ECLI:NL:GHSHE:2024:3282

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
21 oktober 2024
Zaaknummer
20-001203-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis in jeugdzaak wegens medeplegen van afpersing met zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte integraal was vrijgesproken van twee feiten. De zaak betreft een jeugdige verdachte die op 9 oktober 2021 in Eindhoven samen met medeverdachten betrokken was bij een afpersing van een slachtoffer, waarbij geweld werd gebruikt en het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank had de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, maar het hof heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] in hoger beroep gematigd tot € 1.000,- aan immateriële schadevergoeding. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, door het leveren van een machete en het deelnemen aan de intimidatie van het slachtoffer, medeplichtig was aan de afpersing. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen jeugddetentie, waarvan 75 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De verdachte is ook veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001203-23
Uitspraak : 25 oktober 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 13 april 2023, in de strafzaak met parketnummer 01-318695-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2004,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte integraal vrijgesproken van hetgeen aan hem onder feit 1 en feit 2 ten laste is gelegd. Daarnaast heeft de rechtbank de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [slachtoffer] niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoedingen. De benadeelde partijen zijn veroordeeld in de proceskosten. Ten slotte is het opgeschorte/geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De benadeelde partijen [slachtoffer] , [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot bedragen van respectievelijk
€ 41.343,99, € 15.000,- en € 5.000,-.
Het hof heeft op 10 oktober 2024 een e-mailbericht ontvangen van de gemachtigde van de benadeelde partijen, te weten mr. [gemachtigde] , waarin zij te kennen geeft dat de vorderingen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] in hoger beroep niet gehandhaafd worden. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] wordt gematigd tot een bedrag van € 1.000,- aan immateriële schadevergoeding. De reden van deze wijzigingen is gelegen in het feit dat de in het vonnis van [medeverdachte 1] toegewezen bedragen aan schadevergoeding reeds zijn vergoed en het overige deel via de civiele weg verhaald zal worden.
Derhalve zijn de vorderingen tot schadevergoeding van benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet meer aan het oordeel van het hof onderworpen. De vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer] is tot een bedrag van € 1.000,- aan het oordeel van het hof onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte vrij zal spreken van hetgeen aan hem onder feit 2 ten laste is gelegd, het onder feit 1 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen jeugddetentie, waarvan 80 uren subsidiair 40 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] geheel zal toewijzen tot een bedrag van € 1.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, subsidiair 0 dagen gijzeling. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de inbeslaggenomen telefoon verbeurd zal worden verklaard.
Door en namens de verdachte is primair integrale vrijspraak van het tenlastegelegde betoogd. Subsidiair is van enkele feitelijke handelingen vrijspraak bepleit. Meer subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd. Daarnaast zijn opmerkingen gemaakt ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.hij op of omstreeks 9 oktober 2021 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een muts en jas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n), door in een park die [slachtoffer] met zijn, verdachtes, mededaders te omsingelen, in elk geval rondom die [slachtoffer] te gaan staan en/of daarbij dreigend een of meer groot/grote mes(sen)/machete(s) ter hand te nemen en/of daarbij dreigend tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij zijn muts en jas moest afgeven en/of met dat/die mes(sen)/machete(s) te slaan en/of steken naar het hoofd en/of een arm van die [slachtoffer] , zulks terwijl het feit voor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstige snijwonden en/of botbreuken aan een arm (met doorgesneden pezen/zenuwen), ten gevolge heeft gehad;
2.hij op of omstreeks 9 oktober 2021 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een muts en/of een jas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door in een park die [slachtoffer] met zijn, verdachtes, mededaders te omsingelen, in elk geval rondom die [slachtoffer] te gaan staan en/of daarbij dreigend een of meer groot/grote mes(sen)/machete(s) ter hand te nemen en/of daarbij dreigend tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij zijn muts en jas moest afgeven en/of met dat/die mes(sen)/machete(s) te slaan en/of steken naar het hoofd en/of een arm van die [slachtoffer] , zulks terwijl het feit voor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstige snijwonden en/of botbreuken aan een arm (met doorgesneden pezen/zenuwen), ten gevolge heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.hij op 9 oktober 2021 te Eindhoven tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een muts en jas, die aan die [slachtoffer] toebehoorden, door in een park die [slachtoffer] met zijn mededaders te omsingelen, in elk geval rondom die [slachtoffer] te gaan staan en daarbij dreigend een grote machete ter hand te nemen en daarbij dreigend tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij zijn muts en jas moest afgeven en met die machete te slaan en te steken naar het hoofd en een arm van die [slachtoffer] , zulks terwijl het feit voor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstige snijwonden en botbreuken aan een arm (met doorgesneden pezen/zenuwen), ten gevolge heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, districtsrecherche Eindhoven, dossiernummer OB2R021092, gesloten d.d. 14 april 2022 (doorgenummerde pagina's 1 tot en met 540), alsmede naar pagina’s van het aanvullende dossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, districtsrecherche Eindhoven, dossiernummer OB2R021092, gesloten d.d. 8 september 2022 (doorgenummerde pagina’s 1 t/m 171), nader te noemen: het politiedossier.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
1.
Het proces-verbaal van verhoor aangifte 10 oktober 2021 (pg. 41 t/m 44), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer] :
(pg. 42)
Op 9 oktober 2021, omstreeks 20:00 uur had ik contact met “ [medeverdachte 1] " in een privé chat. Ons contact was intussen goed. “ [medeverdachte 1] ” en ik spraken af. We spraken af aan het einde van mijn straat.
Om 20:00 uur op 9 oktober 2021 zag ik dat “ [medeverdachte 1] ” samen met een voor mij onbekend persoon, op de afgesproken plek stonden te wachten. We groetten elkaar middels een boks, dit zijn twee vuisten tegen elkaar. Ik droeg een muts van het merk CP Company. We liepen naar [locatie] . Ik hoorde dat “ [medeverdachte 1] ’ vroeg, waarom ik mijn Louis Vuitton tas niet mee droeg. “ [medeverdachte 1] ” weet van mijn tas omdat ik een foto van mezelf met de tas in de groepsapp had gedeeld. Ik antwoordde dat mijn tas thuis lag. In het park gingen we op een bank zitten. Na ongeveer 3 minuten liepen er twee andere jongen naar ons toe.
(pg. 43)
Ik zag dat beide jongens een boks gaven aan “ [medeverdachte 1] ” en de onbekend persoon. Ik zag dat de vier jongens tegenover mij stonden waarna “ [medeverdachte 1] ’ een machete uit zijn broekzak trok, zilver van kleur en het handvat omringt was met touw. Ik rende weg en ik voelde een steek in mijn onderarm ter hoogte van mijn pols. Ik zag dat “ [medeverdachte 1] ” mij had geraakt met de machete, ik voelde pijn. Ik rende zo hard weg als ik kon.
Ik was vanaf de half-pipe door bomen en struiken van het [straat 1] gerend met de jongens achter mij aan.
2.
Het proces-verbaal van verhoor aangifte d.d. 11 oktober 2021 (pg. 45 t/m 50), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer] :
(pg. 46)
Afspraak op 9 oktober 2021
De afspraak ving aan nabij de [straat 2] te Eindhoven toen [slachtoffer] via de achterpoort naar de afgesproken locatie ging. Daar was [medeverdachte 1] aanwezig waarmee [slachtoffer] had afgesproken en ‘een andere persoon’ (Noot: omdat [slachtoffer] geen (bij)naam voor ‘de andere persoon’ had, duid ik deze nu aan als persoon C). De machete waarmee [slachtoffer] werd geraakt, was volgens [slachtoffer] van persoon C. Dat was de persoon die vanaf het begin bij de afspraak aanwezig was. Dit wist [slachtoffer] omdat deze persoon C hem ongeveer een week geleden deze machete te koop had aangeboden en daarvoor een filmpje had gestuurd via Snapchat waarin deze persoon het mes toont.
Na de initiële ontmoeting liepen [slachtoffer] , [medeverdachte 1] en persoon C naar het bankje tegenover het skateplein in het [locatie] .
(pg. 48)
[slachtoffer] verklaarde dat hij in het midden zat op het bankje met rechts naast hem persoon C en links naast hem [medeverdachte 1] . Toen zij op het bankje zaten, liepen twee onbekende personen in zwart gekleed en met zwarte capuchons nabij het bankje en kwamen toen ook bij het bankje staan, tegenover [slachtoffer] . [slachtoffer] wist geen namen van deze personen en ik, verbalisant, sprak met [slachtoffer] af om deze personen met A en B aan te duiden.
[slachtoffer] verklaarde dat persoon A ‘neus-tegen-neus’ dicht bij hem ging staan en eiste dat [slachtoffer] zijn C.P. Company muts en Lyle And Scott jas afstond. [slachtoffer] duwde hem toen weg. Vervolgens stond [medeverdachte 1] op en ging bij persoon B staan. [slachtoffer] zag toen dat [medeverdachte 1] een machete uit zijn broek haalde waarop [slachtoffer] zijn muts en jas heeft
afgegeven aan persoon A. [slachtoffer] verklaarde dat [medeverdachte 1] het mes bij zich had, en deze niet overpakte of ontving van een andere persoon. Wel herkende [slachtoffer] het mes als zijnde het mes dat hem eerder door persoon C (te koop) was aangeboden. [slachtoffer] zag dat [medeverdachte 1] het met zijn linkerhand pakte uit de linkerzijde van zijn broek. Na de afgifte van zijn muts en jas eiste persoon A meer waarop [slachtoffer] is gaan rennen. Toen [slachtoffer] omkeek om te kijken of hij werd achtervolgd bleek dat het geval; hij duwde persoon A van zich af waarna [medeverdachte 1] met zijn linkerhand een zwaaiende beweging met de machete richting het hoofd van [slachtoffer] maakte. [slachtoffer] verklaarde dat hij deze slag kon ontwijken en toen verder rende. Bij het omkijken zag [slachtoffer] verder dat naast [medeverdachte 1] , ook de andere drie personen achter hem aan kwamen. Tijdens het rennen, op
het moment dat zijn linkerarm naar achteren zwaaide in de renbeweging, werd [slachtoffer] tegen zijn pols geraakt.
3.
Een geschrift, als bedoeld in artikel 339, eerste lid, onder sub 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een geneeskundige verklaring (pg. 44):
Waargenomen letsel bij [slachtoffer] op 9 oktober 2021.
Snij wond linker pols met daarbij letsel van meerdere streekpezen en zenuw.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 11 oktober 2021 (pg. 71 t/m 74), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [benadeelde 1] :
(pg. 72)
In het ziekenhuis was het de vraag of [slachtoffer] direct geopereerd moest worden. Uiteindelijk is [slachtoffer] tot 10 oktober 00.30 uur in het ziekenhuis gebleven. Hij heeft elf (11) hechtingen en ik denk ongeveer 15 spuiten gekregen. Daarna mocht hij mee naar huis met de mededeling dat wij op 10 oktober 2021 om 08.30 uur weer terug in het ziekenhuis moesten zijn. [slachtoffer] zou geopereerd moeten worden. [slachtoffer] is op zondag 10 oktober 2021 rond 21.30 uur geopereerd. Wat ik toen heb gehoord vanuit de uitslag van de röntgenfoto’s was dat [slachtoffer] zijn linker onderarm twee (2) botbreuken had. Er waren een paar pezen door en er waren zenuwen door.
5.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 juli 2022 (pg. 116 t/m 131 van het aanvullende einddossier), voor zover inhoudende als weergave van de verklaring van verdachte [medeverdachte 1] :
(pg. 116)
V: Vraag verbalisanten
A: Antwoord verdachte
(pg. 125)
V: Goed [medeverdachte 1] laten we eens beginnen met de vraag wie er volgens jou er allemaal bij waren toen [slachtoffer] werd beroofd van zijn kleding?
A: Daar was ik, [medeverdachte 2]
(het hof begrijpt hier en hierna: medeverdachte [medeverdachte 2] ),[medeverdachte 3]
(het hof begrijp hier en hierna: medeverdachte [medeverdachte 3] )en [verdachte] (
het hof begrijpt hier en hierna: de verdachte) bij betrokken.
V: Zijn jullie daar ook samen naartoe gegaan?
A: Ja. We waren op de fiets. Ik ben vanaf huis gegaan. We hebben toen verzameld bij de Lidl in Strijp.
V: Wie is er naar de woning van [slachtoffer] gegaan?
A: Ik en [verdachte] zijn samen naar de woning van [slachtoffer] gegaan.
V: Wat was de afspraak met de anderen. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ?
A: Dat die later kwamen.
V: Hoe wisten ze waar precies en hoe laat en waar?
A: Ze stonden ergens vlakbij de woning van die [slachtoffer] .
V: Hoe verklaar je dat het berichtje afkomstig van jou nummer naar [medeverdachte 3] met de inhoud : “
Kom park snell “?
A: Ik had ze niet achter mij aan zien komen lopen. En wist dus verder ook niet waar ze waren. Daarom stuurde ik een berichtje aan [medeverdachte 3] met die inhoud.
(pg. 126)
V: Goed dan komen jullie bij het parkje bij de skatebaan. Kun je ons vertellen wat er toen gebeurde?
A: Ik [slachtoffer] en [verdachte] zijn toen op een bankje gaan zitten en toen kwamen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] aangelopen. Die kwamen toen bij ons staan.
V: Wat gebeurde er toen?
A: Toen zei [medeverdachte 3] dat [slachtoffer] zijn muts en jas af moest staan.
V: En zag je dat [slachtoffer] dit vervolgens ook deed?
A: Ja
V: Aan wie gaf [slachtoffer] zijn muts en jas af?
A: Die gaf hij aan [medeverdachte 3]
6.
Het proces-verbaal van getuigenverhoor van getuige [medeverdachte 1] door de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, d.d. 13 augustus 2024, voor zover inhoudende als verklaring van getuige voornoemd:
U zegt mij dat het gaat over wat gebeurd is op 9 oktober 2021 met het slachtoffer [slachtoffer] . U zegt mij dat ik daar onherroepelijk voor ben veroordeeld en u zegt mij dat ik een bekennende verklaring heb afgelegd. U vraagt mij of ik kan aangeven hoe die afspraak tot stand is gekomen die ik met [slachtoffer] had op 9 oktober 2021. Via Snapchat.
U vraagt mij of ik weet welke chatnaam ik had. U noemt mij de naam ‘ [medeverdachte 1] ’. Ja.
U vraagt mij hoe ik aan de machete kwam. Via [verdachte] (
het hof begrijpt hier en hierna: de verdachte).U vraagt mij wie de machete had meegenomen naar de afspraak. [verdachte] had hem eerder afgegeven. U vraagt mij wanneer dat was. Een halfuur daarvoor, voordat we gingen.
U vraagt mij wie bedacht om de machete mee te nemen. Er zal vast een overleg zijn geweest.
U zegt mij dat wij met zijn vieren achter [slachtoffer] aanrenden. [verdachte] en ik renden achter hem aan.
U zegt mij dat u zich probeert voor te stellen hoe dat gaat. Er staan in principe vier jongens om één jongen heen. Dan staan er vier jongens tegen één. Dat kan intimiderend zijn voor een jongen van 14.
We zijn met zijn vieren weggerend. Er zijn maar twee man achter [slachtoffer] aangerend. U vraagt mij wie dat waren. Ik en [verdachte] . U vraagt mij of dat was nadat hij de spullen heeft moeten afgeven. Ja. Dat is ook het moment geweest dat hij is gestoken.
7.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2021 (pg. 81 t/m 84), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
(pg. 81)
Ik bekeek videobestand VID-20211020-WA0004. Dit videobestand had ik ontvangen van [benadeelde 1] , moeder van slachtoffer [slachtoffer] . In de video zag ik een persoon die ik, [verbalisant 1] , herkende als het slachtoffer [slachtoffer] . Ik zag dat de video startte op het moment dat [slachtoffer] een donkergekleurde jas vasthield en zijn rechterarm uit de rechtermouw haalde. Vervolgens zag ik dat [slachtoffer] de jas afgaf aan een persoon die buiten beeld stond.
(pg. 82)
Vervolgens zag ik dat dat [slachtoffer] een zwartgekleurd vest / jas die hij droeg, openritste en vervolgens weg rent naar - vanuit zijn perspectief - rechts. Vervolgens zag ik een persoon achter [slachtoffer] aanrennen. Ook de camera volgde kortstondig deze achtervolging.
Uit het geluid bij het videobestand maakte ik het volgende op. Vóór het moment dat [slachtoffer] weg rende, hoorde ik twee zinnen uitgesproken worden. De eerste zin betrof: "ja die vest ook".
8.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 11 oktober 2024:
Ik ging met [medeverdachte 1] (bijnaam [medeverdachte 1] ) op 9 oktober 2021 naar het [locatie] in Eindhoven. [slachtoffer] was daar ook.
(..)
Als iemand een mes nodig had dan kwamen zij naar mij en dan kende ik genoeg mensen.
9.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2022 (pg. 342 t/m 344), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
(pg. 342)
Binnen het onderzoek EPOS werd de inhoud van de onder [medeverdachte 1] inbeslaggenomen mobiele telefoon bekeken en beschreven.
Tevens bleek uit de telefoongegevens dat hij op 09-10-2021 te 20.20.11 en 20.20.15 naar het telefoonnummer [telefoonnummer 1] (contactnaam [medeverdachte 3] ) de berichten verstuurde: “kom park snell” en “Kijk snap".
Uit een latere CIOT bevraging bleek het nummer [telefoonnummer 1] in gebruik te zijn bij [medeverdachte 3] , geboren op 01-09-2005
10.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 februari 2022 (pg. 198 t/m 206), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
(pg. 200)
In dit proces-verbaal zullen de historische verkeersgegevens van [verdachte] nader worden bekeken en geanalyseerd.
(pg. 202)
Avond van 9 oktober 2021
Ik zag dat de telefoon in de avond masten in Eindhoven aanstraalde:
(pg. 203)
Dienst
Starttijd
Duur
Cell-ID
Straat
Plaats
DATA-VERKEER
19:31:17
215
[nummer 1]
[adres 2]
Eindhoven
DATA-VERKEER
20:23:12
164
[nummer 2]
[adres 2]
Eindhoven
DATA-VERKEER
20:23:21
154
[nummer 3]
[adres 2]
Eindhoven
DATA-VERKEER
20:30:43
49
[nummer 2]
[adres 2]
Eindhoven
DATA-VERKEER
20:30:53
39
[nummer 4]
[adres 3]
Eindhoven
DATA-VERKEER
20:51:58
319
[nummer 5]
[adres 4]
Eindhoven
(pg. 205)
Uit onderzoek aan de in beslag genomen telefoon van [medeverdachte 1] is uit de GPS-locaties gebleken dat deze zich tussen 20:55 en 22:37 uur op [adres 5] bevond. Op dit adres blijkt [medeverdachte 2] , een vriend van hem, woonachtig te zijn.
Bij bevraging van de aangestraalde cell-id’s van de zendmast gelegen aan de [adres 4] zag ik dat deze een zendrichting van 120 graden hadden.
Uit het bovenstaande maakte ik op dat de woning gelegen aan de [adres 5] is gelegen binnen het dekkingsgebied van de zendmast gelegen aan [adres 4] .
11.
De kennisgeving van inbeslagneming (pg. 528 t/m 529), voor zover inhoudende als relaas van rapporteur [verbalisant 4] :
Beslagene
Achternaam: [verdachte]
Voornaam: [verdachte]
Voorwerpnummer: OB2R021092_706984
Bijzonderheden: Apple Iphone
12.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 december 2021 (pg. 207 t/m 211), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
(pg. 208)
Apple Iphone van [verdachte]
Telefoonnummer: [telefoonnummer 2]
Naam toestel Iphone van [verdachte]
(pg 209)
Naar aanleiding van bovenstaande werd er een nader onderzoek ingesteld in de data van de voornoemde smartphone van [verdachte] .
(pg. 211)
Er werd aangetroffen dat er op 17 oktober 2021 met de iPhone van [verdachte] was gezocht op:
Jongen (14)
gestoken met mes
bij beroving in het
Eindhovense
[locatie] /112
en misdaad | ed.nl
13.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 februari 2022 (pg. 303 t/m 318), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 6] :
(pg. 305)
In het onderzoek naar het steekincident dat op 9 oktober 2021 plaatsvond in [locatie] werd [verdachte] als verdachte aangemerkt.
Wat mij opviel is dat er vanaf de datum van het steekincident diverse notities waren aangemaakt die betrekking lijken te hebben op het steekincident van 9 oktober 2021 in het [locatie] . Ik zag dat er hierbij diverse keren werd gerefereerd aan een ‘ [slachtoffer] ’. Gezien de inhoud van de teksten vermoedde ik dat met deze ‘ [slachtoffer] ’ het slachtoffer [slachtoffer] bedoeld werd. Wat mij opviel is dat deze ‘ [slachtoffer] ’ geen enkele keer genoemd werd in de notities van vóór 9 oktober 2021, maar wel diverse keren in notities die na deze datum werden aangemaakt. In een van de notities wordt zelfs de volledige naam ‘ [slachtoffer] ’ benoemd.
Aanmaakdatum
Tekst notitie
11 oktober 2021
[slachtoffer] is gechingd in hand. Die man zat te trillen hij was kanker bang.
Hij is met spoed beland. Als ik eentje pak raakt die sws verlamd.
16 oktober 2021
[slachtoffer] is gezet in ziekenhuis.
Jump out die whip met stainless steel knifes. Pak ik eentje moetje weten pak zijn life. [drillrapgroep] is op chat en lies. Ik ben op knife
crimes.
18 oktober 2021
[slachtoffer] is gezet in split liet hem gillen als bitch. Kleren moest die afstaan volgende dag heeft hij gesnitcht.
19 oktober 2021
[slachtoffer] is gefcefd liet hem traumatised ben geen verdachte. [drillrapgroep] claimt punten ma als ik eentje pak laat ik hem bloedend achter.
20 oktober 2021
[slachtoffer] is gezet in splif. Werd in zijn arm gehit. Hij kreeg die 15 inc. Heb die man van zen muts geraced. Hij kan zijn arm niet meer bewegen. Dat noem ik een fuckt op leven. Ren op hem af laat zijn ziel in de lucht zweven.
23 oktober 2021
[slachtoffer] gooide dash en werd gechefd
30 oktober 2021
Free [medeverdachte 1] my g
1 november 2021
[drillrapgroep] in tha hood blijf hem steken tot hij dood bloed, [slachtoffer] is gegaan met
spoed. Ona op block met machte in me broek. Elke [drillrapgroep] weet dat hij dood moet.
Race hem laat em liggen op de vloer
(pg. 308)
Foto’s
Ik zag dat er een aantal screenshots van krantenartikelen over het steekincident in het toestel opgeslagen stonden.
(pg. 312)
Ik trof tevens enkele screenshots aan van messen / machetes.
(pg. 314)
Ik zag dat er twee filmpjes op het toestel stonden van een persoon die een zwarte CP Companymuts draagt. Op een van de filmpjes is niet te zien wie de persoon is die de muts draagt, op het andere filmpje is wel te zien dat dit [verdachte] betreft.
(pg. 315)
WhatsApp-berichtenwisseling met ' [getuige 1] ' (
het hof begrijpt: getuige [getuige 1]) Ik zag dat de username van de gebruiker van het toestel ‘ [verdachte] ’ betrof. Ik zag dat er een berichtenwisseling was met het contact ‘ [getuige 1] ’, telefoonnummer [telefoonnummer 3] . Bij het bekijken van de berichten rondom de datum van het steekincident vielen de onderstaande berichten mij op:
Timestamp
Afzender
Bericht
11-10-2021
00:37:09(UTC+2)
[telefoonnummer 2] @s.whatsapp.net [verdachte]
Ik sta op nieuws trouwens
11-10-2021
00:37:10(UTC+2)
[telefoonnummer 3] @s.whatsapp.net
[getuige 1]
Omdat ik zeg
11-10-2021
00:37:28(UTC+2)
[telefoonnummer 3] @s.whatsapp.net
[getuige 1]
Goeie
11-10-2021
00:37:29(UTC+2)
[telefoonnummer 2] @s.whatsapp.net [verdachte]
Stuurt een afbeelding door van het artikel uit het
Eindhovens Dagblad dat ook op pagina 6 van
dit proces-verbaal te zien is.
11-10-2021
00:37:46(UTC+2)
[telefoonnummer 2] @s.whatsapp.net [verdachte]
Hier is zijn muts
14.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 februari 2022 (pg. 327 t/m 336), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 7] :
(pg. 327)
Op 15 februari 2022 werd een mobiele telefoon (Apple iPhone 12) in beslag genomen onder [verdachte] , geboren op 28 augustus 2004. Dit naar aanleiding van een diefstal met geweld, gepleegd op 9 oktober 2021, in [locatie] . De gegevens uit de mobiele telefoon werden veiliggesteld.
Hieronder worden de goednummers weergegeven:
- Summ IT-goednummer OB2R021092- 706984
De naam van het apparaat betreft: Iphone van [verdachte] .
Het gedetecteerde telefoonmodel betreft een Apple iPhone 12. Het MSISDN betreft: [telefoonnummer 2] . Dit is waarschijnlijk het telefoonnummer dat als laatst gebruikt werd in de mobiele telefoon.
(pg. 331)
Ik zag een snapchat gesprek waarin gebruiker met snapchat ID [nummer 6] , eigenaar van dit toestel, [verdachte] , uitlegde tegen 31 NN personen dat een maatje van hem een “slice” in zijn arm gaf en dat ze hem niet konden pakken. Vervolgens noemt hij de naam “ [slachtoffer] ” waarvan hieronder het snapchat gesprek is weergegeven:
From
Body
[verdachte]
Man heeft dash gegooid ma werd alsnog gewackt en gestoken
[verdachte]
Broer die man was kanker snel ik rende achter hem aan. Ik zie mattie van mij hem slice in zijn arm en toen rende hij kanker snel we konden hem niet pakken
[verdachte]
Broer ik laat je rennen net [slachtoffer]
(pg. 333)
Ik zag het volgende WhatsApp gesprek tussen gebruiker [telefoonnummer 2] @s.whatsapp.net, [verdachte] en [telefoonnummer 4] @s.whatsapp.net [betrokkene] waarin [verdachte] op 28 oktober 2021 verteld dat hij gezocht wordt door de politie, waarvan hieronder een gedeelte van het chatgesprek is weergegeven:
[verdachte]
Ahahhaha ik wordt zelfs gezocht___
[verdachte]
Ma denk dat ik binnenkort vast ga zitten_
[verdachte]
Vriend vab mij zit ook__
[verdachte]
En nu zoeken ze mij__
(pg. 334)
[verdachte]
Anders trek ik die machete uit mij broek
[verdachte]
Ik gebruik geen keuken messen
[verdachte]
Is moeilijk aan te komen
[verdachte]
Je moet mensen kennen
[verdachte]
En ik ken genoeg
Bewijsoverwegingen
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 tenlastegelegde te komen. Daartoe is naar voren gebracht dat uit het dossier volgt dat er sprake is geweest van een vooropgezet plan tussen de verdachte en de medeverdachten om aangever te beroven. Uit de camerabeelden volgt dat er twee messen zijn gebruikt bij het incident. De verdachte is eerst achter aangever aangerend en heeft aangever ook geslagen. Dit volgt ook uit de berichten op de telefoon van de verdachte. Na het incident is de verdachte samen met de medeverdachten naar de woning van medeverdachte [medeverdachte 2] gegaan. Er staat verder een foto op de telefoon van de verdachte met de weggenomen muts. Daarnaast heeft hij meermalen gezocht naar het incident op zijn telefoon en handelde hij in messen. De bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien maken dat er voldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring van de onder 1 tenlastegelegde afpersing in vereniging te komen, aldus de advocaat-generaal.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Daartoe is kort gezegd – op gronden zoals verwoord in de pleitnota – aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde te komen. Immers was er geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten. De appberichten en notities uit de telefoon van de verdachte waren enkel grootspraak en niet gebaseerd op de waarheid. Dit kan derhalve niet tot het bewijs worden gebezigd. Het enkele aanwezig zijn op de plaats delict en op afstand staan van het incident is onvoldoende om een dergelijke samenwerking vast te kunnen stellen en er was ook geen sprake van een voorafgaand plan. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] bij de raadsheer-commissaris is onbetrouwbaar. Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat de verklaring van [medeverdachte 1] niet aansluit bij het scenario van het Openbaar Ministerie: hij schetst een andere gang van zaken omtrent het incident. Meer subsidiair is bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 2 tenlastegelegde, alsmede van het slaan met de machete en het door aangever opgelopen zwaar lichamelijk letsel.
Feitenvaststelling
Het hof stelt op grond van de hiervoor gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast. Op 9 oktober 2021 heeft aangever [slachtoffer] rond 20.00 uur afgesproken met ‘ [medeverdachte 1] ’ (medeverdachte [medeverdachte 1] ) en een voor hem onbekend persoon (persoon C), in de buurt van de woning van aangever. Vanaf daar zijn ze naar het [locatie] gelopen, waarbij [medeverdachte 1] aan aangever vroeg waarom hij zijn Louis Vuitton tas niet bij zich had. In het park zat aangever tussen [medeverdachte 1] en de verdachte op een bankje. Op enig moment voor het incident heeft medeverdachte [medeverdachte 1] een bericht gestuurd naar medeverdachte [medeverdachte 3] inhoudende: ‘
kom park snell’. Daarna arriveerden personen A en B. Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen en het procesdossier vast dat persoon C de verdachte betreft, persoon A de medeverdachte [medeverdachte 3] en persoon B de medeverdachte [medeverdachte 2] . Medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] gaven een boks aan verdachte en aan medeverdachte [medeverdachte 1] . Medeverdachte [medeverdachte 3] kwam neus tegen neus staan bij aangever, en eiste dat aangever zijn muts en jas afstond. De verdachte en de drie medeverdachten omsingelden aangever. Vervolgens haalde medeverdachte [medeverdachte 1] een machete uit zijn broek waarna aangever zijn muts en jas heeft afgegeven. Nadat ook van aangever werd geëist dat hij zijn vest af zou geven rende hij weg. De vier verdachten renden op dat moment in dezelfde richting als aangever, en verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] renden bewust achter aangever aan. Medeverdachte [medeverdachte 1] maakte een zwaaiende beweging met de machete richting het hoofd van aangever, welke slag aangever kon ontwijken. Tijdens het rennen werd aangever tegen zijn pols geraakt met de machete. Aangever heeft hieraan letsel overgehouden, te weten twee botbreuken en ernstige snijwonden.
Het hof kan niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat er sprake is geweest van een tweede mes/machete. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat de vier verdachten op de betreffende dag eerst bij de Lidl in Strijp hadden afgesproken, waarna de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] aangever hebben opgehaald en medeverdachte [medeverdachte 3] en medeverdachte [medeverdachte 2] later op de fiets naar het park zijn gegaan. De telefoon van de verdachte is na het incident onderzocht. Daaruit volgt dat hij niet alleen notities heeft geschreven met teksten voor zogenoemde
drillrapsdie blijkens de inhoud daarvan betrekking hebben op wat er op 9 oktober 2021 is gebeurd, maar ook tegenover meerdere mensen te kennen heeft gegeven dat hij daar een aandeel in heeft gehad. Daarnaast heeft hij meerdere keren naar het incident gezocht op zijn telefoon. Voorts is er een foto aangetroffen met daarop de verdachte die een soortgelijke muts draagt als de weggenomen muts en heeft hij ook een bericht gestuurd aan ‘ [getuige 1] ’ dat hij de muts van aangever thuis had. Uit een onderzoek naar de verkeersgegevens van de telefoonnummers van de verdachten volgt dat na het incident de verdachte en de drie medeverdachten enige tijd rondom het huis van medeverdachte [medeverdachte 2] zijn geweest. Het hof acht de door de verdachte gegeven alternatieve verklaring voor deze laatste verkeersgegevens, die er in de kern op neerkomt dat hij het huis van medeverdachte [medeverdachte 2] is gepasseerd op weg naar een bushalte, ongeloofwaardig, zodat hieraan voorbij wordt gegaan.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij een half uur voor de ontmoeting de machete heeft gekregen van de verdachte. Verder heeft aangever [slachtoffer] verklaard dat hij het door medeverdachte [medeverdachte 1] getoonde mes herkende als het mes dat eerder aan hem door de verdachte (te koop) was aangeboden via Snapchat, waarvan hij ook al een video had gezien. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij messen regelde voor personen omdat hij mensen kende.
Overwegingen van het hof
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van het onder feit 2 tenlastegelegde te komen, aangezien uit het dossier niet blijkt dat de goederen van aangever zijn afgenomen. Het hof zal de verdachte in zoverre dan ook vrijspreken van hetgeen aan hem onder feit 2 ten laste is gelegd.
Het hof merkt verder het volgende op. Anders dan de verdediging heeft betoogd acht het hof de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] voldoende betrouwbaar. De discrepanties in de verklaringen van [medeverdachte 1] zijn niet zo wezenlijk dat de verklaringen in het geheel niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd, te meer nu de door het hof gebezigde delen van deze verklaringen voldoende worden ondersteund door de overige bewijsmiddelen in het dossier. Het hof heeft ook overigens geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] te twijfelen, mede nu hij zichzelf met de afgelegde verklaringen heeft belast en bij het afleggen van de verklaring bij de raadsheer-commissaris ook zelf reeds onherroepelijk veroordeeld was. Het hof zal de verklaringen dan ook bezigen tot het bewijs en verwerpt het verweer van de verdediging in zoverre.
Het hof stelt ter zake van het tenlastegelegde medeplegen vast dat is vereist dat uit de bewijsvoering kan worden afgeleid dat de verdachte, ook wat het geweld en/of de bedreiging met geweld betreft, zo nauw en bewust met zijn mededaders heeft samengewerkt en zijn – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict zodanig wezenlijk dan wel van dusdanig voldoende gewicht is, dat sprake is van medeplegen.
Het hof is van oordeel dat de handelingen van de verdachte en de medeverdachten naar hun uiterlijke verschijningsvorm het karakter dragen van een gezamenlijk ondernomen delict. Vóór het incident hebben de vier jongens immers afgesproken bij de Lidl, waarna de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] aangever hebben opgehaald om naar het park te gaan. Eenmaal aangekomen in het park is door medeverdachte [medeverdachte 1] een bericht gestuurd naar medeverdachte [medeverdachte 3] met ‘
kom park snell’. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft, toen de groep compleet was, een machete getoond aan aangever en ze zijn met vier personen dreigend om aangever heen gaan staan, waarna hij zijn muts en jas heeft afgegeven. Ze eisten ook het vest van aangever, waarop aangever wegrende en ze achter hem aan zijn gerend. Het hof is gelet op deze omstandigheden -anders dan de verdediging maar met de advocaat-generaal- van oordeel dat het niet anders kan dan dat er sprake is geweest van een vooropgezet plan tussen de verdachte en de medeverdachten om de eigendommen van aangever af te nemen. Dat er sprake was van een vooropgezet plan om aangever te beroven, wordt tevens bevestigd door de opmerking van medeverdachte [medeverdachte 1] aan het begin van de ontmoeting met aangever, waarom aangever zijn Louis Vuitton tas niet bij zich had.
Er was aldus sprake van een gezamenlijke uitvoering en de verdachte heeft daaraan ook een bijdrage van voldoende gewicht geleverd. De verdachte heeft immers de machete geleverd, heeft de groep ook getalsmatig versterkt en bijgedragen aan het intimiderende en bedreigende effect op aangever, door met de drie medeverdachten rondom aangever te staan en zijn eigendommen te eisen, en hem vervolgens achterna te rennen toen hij niet alles gaf.
Het hof dient vervolgens de vraag te beantwoorden of het opzet van de verdachte ook gericht was op het door de medeverdachte [medeverdachte 1] uitgeoefende geweld jegens aangever. Op grond van bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad dient het opzet van de verdachte als medepleger tevens gericht te zijn op het bewezenverklaarde, door de medeverdachte uitgevoerde, geweld of de bedreiging met geweld. Op dit punt merkt het hof op dat het opzet van de verdachte ook kan bestaan in de zin van voorwaardelijk opzet.
Het hof oordeelt dienaangaande als volgt. Reeds hiervoor heeft het hof al vastgesteld dat het door medeverdachte [medeverdachte 1] gehanteerde geweld een onderdeel was van de afpersing, nu ze ook het vest nog wilden hebben van aangever waarna hij wegrende en ze achter hem aan renden.
Door zelf de machete aan [medeverdachte 1] te leveren - en van dit soort wapens is bekend dat ze ook daadwerkelijk kunnen worden gebruikt omdat slachtoffers doorgaans niet onmiddellijk bereid zijn (alle) opgeëiste voorwerpen af te geven - heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat binnen de geschetste context de machete ook jegens aangever zou worden gebruikt, waarmee de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de uiteindelijke geweldshandelingen.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij inderdaad in het park was op 9 oktober 2021 met medeverdachte [medeverdachte 1] , maar dat hij niet wist dat aangever zou worden beroofd. Hij was met medeverdachte [medeverdachte 1] naar het park gegaan om vuurwerk af te steken en stond tijdens het incident ook op enkele meters afstand. De berichten op zijn telefoon en de notities met (onder meer) de
drillrapteksten betreffen enkel grootspraak. Het hof schuift deze verklaringen van de verdachte, gelet op de hiervoor gebezigde bewijsmiddelen en overwegingen, als ongeloofwaardig ter zijde.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging in alle onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van afpersing, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht om te volstaan met het opleggen van een geheel voorwaardelijke werkstraf. Het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) toont aan dat het goed gaat met de verdachte, ook op school. De houding van de verdachte is goed en hij is bezig met het opbouwen van zijn toekomst. Het opleggen van een (voorwaardelijke) jeugddetentie zal wat hij heeft opgebouwd op nadelige wijze doorkruisen.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich op 9 oktober 2021 tezamen met drie mededaders schuldig gemaakt aan afpersing van het slachtoffer [slachtoffer] , waarbij het slachtoffer door geweld en bedreiging met geweld zijn jas en muts heeft moeten afstaan en toen de verdachten nog probeerden zijn vest te bemachtigen is gevlucht en daarbij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen omdat hij met een machete in zijn pols is geraakt. Dit betreft een ernstig feit. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van aangever noch zijn persoonlijke levenssfeer. De verdachte en de medeverdachten hadden slechts hun eigen geldelijk gewin voor ogen. Dergelijke feiten veroorzaken angst en onveiligheid in de samenleving en ook directe slachtoffers ondervinden van dergelijke geweldsdelicten nog lange tijd de (psychische) gevolgen. Dit blijkt ook uit de ter terechtzitting in hoger beroep namens het slachtoffer voorgedragen slachtofferverklaring. Het slachtoffer heeft blijvend letsel met een beperking in zijn hand overgehouden aan het bewezenverklaarde. Hij heeft daardoor studievertraging opgelopen en geen diploma kunnen halen. Voorts heeft hij een verminderde concentratie en is hij snel vermoeid. Het hof neemt het de verdachte dan ook kwalijk dat hij heeft gehandeld zoals bewezen verklaard.
Het hof heeft bij de straftoemeting meegewogen dat de verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 15 augustus 2024, geen relevante recidive heeft. Wel merkt het hof op dat de verdachte is veroordeeld voor een soortgelijk delict dat kort na onderhavige pleegdatum is gepleegd. Gelet op voorgaande is tevens het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, alsmede op de rapportages betreffende de persoon van de verdachte. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte verklaard dat hij een nieuwe baan heeft gevonden bij een logistiek bedrijf. In de toekomst wil de verdachte bij defensie werken.
De Raad heeft op 18 september 2024 een rapportage uitgebracht aangaande de persoon van de verdachte waaruit het volgende blijkt. De verdachte heeft de in een andere zaak opgelegde bijzondere voorwaarden positief afgerond en het begeleidingstraject vanuit de Jeugdreclassering verloopt ook positief. De verdachte houdt zich aan de afspraken en laat een positief beeld zien. Er zijn veel beschermende factoren; de verdachte gaat naar school en heeft een diploma gehaald. De Raad ziet geen aanleiding meer voor het adviseren van begeleiding vanuit de Jeugdreclassering. De Raad acht een voorwaardelijke jeugddetentie vanuit pedagogisch oogpunt niet meer passend. De Raad adviseert dan ook om aan de verdachte een deels voorwaardelijke taakstraf, in de vorm van een werkstraf op te leggen.
Het hof heeft verder acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting jeugd, waarin het gebruikelijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. In geval van diefstal met geweld/afpersing gaan deze uit van een taakstraf voor de duur van 60 uren. Strafverzwarende factoren zijn de aard en ernst van het geweld en het letsel, bedreiging met een wapen, het georganiseerde karakter van de groep en de plaats van het delict. Het hof stelt vast dat deze factoren van toepassing zijn en aldus een bijdrage leveren aan de mate van ernst van het door de verdachte gepleegde feit.
Het hof is met de Raad van oordeel dat oplegging van een (voorwaardelijke) jeugddetentie niet wenselijk is vanwege de positieve lijn die de verdachte heeft ingezet. Alles afwegende en in het bijzonder gelet op de oriëntatiepunten en de ernst van het feit zal het hof aan de verdachte wel een taakstraf in de vorm van een werkstraf, voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen jeugddetentie, waarvan 75 uren werkstraf, subsidiair 37 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Ten aanzien van de berechting binnen een redelijke termijn overweegt het hof het volgende.
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een afdoening van zijn strafzaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
In dat kader heeft het hof het volgende vastgesteld. Op 26 april 2023 is namens de verdachte hoger beroep ingesteld. Het hof zal op 25 oktober 2024 arrest wijzen. De redelijke termijn van 16 maanden in hoger beroep is hierdoor met bijna 2 maanden overschreden, terwijl dit niet aan de verdachte valt toe te rekenen. In eerste aanleg is de redelijke termijn niet overschreden. Nu wordt volstaan met het opleggen van een werkstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel korter dan 100 uren is, zal het hof volstaan met een constatering van deze overschrijding en daar geen consequenties aan verbinden.
Beslag
Het hof zal de teruggave gelasten van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een iPhone 12 (goednummer 706984), volgens opgave van de verdachte aan hem toebehorend. Anders dan de advocaat-generaal heeft gevorderd zal het hof de telefoon niet verbeurdverklaren, nu niet kan worden vastgesteld dat de beelden van het incident met de desbetreffende telefoon zijn gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 41.343,99, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde heeft zich in hoger beroep gevoegd en de vordering gematigd tot een bedrag van € 1.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. Aldus is dit bedrag aan het oordeel van het hof onderworpen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof gebleken dat aan de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade is toegebracht. Op grond van het onderzoek ter terechtzitting en het schadeonderbouwingsformulier is naar voren gekomen dat de benadeelde partij ernstig letsel heeft bekomen door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte. De benadeelde heeft een blijvende beperking in zijn hand en ondervindt ook thans nog de gevolgen van het bewezenverklaarde. Het hof begroot de immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van € 500,00. Daarbij heeft het hof meegewogen dat ter terechtzitting namens de benadeelde partij is verklaard dat door een of meer van de mededaders aan de benadeelde partij reeds een bedrag van (ten minste) € 500,00 ter zake van immateriële schade is vergoed. Voor het overige deel dient de vordering van de benadeelde partij te worden afgewezen. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het toe te wijzen bedrag aan immateriële schade zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2021, zijnde de pleegdatum, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte, die als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij. Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten. Deze proceskosten zijn tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer] is toegebracht tot een bedrag van € 500,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij – gelet op het feit dat de verdachte minderjarig is en conform de landelijke afspraken – geen gijzeling opleggen.
Hoofdelijkheid
Gelet op de aard van het bewezenverklaarde ziet het hof termen aanwezig de toegewezen bedragen aan schadevergoeding en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk op te leggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 47, 63, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot
75 (vijfenzeventig)uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
37 (zevenendertig) dagen jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- iPhone 12 (goednummer 706984).

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente 9 oktober 2021 tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2021 tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. T. van de Woestijne en mr. H. von Hebel, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Mobach, griffier,
en op 25 oktober 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. H. von Hebel is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.