijven de kinderen van woensdagmiddag uit school tot donderdagochtend bij de vader, waarbij de vader de kinderen ophaalt uit school of bij het kinderdagverblijf en hij de kinderen op donderdag weer naar de moeder terugbrengt of naar het kinderdagverblijf;
  • de vakanties en feestdagen zullen tussen de vader en de moeder bij helfte worden verdeeld, zoals zij zijn overeengekomen in de notulen die zijn aangehecht aan die beschikking met een aantal aanvullingen.
3.4.
Bij beschikking van 9 september 2021 heeft de rechtbank de regeling zoals weergegeven onder 3.3 voor wat betreft de reguliere zorgregeling gewijzigd en bepaald dat de kinderen bij de vader verblijven:
  • eenmaal per veertien dagen (in de oneven weken) van vrijdag uit school tot zondag 18.15 uur, waarbij de vader de kinderen op vrijdag van school ophaalt en de kinderen op zondagavond naar de moeder brengt;
  • eenmaal per veertien dagen (in de even weken) van woensdagmiddag uit school tot donderdagochtend naar school, waarbij de vader de kinderen uit school ophaalt en op donderdag weer naar school brengt.
3.5.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de kinderrechter voormelde beschikkingen van 9 april 2019 en van 9 september 2021 voor wat betreft de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken op de volgende wijze gewijzigd:
- de kinderen verblijven bij de vader:
o in de oneven weken (eenmaal per 14 dagen) van vrijdag uit school tot woensdag naar school. De vader is feitelijk verantwoordelijk voor de kinderen vanaf vrijdag aanvang school terwijl de moeder feitelijk weer verantwoordelijk is vanaf woensdag aanvang school. Indien er op vrijdag sprake is van een studiedag of van een andere omstandigheid die maakt dat een kind of de kinderen niet naar school gaan, brengt de moeder het kind of de kinderen om 9.00 uur naar de vader. Indien er op woensdag sprake is van een studiedag of andere omstandigheid die maakt dat een kind of de kinderen niet naar school gaan, brengt de vader het kind of de kinderen om 9.00 uur naar de moeder;
o tijdens studiedagen is de ouder waar de kinderen volgens de reguliere regeling verblijven verantwoordelijk voor de opvang. Voor wat betreft een studiedag op een vrijdag of op een woensdag is dit in het voorgaande nader uitgewerkt. Overige zorgtaken zoals zorg tijdens ziekte, hobby’s, activiteiten van de kinderen of afspraken ten aanzien van de kinderen, worden uitgevoerd door de ouder waar de kinderen volgens de reguliere regeling verblijven. Indien niet beide ouders akkoord zijn met een hobby, is enkel de ouder verantwoordelijk die het kind voor de hobby heeft aangemeld.
De rechtbank heeft verder een zeer uitgebreide en gedetailleerde regeling voor de vakanties en feestdagen vastgelegd, met data en tijdstippen en heeft in dat kader ook bepaald dat in de even jaren de moeder de kinderfeestjes van de kinderen verzorgt en dat de vader dat in de oneven jaren doet.
Tot slot heeft de rechtbank bepaald dat de vader het halen en brengen voor zijn rekening neemt, met uitzondering van de situatie dat er op de vrijdag dat de kinderen in het kader van de reguliere zorgregeling bij de vader zijn er sprake is van een studiedag of van een andere omstandigheid die maakt dat een kind of de kinderen niet naar school gaan, dan brengt de moeder het kind of de kinderen om 9.00 uur naar de vader.
3.6.
Beide ouders kunnen zich op bepaalde punten niet in deze beslissing vinden. Ten aanzien van de reguliere weekendregeling wil de vader dat de moeder de kinderen op vrijdag brengt, of dat hij de kinderen op vrijdag samen tegelijk bij de moeder kan ophalen. Ook wil hij dat de weekendregeling tot dinsdag loopt in plaats van tot woensdag. Hij wil verder dat het vervoer bij vakanties en feestdagen tussen de ouders wordt verdeeld en hij wil tot slot dat de moeder alle kinderfeestjes regelt. De moeder is het er niet mee eens dat zij de kinderen op een studiedag/bijzondere dag naar de vader moet brengen; zij wil dat de vader altijd rijdt.
3.7.
De vader voert – samengevat – het volgende aan. De gewijzigde zorgregeling is te belastend voor de kinderen, in het bijzonder voor [minderjarige 2] . Doordat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op verschillende scholen zitten brengt [minderjarige 2] veel tijd (wachtend) door in de auto.
Daarnaast is de regeling financieel niet haalbaar. De vader zit in de bijstand en er is een bewind ingesteld vanwege problematische schulden. Hij kan niet bij familie terecht voor financiële steun.
Voor de verdeling van het organiseren van de kinderfeestjes stelt de vader zich primair op het standpunt dat een wettelijke grondslag voor een dergelijk verzoek ontbreekt: het verzoek van de moeder had moeten worden afgewezen. Subsidiair stelt de vader dat het voor hem financieel onmogelijk is om in de oneven jaren de kinderfeestjes te verzorgen. Daarnaast zijn er praktische bezwaren omdat de vader in [woonplaats] woont.
Het is onbegrijpelijk dat de rechtbank het halen en brengen niet gelijk over de ouders heeft verdeeld. Daarbij verwijst de vader nogmaals naar zijn financiële situatie.
Ten aanzien van het incidenteel hoger beroep betwist de vader dat het voor de moeder onmogelijk is om het kind dat vrij is vanwege de studiedag naar de vader in [woonplaats] te brengen.
3.8.
De moeder voert – samengevat – het volgende aan. De kinderrechter en de GI hebben bij het wijzigen van de zorgregeling een zorgvuldige belangenafweging gemaakt. De moeder betwist dat de vader in zijn omgeving geen (financiële) steun kan ontvangen. Bovendien kan niet van de moeder worden verwacht dat zij de volledige verantwoordelijkheid van de kinderen moet dragen vanwege de financiële situatie van de vader.
Het verzoek voor de verdeling van de kinderfeestjes is gebaseerd op de gezamenlijke verantwoordelijkheid van ouders om de kinderen te verzorgen en op te voeden. De vader heeft genoeg mogelijkheden om een feestje in [woonplaats] te organiseren.
Ten slotte voert de moeder in incidenteel hoger beroep aan dat het regelmatig voorkomt dat het ene kind een studiedag heeft en de andere niet. Het is in dat geval fysiek onmogelijk voor de moeder om het kind dat de studiedag heeft om 09.00 uur bij de vader te brengen als het andere kind om 08:30 op school moet zijn.
3.9.
De raad adviseert tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - als volgt. Een wijziging van de regeling is geen oplossing voor de problemen waar de ouders tegenaan lopen. Het is aan de ouders om over dit soort praktische problemen in gesprek te gaan. In de huidige regeling brengt [minderjarige 2] veel tijd in de auto door, maar dat is niet schadelijk. Er zijn mogelijkheden om haar te vermaken en voor haar om zichzelf te vermaken.
3.10.
Het hof overweegt als volgt.
3.10.1.
De GI is de procedure in eerste aanleg gestart toen de kinderen nog onder toezicht stonden van de GI. De GI heeft bij haar verzoek laten weten in de door haar voorgestelde regeling zoveel mogelijk rekening te hebben gehouden met de belangen van beide ouders. De GI wilde een duidelijke, waterdichte zorgregeling op papier, omdat zij wilde toewerken naar een einde van de ondertoezichtstelling.
3.10.2.
Het hof ziet geen aanleiding om de reguliere verdeling van de zorg voor de kinderen anders te bepalen.
In de bestreden beschikking heeft de kinderrechter een zo uitgebreid mogelijke overkoepelende regeling opgenomen waar op alle punten een zorgvuldige afweging is gemaakt. De vader heeft ten aanzien van de reguliere regeling geen belangen aangevoerd die de kinderen aangaan. Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken volgen geen concrete of objectieve aanwijzingen dat de huidige regeling niet in het belang van de kinderen is. Dat de GI aanvankelijk verzocht om de regeling tot de dinsdag te laten zijn, doet daar niet aan af. Zo is niet gebleken dat de huidige regeling te belastend voor de kinderen is of dat deze schadelijk is voor hen. Ten aanzien van het halen en brengen is het uitgangspunt logischerwijs dat wanneer de regeling na schooltijd ingaat, de ouder waar de kinderen vanaf dat moment verblijven hen van school ophaalt. Het is voor het hof invoelbaar dat de verdeling van de zorg voor beide ouders zwaar valt, maar het is aan hen als ouders om dit op zich te nemen. Daarbij merkt het hof op dat het verschil tussen de huidige regeling en de door de vader verzochte regeling slechts één extra dag per veertien dagen is. De grieven van de vader op deze punten falen.
3.10.3.
Het hof ziet wel aanleiding om de moeder een aandeel te geven in het halen en brengen in de vakanties. Van de moeder mag verwacht worden dat zij hierin een bijdrage levert en er zijn geen zwaarwegende omstandigheden aangevoerd of anderszins aannemelijk geworden die maken dat van dit uitgangspunt afgeweken moet worden. Weliswaar heeft de moeder aangevoerd dat zij naast haar intensieve baan een groot aandeel in de opvoeding en de verzorging van de kinderen heeft, maar niet valt in te zien dat daarom ook in de vakanties het halen en brengen volledig te laste van de vader moet komen. Deze grief van de vader slaagt dan ook gedeeltelijk. Het hof zal aanvullend bepalen dat wanneer de kinderen het weekend voorafgaand aan de vakantie met de vader bij de moeder verblijven, de moeder de kinderen op zondag naar de vader brengt waarna de vader de kinderen weer bij de moeder terugbrengt. Dat betekent concreet dat het hof een extra uitzondering zal bepalen op de hoofdregel dat de vader altijd rijdt, zoals opgenomen in de bestreden beschikking in punt 5.4.
3.10.4.
Ten aanzien van de kinderfeestjes ziet het hof in hetgeen de vader heeft aangevoerd geen aanleiding om de regeling op dat punt te wijzigen ook al zou moeten worden aangenomen dat dit strikt genomen niet onder de zorgregeling valt. Van de vader mag worden verwacht dat hij op dit vlak zijn ouderlijke verantwoordelijkheid neemt. De invulling is aan hem. De grief van de vader faalt.
3.10.5.
Voor wat betreft het incidenteel hoger beroep ligt het op de weg van de moeder om een praktische oplossing te vinden of in gesprek te gaan met de vader over mogelijke oplossingen met betrekking tot het brengen van de kinderen tijdens studiedagen. Ook hier wijst het hof op de verantwoordelijkheid die beide ouders in beginsel moeten hebben in het vervoer. Niet valt in te zien dat van de moeder iets onmogelijks wordt gevraagd. In hetgeen de moeder heeft betoogd wordt dan ook onvoldoende aanleiding gezien anders te oordelen dan de rechtbank. De grief van de moeder faalt.
3.11.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen en aanvullen op het punt van het vervoer zoals hierboven aangegeven.
3.12.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een affectieve relatie hebben gehad.

4.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 20 december 2023, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
vult 5.4 van de genoemde beschikking aan in die zin dat ook een uitzondering geldt voor de situatie dat de kinderen voorafgaand aan de vakantie met de vader bij de moeder verblijven, in dat geval brengt de moeder de kinderen op zondag naar de vader en brengt de vader de kinderen na de vakantie weer bij de moeder terug;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, C.N.M. Antens en F. Dunki Jacobs en is op 24 oktober 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.