In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de vader betreffende de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van zijn twee minderjarige kinderen, geboren in 2014 en 2017. De vader, vertegenwoordigd door mr. I.G.M. van Gorkum, verzoekt de eerdere beschikking van de rechtbank Limburg te vernietigen en te bepalen dat de kinderen bij hem komen wonen, met een zorgregeling voor de moeder. De moeder, bijgestaan door mr. K.C.M. Schreurs, verzet zich hiertegen en vraagt de bekrachtiging van de eerdere beschikking. De zaak is behandeld op 13 september 2024, waarbij ook de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.
De rechtbank had eerder bepaald dat de kinderen onder toezicht waren gesteld en dat hun hoofdverblijf bij de moeder zou blijven. De vader stelt dat de thuissituatie van de moeder onveilig is en dat hij beter voor de kinderen kan zorgen. De moeder betwist deze claims en stelt dat er geen onveilige situatie is en dat zij positieve stappen heeft gezet in haar opvoeding. De GI en de raad ondersteunen de positie van de moeder, waarbij zij benadrukken dat de huidige zorgregeling goed functioneert en stabiliteit biedt voor de kinderen.
Het hof oordeelt dat er geen nieuwe feiten zijn die een wijziging van de hoofdverblijfplaats rechtvaardigen. De huidige situatie bij de moeder is stabiel en de kinderen ervaren rust. De zorgregeling die door de rechtbank is vastgesteld, wordt in het belang van de kinderen geacht. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.