Uitspraak
1.[appellant 1] ,
3. [appellant 3] B.V.,
4. [appellant 4] ,
[appellant 5],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met het procesdossier van de eerste aanleg en producties, ingekomen ter griffie op 3 juni 2024;
- een brief van [appellant 1] c.s. met producties, ingekomen ter griffie op 19 juni 2024;
- een brief van de vereffenaars met een productie, ingekomen ter griffie op 20 juni 2024;
- het verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 22 augustus 2024;
- een brief van [appellant 1] c.s. met producties, ingekomen ter griffie op 10 september 2024;
- een brief van de vereffenaars met een productie, ingekomen ter griffie op 16 september 2024;
- een brief van [appellant 1] c.s. met een productie, ingekomen ter griffie op 16 september 2024;
- de op 18 september 2024 gehouden mondelinge behandeling, waarbij zijn gehoord:
Het feit dat het hof tijdens de mondelinge behandeling, nadat aanvankelijk het bestaan van overzichten ter zake mee verkochte roerende zaken met de woning alsook ter zake de Swarovski collectie werd ontkend en vervolgens alsnog bevestigd, vereffenaars in overweging heeft gegeven in ieder geval dergelijke stukken alsnog aan [appellant 1] c.s. te doen toekomen, maakt het voorgaande niet anders. Het hof heeft immers gelijktijdig laten weten zelf dergelijke stukken niet meer te willen ontvangen omdat voldoende gelegenheid was geboden dergelijke stukken tijdig in te brengen in de procedure.
3.De beoordeling
Dit wantrouwen uitte zich direct in het leggen van beslag nog voordat de begrafenis van de ouders van [vereffenaar 2] en [vereffenaar 1] had plaatsgevonden, waarmee de toon van [appellant 1] c.s. jegens de vereffenaars gezet was.
Uit de door [appellant 1] als productie 18 overgelegde boedelbeschrijvingen in beide boedels, als door [gevolmachtigde] als gevolmachtigde op 31 augustus 2023 bij de rechtbank ingediend, blijkt - zelfs ervan uitgaande dat de uitkeringen uit de levensverzekeringen in de nalatenschap zouden vallen – al een tekort van meer dan € 230.000,=. Dit terwijl inmiddels duidelijk is dat de opbrengst van de woning meer dan € 150.000,= lager is dan in de boedelbeschrijving op basis van de WOZ-waarde 2022 nog opgenomen is. Kortom: er is sprake van twee substantieel negatieve boedels.
Ten gevolge hiervan kan de rechter op verzoek van een belanghebbende een vereffenaar benoemen, wat het hof dan ook zal doen. Doordat beide ouders tegelijkertijd zijn overleden, is de afwikkeling van de negatieve nalatenschappen complex geworden.
Tijdens de mondelinge behandeling is dit ter sprake gekomen en pas na de mondelinge behandeling zijn deze overzichten verstrekt. In r.o. 2.2 heeft het hof aangegeven dat deze niet meer tot de procedure kunnen worden toegelaten omdat deze te laat zijn overgelegd.
In geval deze wel zouden zijn toegelaten had dit, gezien het tijdstip van overlegging terwijl al vele malen door [appellant 1] c.s. erom was verzocht, overigens de beslissing tot het benoemen van een andere vereffenaar niet anders gemaakt.
Voorts weegt het hof mee dat het juist de schuldeisers zijn die, hoewel bekend met het kostenaspect, benoeming van een externe vereffenaar wensen.
De vereffenaars hebben immers tegen mr. Linders zelf geen bezwaar gemaakt.
Het zal aan mr. Linders zijn te bezien of nadere inschakeling van deskundigen (bijvoorbeeld in het kader van de levensverzekeringen) naast zijn eigen bemoeienis en inzet noodzakelijk zal zijn.
- Griffierecht € 314,-
- Salaris advocaat/gemachtigde
- Griffierechten € 798,-
- Salaris advocaat € 2.428,- (2 punten x tarief II)
- Nakosten