ECLI:NL:GHSHE:2024:3301

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
20-003232-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep wegens tardieve indiening

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, waarvan één week voorwaardelijk, en moest schadevergoeding betalen aan twee benadeelde partijen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, maar het hof heeft geoordeeld dat dit hoger beroep tardief is ingediend. De verdachte had binnen veertien dagen na het vonnis van de politierechter hoger beroep moeten instellen, maar deed dit pas op 30 november 2023, na het verstrijken van de termijn. De raadsman van de verdachte voerde aan dat de termijnoverschrijding verontschuldigbaar was, omdat de verdachte gedetineerd was en niet goed begreep wat de afstandsverklaring inhield. Het hof oordeelde echter dat de omstandigheden die door de raadsman werden aangevoerd geen bijzondere, niet aan de verdachte toe te rekenen omstandigheden vormden die de termijnoverschrijding verontschuldigbaar maakten. Het hof verklaarde de verdachte daarom niet-ontvankelijk in het hoger beroep.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003232-23
Uitspraak : 17 juli 2024
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 9 november 2023 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 03-151483-23 en 03-149893-23, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als:
  • diefstal (
  • opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen of beschadigen of onbruikbaar maken (
de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, waarvan 1 week voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Voorts heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] toegewezen tot een bedrag van € 156,20, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De verdachte is veroordeeld in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken proceskosten, tot heden begroot op nihil.
Tevens heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] toegewezen tot een bedrag van € 172,48, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige gedeelte is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De verdachte is tenslotte veroordeeld in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken proceskosten, tot heden begroot op nihil.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn hoger beroep, omdat het tardief is ingesteld.
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de verdachte wegens een verontschuldigbare overschrijding van de termijn voor het instellen van hoger beroep kan worden ontvangen in het hoger beroep.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte is voor de in eerste aanleg gevoegde zaken onder de parketnummers 0315148323 en 03-149893-23 gedagvaard om op 9 november 2023 voor de politierechter te verschijnen. De verdachte heeft voor ieder parketnummer afzonderlijk een inleidende dagvaarding ontvangen, die beiden op 21 juni 2023 in persoon aan hem zijn uitgereikt. Op de dagvaardingen stonden de datum, het tijdstip en de plaats van de terechtzitting vermeld. De verdachte was aldus – voor beide zaken – bekend met de zittingsdatum van de politierechter van 9 november 2023. Ter terechtzitting van 9 november 2023 heeft de politierechter beide strafzaken gevoegd en mondeling uitspraak gedaan en de verdachte bij verstek veroordeeld. Bij de stukken in hoger beroep bevindt zich tevens een door de verdachte ondertekende afstandsverklaring van 9 november 2023 voor het bijwonen van de terechtzitting van de politierechter. Op deze verklaring is met de hand het parketnummer 03151483-23 vermeld.
Ingevolge artikel 408, eerste lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering had de verdachte, nu de dagvaardingen in persoon aan hem zijn betekend, binnen veertien dagen na het op 9 november 2023 gewezen vonnis hoger beroep moeten instellen. Namens de verdachte is het hoger beroep pas na het verstrijken van de termijn van veertien dagen, te weten op 30 november 2023, ingesteld. Aldus is het hoger beroep tardief ingesteld, zodat de verdachte daarin in beginsel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de termijnoverschrijding verontschuldigbaar is. Daartoe heeft de raadsman in de kern aangevoerd dat de verdachte op de datum van de terechtzitting gedetineerd zat op het politiebureau. Weliswaar heeft de verdachte een afstandsverklaring ondertekend, maar hij begreep niet wat in die afstandsverklaring stond, waardoor het hem onduidelijk was waar hij voor had getekend. Voorts is aangevoerd dat de verdachte in de veronderstelling was dat de terechtzitting niet zou doorgaan, omdat hij gedetineerd zat en er geen vervoer kon worden geregeld naar de rechtbank. Nu de verdachte in de veronderstelling was dat de terechtzitting niet zou doorgaan en hij bij verstek is veroordeeld, terwijl hij van zijn aanwezigheidsrecht gebruik had willen maken, dient de verdachte te worden ontvangen in het hoger beroep.
Subsidiair is aangevoerd dat de verdachte alleen afstand heeft gedaan van de zaak met parketnummer 03-151483-23, omdat alleen dat parketnummer staat vermeld op de afstandsverklaring. Formeel gezien heeft de verdachte geen afstand gedaan van de terechtzitting in de zaak met parketnummer 03-149893-23, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat de wet bepaalt in welke gevallen tegen een rechterlijke uitspraak een rechtsmiddel kan worden ingesteld en binnen welke termijn dit dient te geschieden. Die termijnen zijn van openbare orde. Overschrijding van de termijn voor het instellen van hoger beroep door de verdachte, zoals in het onderhavige geval, betekent in de regel dat deze niet in dat hoger beroep kan worden ontvangen. Dit gevolg kan daaraan uitsluitend niet worden verbonden, indien sprake is van bijzondere, de verdachte niet toe te rekenen, omstandigheden welke de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar doen zijn. In de jurisprudentie komen als bijzondere omstandigheden onder andere naar voren een psychische stoornis, opgewekt vertrouwen alsmede het ontbreken van een vertaling.
Naar het oordeel van het hof levert hetgeen door de raadsman is aangevoerd geen verschoonbare overschrijding van de termijn voor het instellen van hoger beroep op. De door de raadsman aangevoerde omstandigheden dat de verdachte graag aanwezig had willen zijn en hij niet goed begreep dat hij afstand had gedaan om ter terechtzitting van de politierechter te verschijnen, zijn naar het oordeel van het hof geen bijzondere, de verdachte niet toe te rekenen, omstandigheden welke de overschrijding van de termijn voor het instellen van hoger beroep verontschuldigbaar doen zijn. Aan de verdachte zijn de inleidende dagvaardingen voor de terechtzitting van 9 november 2023 in persoon uitgereikt, de verdachte was daarmee op de hoogte van de zitting en had aldus binnen veertien dagen na het gewezen vonnis van de politierechter hoger beroep moeten instellen. Nu het hoger beroep pas na het verstrijken van de termijn van veertien dagen op 30 november 2023 is ingesteld en het hof overigens niet is gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar zou zijn, kan de verdachte niet in het hoger beroep worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Aldus gewezen door:
mr. M. van der Horst, voorzitter,
mr. M.L.P. van Cruchten en mr. A. Muller, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.C.M. van der Valk, griffier,
en op 17 juli 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.