ECLI:NL:GHSHE:2024:3265

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 september 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
20-000871-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor schending van de Leerplichtwet 1969

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het niet nakomen van de verplichtingen uit de Leerplichtwet 1969. De kantonrechter had de verdachte, die als ouder verantwoordelijk is voor het schoolverzuim van zijn minderjarige kind, veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.

Tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die heeft gevorderd dat het hof het vonnis zal vernietigen en de verdachte opnieuw zal veroordelen tot een geldboete van € 500,00, waarvan € 250,00 voorwaardelijk is met een proeftijd van 2 jaren. De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair ontslag van alle rechtsvervolging. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de stukken en de verklaringen van de verdachte en de betrokkenen.

Het hof heeft vastgesteld dat de bezwaren van de ouders tegen de schoolkeuze van hun kind voornamelijk zijn gebaseerd op levensbeschouwelijke gronden, namelijk het seculier humanisme. Het hof oordeelt dat de bezwaren niet voldoende concreet zijn om te kunnen leiden tot een vrijstelling van de leerplicht. Het hof bevestigt het vonnis van de kantonrechter, met aanvulling en verbetering van de bewijsmiddelen en overwegingen. De beslissing van het hof is dat de verdachte geen geslaagd beroep kan doen op de vrijstelling van de leerplicht en dat de opgelegde straf passend is.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000871-23
Uitspraak : 5 september 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 14 maart 2023, in de strafzaak met parketnummer 01-333852-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1967,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De kantonrechter heeft de verdachte ter zake van ‘als persoon bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Leerplichtwet 1969, de in artikel 2, eerste lid van die wet opgelegde verplichtingen niet nakomen’ veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een geldboete van € 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis, waarvan € 250,00 subsidiair 5 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Meer subsidiair is bepleit dat toepassing dient te worden gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis, met aanvulling en verbetering van de door de kantonrechter gebezigde bewijsmiddelen en met aanvulling van de bewijsoverweging en de overwegingen met betrekking tot de strafbaarheid en strafoplegging.
De kantonrechter heeft volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, terwijl het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof zal de inhoud van de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen uitwerken op de wijze als hierna vermeld. Voorts zal het hof de bewijsmiddelen aanvullen.
Daarnaast zal het hof de bewijsoverweging van de kantonrechter aanvullen op na te melden wijze.
Aanvulling en verbetering van de bewijsmiddelen
I. Uitwerking van de door de kantonrechter gebezigde bewijsmiddelen
1.
Een proces-verbaal leerplicht over het schooljaar 2022-2023 met zeventien bijlagen, d.d. 6 oktober 2022, proces-verbaalnummer PV/GM0861/2022/SG/03, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] , leerplichtambtenaar van de gemeente Veldhoven en tevens buitengewoon opsporingsambtenaar:
Proces-verbaal leerplicht
Schooljaar: 2022-2023
Blijkens de gegevens van de leerlingenadministratie van de gemeente Veldhoven staat [betrokkene 1] , geboren op [geboortedatum] te Veldhoven niet ingeschreven op een school in de periode van 1 augustus 2022 tot heden.
Ik, [verbalisant] , leerplichtambtenaar in dienst van de gemeente Veldhoven, belast met de handhaving van de Leerplichtwet 1969, daartoe aangewezen door burgemeester en wethouders, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar nummer akte van beëdiging [nummer] , standplaats Veldhoven, heb in verband met ongeoorloofd schoolverzuim na dit onderzoek vastgesteld dat:
- De ouders verantwoordelijk zijn voor het schoolverzuim.
Ik heb hen daarop als verdachten opgeroepen.
Verdachten hebben geen gehoor gegeven aan de oproep.

Verdachten

Naam: [verdachte]
Geslacht: Man
Geboortedatum en -plaats: [geboortedag 1] 1967, [geboorteplaats 1]
Adres: [adres]
Pc/Woonplaats: [adres]
Nationaliteit: [nationaliteit]
Naam: [medeverdachte]
Geslacht: Vrouw
Geboortedatum en -plaats: [geboortedag 2] 1977, [geboorteplaats 2]
Adres: [adres]
Pc/Woonplaats: [adres]
Nationaliteit: [nationaliteit]

Betrokkenen

Leerplichtige minderjarige:

Naam minderjarige: [betrokkene 1]
Geboortedatum en -plaats: [geboortedatum] , [geboorteplaats 3]
Adres: [adres]
Pc/Woonplaats: [adres]
Nationaliteit: [nationaliteit]
Geslacht: Vrouw
Vader: [verdachte]
Moeder: [medeverdachte]

Schoolloopbaan

[betrokkene 1] is niet eerder ingeschreven geweest op een basisschool.
Het wettig gezag ligt bij [verdachte] , [medeverdachte] .
De feitelijke verzorging ligt bij [verdachte] , [medeverdachte] .

Meldingen huidige schooljaar (op grond waarvan pv is opgemaakt):

Schooljaar: 2022-2023 Periode: 01-08-2022 tot en met heden
Reden: niet aangemeld op school
Interventie leerplichtambtenaar: Resultaat:
19-09-2022 oproep verhoor 29-09-2022 Afmelding verhoor per
e-mail door de heer [verdachte]
Details interventie melding(en) huidige schooljaar:
30-05-2022 Beroep op vrijstelling van schoolinschrijving binnengekomen
09-06-2022 Verzoek aanvullende informatie naar ouders per post
07-07-2022 Negatieve beschikking verstuurd
26-07-2022 Reactie gestuurd op verzoek tot gesprek en voorstel met drie data gegeven
04-08-2022 Gesprek via Teams met de heer [verdachte] en de heer [betrokkene 2]
11-08-2022 Via post en via e-mail de ouders geïnformeerd dat het niet lukt om binnen de afgesproken termijn een reactie te geven
18-08-2022 Negatieve beschikking verstuurd
16-09-2022 E-mail naar de heer [verdachte] om te vragen naar stand van zaken
19-09-2022 Oproep verhoor verstuurd naar ouders
Details resultaat melding(en) van huidige schooljaar:
22-06-2022 Toelichting beroep op vrijstelling van schoolinschrijving voor schooljaar 2022/2023 ontvangen
19-07-2022 Reactie op negatieve beschikking ontvangen met verzoek tot gesprek
27-07-2022 Reactie de heer [verdachte] op voorstel data
10-08-2022 De heer [verdachte] stuurt een schriftelijke toelichting op de aanvraag 5 onder b
(het hof begrijpt: Leerplichtwet 1969)
16-09-2022 Reactie ontvangen van de heer [verdachte] . Ouders schrijven [betrokkene 1] niet in op een school
29-09-2022 Mail ontvangen waarin ouders zich afmelden voor het verhoor

Bevindingen/advies leerplichtambtenaar

Uit het gesprek met meneer [verdachte] en de documentatie die hij aangedragen heeft werd niet voldoende concreet benoemd op welke manier een schoolinschrijving [betrokkene 1] zal schaden.
Zowel uit de toelichting op het beroep op vrijstelling d.d. 20-06-2022, het gesprek met de heer [verdachte] op d.d. 04-08-2022 als de bijlagen, die de heer [verdachte] mailde naar aanleiding van het gesprek d.d. 04-08-2022 heb ik niet op kunnen maken wat de concrete bezwaren zijn voor hun dochter [betrokkene 1] en op welke manier dit haar ontwikkeling schaadt.
Wanneer ik na het gesprek van d.d. 04-08-2022 google op humanistische school, komt als eerste resultaat [school] in Veldhoven naar boven.
De vrijblijvendheid die de ouders ‘gezien’ hebben tijdens hun meeloopdagen bij [school] is discutabel gezien de eisen die de inspectie van het onderwijs aan iedere school in Nederland stelt, ook aan een particuliere school, en heeft mijns inziens niets te maken met de richting van het onderwijs. Wél met de inrichting van het onderwijs.
Op [website] is te lezen dat democratisch onderwijs en dus [school] ook alle pijlers van het humanisme aantikt, zoals vrijheid, zelfontplooiing, verantwoordelijkheid, kritisch denken, gelijkwaardigheid en humaniteit. Wat dit betreft zou in ieder geval [school] een passende optie zijn voor [betrokkene 1] .
2.
Een geschrift, te weten een uitdraai van het BRP (bijlage 1), voor zover inhoudende:
[betrokkene 1]
Geboortedatum: [geboortedatum]
Leerplicht status: Leerplichtig
Geen inschrijving vanaf: 01-08-2022
II. Aanvulling van de door de kantonrechter gebezigde bewijsmiddelen
3.
Het proces-verbaal van de in de zaak gehouden terechtzitting in hoger beroep d.d. 25 juli 2024, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
U houdt mij voor dat u mij hoort zeggen dat de richting van [school] destijds goed leek aan te sluiten bij onze eigen gedachten. Dat klopt.
Aanvulling van de bewijsoverweging
In hoger beroep is door de verdediging vrijspraak bepleit. Daartoe is, op gronden als nader vermeld in de pleitnota, het volgende aangevoerd.
De levensbeschouwing waarop de richtingsbezwaren van de ouders van [betrokkene 1] zijn gebaseerd is het seculier humanisme. Die bezwaren tegen het onderwijs op scholen in de relevante omgeving zijn door de verdediging steeds concreet en uitvoerig gemotiveerd. Voorts zijn de bezwaren voldoende concreet en zwaarwegend en wortelen deze steeds in die levensbeschouwing. Door de verdediging is voorts gewezen op de inhoud van pagina’s 4 en 5 van het voorafgaand aan het hoger beroep aan het hof toegestuurde ‘Overzicht van onze zwaarwegende bedenkingen’, waarin bevestigingen van vier relevante scholen zijn opgenomen dat de richtingen van die scholen onvoldoende tegemoet komen aan de levensovertuiging van de ouders, dat de school niet passend is om [betrokkene 1] onderwijs aan te bieden, dat de onderwijswensen voor [betrokkene 1] niet in lijn zijn met dat waar de school voor staat en dat de visie van de betreffende school niet is afgestemd op de humanistische levensovertuiging.
Uit al die concrete en objectieve feiten is absoluut niet gebleken, dat de bedenkingen van de ouders
nietde richting van de betreffende relevante scholen betreffen.
Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat [school] in Veldhoven geen passende optie is voor [betrokkene 1] . Daartoe is aangevoerd dat [school] geen specifieke levensovertuiging aanhangt en nergens verwijst naar het humanisme. De stelling van de leerplichtambtenaar dat [school] alle pijlers van het humanisme zou aantikken is absoluut onjuist. Ook de oprichtster van [school] heeft bevestigd dat haar school niets met humanisme te maken heeft én dat haar school juist zo neutraal mogelijk wenst te blijven.
In aanvulling op de overwegingen van de kantonrechter en in reactie op hetgeen door de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht, overweegt het hof als volgt.
Het hof stelt allereerst, evenals de kantonrechter, vast dat de overwegende bedenkingen die door de verdediging zijn aangevoerd verband houden met ernstige gemoedsbezwaren die berusten op een welbepaalde levensbeschouwing, te weten het (seculier) humanisme.
Net als de kantonrechter stelt het hof voorts vast dat de bezwaren vrijwel geheel gebaseerd zijn op aannames. Zo is door de verdediging aangevoerd dat [betrokkene 1] , als zij naar school zou gaan, zij continu alles wat zij daar zou leren zou bevragen, dat de leerkracht daar onaardig op zou reageren en dat de persoonlijkheid van [betrokkene 1] zou veranderen door schoolgang.
Het hof merkt ten eerste op dat deze bezwaren niet zien op de richting van onderwijs, zodat zij in zoverre niet kunnen leiden tot een geslaagd beroep op de vrijstelling als bedoeld in artikel 5, aanhef en onder b van de Leerplichtwet 1969 (hierna: Lpw 1969). Ten tweede zijn deze bezwaren niet gebaseerd op een daadwerkelijke ervaring, maar slechts op een invulling van de ouders van [betrokkene 1] waarvan allerminst zeker is dat deze zich bij daadwerkelijke schoolgang van [betrokkene 1] , zou gaan voltrekken.
Ten aanzien van de door de leerplichtambtenaar passend geachte school [school] overweegt het hof in het bijzonder nog als volgt.
Anders dan is opgenomen in de pleitnota van de raadsman, heeft de verdachte ter terechtzitting bevestigd dat [school] zou kunnen passen bij hun levensovertuiging. Echter, de ouders van [betrokkene 1] hebben bij [school] op twee meeloopdagen en gedurende een proefperiode toen [betrokkene 1] vier jaar was kennelijk problemen ervaren met de feitelijke gang van zaken op de school. Zo hebben zij [school] beschreven als een ‘pedagogische babysit’, geloven de medewerkers niet in hoogbegaafdheid, beperkten de medewerkers [betrokkene 1] in haar intellectuele groei, mocht zij nauwelijks lezen en was er geen ruimte voor [betrokkene 1] om haar overprikkelde geest tot rust te brengen. Wat verder ook zij van deze bezwaren, gaat het hier naar het oordeel van het hof om bezwaren tegen de feitelijke inrichting van het onderwijs binnen [school] , en niet om bezwaren tegen de richting van de school als bedoeld in artikel 5, aanhef en onder b, Lpw 1969.
Het hof overweegt ten overvloede dat de proefperiode bij [school] waarover de verdachte heeft verklaard, te weten vier weken waarin de toen vierjarige [betrokkene 1] vier dagen per week halve dagen naar school ging, relatief kort is. Het hof stelt op basis van de verklaring van de verdachte en de stukken die door de verdediging zijn overgelegd vast dat [school] het wel zag zitten en geen problemen heeft ervaren voor en met [betrokkene 1] . Het hof wijst er nog op dat in algemene zin het voor een vierjarig kind niet makkelijk is om de overgang naar school te maken. Het door de verdachte beschreven gedrag dat [betrokkene 1] thuis zou hebben laten zien kan ook heel goed passen bij een kind dat moet wennen aan de nieuwe omstandigheden die schoolgang nu eenmaal met zich mee brengen. Daar komt bij dat [betrokkene 1] niet op een kinderopvang of een peuterspeelzaal heeft verbleven, zodat zij niet gewend was regelmatig van haar ouders gescheiden te zijn.
Uit de behandeling ter zitting kwam naar voren dat een school voor verdachte en de medeverdachte als ouders pas acceptabel zou kunnen zijn als aan alle wensen van (het kind en) de ouders tegemoet zou worden gekomen. Echter, er bestaat een plicht om de kinderen naar school te laten gaan. Voor kinderen noch voor ouders is school altijd even leuk of zijn zij met de gang van zaken altijd tevreden. Dat is echter niet het criterium voor de beoordeling van artikel 5, aanhef en onder b, Lpw 1969.
Ook overigens is het hof ten aanzien van de school [school] niet gebleken van overwegende bedenkingen in de zin van artikel 5, aanhef en onder b, Lpw 1969.
Gelet op het voorgaande is het hof met de kantonrechter van oordeel dat de verdachte geen geslaagd beroep toekomt op de vrijstelling als bedoeld in artikel 5, aanhef en onder b Leerplichtwet 1969, toekomt.
Beroep op afwezigheid van alle schuld
Door de verdediging is in hoger beroep subsidiair bepleit de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging vanwege afwezigheid van alle schuld nu de verdachte en de medeverdachte gelet op hun levensovertuiging en levensbeschouwing niet kan worden verweten of aangerekend dat zij hun enige kind niet op een school in hun omgeving hebben ingeschreven.
Het hof overweegt dat voor een geslaagd beroep op afwezigheid van alle schuld is vereist dat sprake is van een verontschuldigbare feitelijke dwaling, een rechtsdwaling of een verontschuldigbare onmacht dan wel het betrachten van de maximale of in redelijkheid te betrachten zorg. Daarvan is het hof niet gebleken, zodat dit beroep wordt verworpen.
Overweging met betrekking tot het beroep op artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair is in hoger beroep door de verdediging bepleit dat toepassing wordt gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Het hof ziet in de omstandigheden van de zaak en hetgeen door de verdediging naar voren is gebracht daartoe echter geen aanleiding. Het hof acht de door de kantonrechter opgelegde geheel voorwaardelijke geldboete passend en geboden.

BESLISSING

Het hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. A.M.C. Smit, voorzitter,
mr. R.G.A. Beaujean en mr. G.C. Bos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.F.G. Truijen, griffier,
en op 5 september 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.