In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de vaststelling van de kinderalimentatie voor de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2017. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft in eerste aanleg een beschikking gekregen waarin is bepaald dat hij vanaf 26 mei 2023 een bedrag van € 251,- per maand moet betalen aan de vrouw, verweerster in hoger beroep, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige]. De man is het niet eens met deze beschikking en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij verzoekt de beschikking te vernietigen en de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken.
Tijdens de mondelinge behandeling op 17 september 2024 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De man heeft zijn verzoek aangevuld en is bereid om € 60,- per maand aan kinderalimentatie te betalen. De vrouw heeft verweer gevoerd en verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen. Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de eerdere beschikking van de rechtbank Limburg en heeft de draagkracht van beide ouders beoordeeld.
Het hof heeft vastgesteld dat de man een draagkracht heeft van € 873,- per maand en de vrouw een draagkracht van € 263,- per maand. De behoefte van [minderjarige] is vastgesteld op € 464,- per maand. Het hof heeft geoordeeld dat de man een bedrag van € 195,- per maand kan betalen, dat per 1 januari 2024 wordt geïndexeerd naar € 207,- per maand. Tevens is bepaald dat de vrouw het meerdere dat de man mogelijk heeft betaald, moet terugbetalen. De beschikking van de rechtbank is vernietigd en de proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd.