In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, waarvan één week voorwaardelijk, en moest schadevergoeding betalen aan twee benadeelde partijen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, maar het hof heeft geoordeeld dat dit hoger beroep tardief is ingediend. De verdachte had binnen veertien dagen na het vonnis van de politierechter hoger beroep moeten instellen, maar deed dit pas op 30 november 2023, na het verstrijken van de termijn. De raadsman van de verdachte voerde aan dat de termijnoverschrijding verontschuldigbaar was, omdat de verdachte gedetineerd was en niet goed begreep wat de afstandsverklaring inhield. Het hof oordeelde echter dat de omstandigheden die door de raadsman werden aangevoerd geen bijzondere, niet aan de verdachte toe te rekenen omstandigheden vormden die de termijnoverschrijding verontschuldigbaar maakten. Het hof verklaarde de verdachte daarom niet-ontvankelijk in het hoger beroep.