ECLI:NL:GHSHE:2024:3320

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
20-000196-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling van een ambtenaar en diefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, dat op 19 januari 2024 was gewezen. De verdachte, geboren in 1991, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden voor mishandeling van een ambtenaar en diefstal. De mishandeling vond plaats op 23 juli 2023 te Maastricht, waarbij de verdachte een ambtenaar, [slachtoffer], tegen de knie schopte. De diefstal betrof een motor die op 1 oktober 2023 werd weggenomen. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte opnieuw zou veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 150 uren. De raadsman van de verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 150 uren. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder een schadevergoeding van €250,00 aan [slachtoffer] en €1.358,00 aan [benadeelde]. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die ten tijde van de feiten van toepassing waren.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000196-24
Uitspraak : 23 oktober 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 19 januari 2024, in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, met parketnummers 03-216480-23 en 03-251744-23, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De politierechter heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep ter zake van ‘mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening’ (in de zaak met parketnummer 03-216480-23), en ‘diefstal’ (het primaire ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 03-251744-23) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Voorts heeft de politierechter een beslissing genomen op de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer] en [benadeelde] .
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen, en opnieuw rechtdoende, het onder feit 1 in de zaak met parketnummer 03-216480-23 en het onder feit 1 primair in de zaak met parketnummer 03-251744-23 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis.
Ten aanzien van de vorderingen van benadeelde partijen [slachtoffer] en [benadeelde] heeft de advocaat-generaal geconcludeerd dat deze toegewezen dienen te worden op wijze zoals door de politierechter is gedaan.
De raadsman van de verdachte heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van het hof. Voor wat betreft de strafoplegging en de beslissing op de vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer] en [benadeelde] heeft de raadsman verzocht om de eis van de advocaat-generaal te volgen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met de aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
in de zaak met parketnummer 03-216480-23:
hij op of omstreeks 23 juli 2023 te Maastricht, een ambtenaar, [slachtoffer] , gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door deze tegen een knie te schoppen;
in de in eerste aanleg gevoegde zaak met parketnummer 03-251744-23:
hij op of omstreeks 1 oktober 2023 te Maastricht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een motor ( [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het/die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 oktober 2023 te Maastricht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een motor ( [kenteken] met kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; het contactslot van die motor heeft verwijderd en/of de motor heeft gestart en/of de motor achterwaarts uit het parkeervak heeft gerold en/of op de motor is gestapt en/of getracht heeft weg te rijden en/of het toerental van de motor omhoog heeft gebracht en/of de motor vooruit heeft laten rollen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-216480-23 en in de zaak met parketnummer 03-251744-23 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
in de zaak met parketnummer 03-216480-23:
hij op 23 juli 2023 te Maastricht, een ambtenaar, [slachtoffer] , gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door deze tegen een knie te schoppen;
in de in eerste aanleg gevoegde zaak met parketnummer 03-251744-23:
hij op 1 oktober 2023 te Maastricht tezamen en in vereniging met een ander, een motor ( [kenteken] ), die aan [benadeelde] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
In de zaak met parketnummer 03-216480-23 [1]
1.
Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 23 juli 2023, dossierpagina’s 42 -45, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [slachtoffer] en [verbalisant 1] .
Op zondag 23 juli 2023, omstreeks 10:05 uur, hoorden wij, verbalisanten, dat er zojuist een verlaten plaats ongeval had plaats gevonden op de Via Regia te Maastricht.
[…]
Mishandeling [slachtoffer]
Ik, [slachtoffer] , zag dat [verdachte] door een collega aan de aangelegde transportboeien werd vastgehouden. Ik zette hierop een stap achteruit ten opzichte van [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] zich hierop samen met de collega omdraaide in mijn richting. Ik zag dat [verdachte] plotseling met zijn linker been een trappende beweging maakte in mijn richting. Ik zag dat de afstand tussen mij en [verdachte] op dit moment circa één meter was. Ik zag dat [verdachte] mij vol op mijn rechter knie raakte. Direct nadat [verdachte] mij geraakt had, voelde ik, [slachtoffer] , een scherpe stekende pijn in mijn rechterknie. Deze pijn voelde ik nog niet voordat [verdachte] mij getrapt had. Hierop greep ik, [slachtoffer] , [verdachte] vast en bracht ik hem onder controle tegen een dienstauto. Ik deelde hem hierop mede dat hij ook was aangehouden ter zake mishandeling van een ambtenaar in functie. Hierop bracht ik, [slachtoffer] , [verdachte] over naar een van de patrouilleauto's van Limburg en plaatse ik hem in de dienstauto, zodat collega's hem konden overbrengen naar het cellencomplex.
Verdachte
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedag] 1991
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
2.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
Ik heb een trappende beweging gemaakt. Ik weet niet waar ik de verbalisant geraakt heb.
In de zaak met parketnummer 03-251744-23 [2]
Het hof volstaat, gelet op de omstandigheid dat de verdachte het bewezenverklaarde feit heeft bekend en dienaangaande geen vrijspraak is bepleit, met de volgende opgave van de bewijsmiddelen conform het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
1.
Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 1 oktober 2023, dossierpagina’s 7-9, inhoudende de verklaring van aangever [benadeelde] .
2.
Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 1 oktober 2023, dossierpagina’s 10-12, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] .
3.
De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 9 oktober 2024.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 03-216480-23 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Het in de zaak met parketnummer 03-251744-23 primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

Diefstal door twee of meer verenigde personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren alsmede een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis. De verdachte en diens raadsman hebben zich achter deze vordering geschaard.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van een politieambtenaar. Hiermee heeft de verdachte inbreuk gemaakt op et openbare gezag van de politie en de lichamelijke integriteit van anderen. Voorts is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een motorfiets. Daarmee heeft de verdachte laten zien dat hij geen respect heeft voor de eigendomsrechten van anderen. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie, d.d. 15 augustus 2024, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte waaruit volgt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten en geweld gepleegd tegen de politie.
Verder heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte verklaard dat hij drie kinderen heeft waarmee hij goed contact heeft, dat hij een uitkering geniet omdat hij volledig is afgekeurd en dat hij in een huurwoning woont. Ter terechtzitting heeft de verdachte zijn oprechte spijt betuigd.
Alles afwegende acht het hof met de advocaat-generaal en de verdediging een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, passend en geboden.
Met oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 1.100,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De politierechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering gedeeltelijk toegewezen tot een totaalbedrag van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening en de benadeelde partij voor het overige in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
De verdediging heeft de vordering ter terechtzitting in hoger beroep niet inhoudelijk betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het onder feit 1 in de zaak met parketnummer 03-216480-23 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade is toegebracht als bedoeld in artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek. Uit het schade-onderbouwingsformulier volgt immers dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte pijn en letsel heeft opgelopen te weten aan zijn knie.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer, alsmede gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, begroot het hof voorts de immateriële schade die benadeelde rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit heeft geleden naar billijkheid op een bedrag van € 250,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2023 zijnde het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Het hof zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer] is toegebracht tot een bedrag van € 250,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen tot een bedrag van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 5 dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 1.358,00 ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De gevorderde kosten zien op het herstel van de schade welke is toegebracht aan de gestolen motor en de wegsleepkosten.
De politierechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering integraal toegewezen tot een totaalbedrag van € 1.358,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd, maar de vordering ligt vanwege de toewijzing in eerste aanleg weer geheel aan het hof voor.
De verdediging heeft de vordering ter terechtzitting in hoger beroep niet inhoudelijk betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] als gevolg van het onder feit 1 primair in de zaak met parketnummer 03-251744-23 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.358,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2023 zijnde het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Het hof zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde] is toegebracht tot een bedrag van € 1.358,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen tot een bedrag van € 1.358,00, te vermeerderen met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 23 dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 300, 304 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-216480-23 en in de zaak met parketnummer 03-251744-23 primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het in de zaak met parketnummer 03-216480-23 en in de zaak met parketnummer 03-251744-23 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van 1
(één) maand;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis;
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder feit 1 in de zaak met parketnummer 03-216480-23 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), als vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het onder feit 1 in de zaak met parketnummer 03-216480-23 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro, als vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 5 dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder feit 1 primair in de zaak met parketnummer 03-251744-23 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.358,00 (duizend driehonderdachtenvijftig euro), als vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder feit 1 primair in de zaak met parketnummer 03-251744-23 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.358,00 (duizend driehonderdachtenvijftig euro), als vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 23 dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. dr. M.J.M.A. van der Put, voorzitter,
mr. dr. C.M. Hilverda en mr. R. Lonterman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Smits, griffier,
en op 23 oktober 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het proces-verbaal van de Politie-Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2023115451 op ambtseed opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] , hoofdagent bij de Eenheid Limburg, gesloten d.d. 1 augustus 2023, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, alsmede geschriften, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-93. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
2.Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de Politie-Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2023155826 op ambtseed opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] , hoofdagent bij de Eenheid Limburg, gesloten d.d. 8 oktober 2023, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, alsmede geschriften, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-51.