In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake de echtscheiding tussen de vrouw en de man, die op 30 december 1980 in Marokko zijn gehuwd. De rechtbank Limburg heeft op 12 februari 2024 de echtscheiding uitgesproken, maar de vrouw is het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld. De vrouw betwist de duurzame ontwrichting van het huwelijk en stelt dat er nog mogelijkheden zijn voor herstel. De man daarentegen is van mening dat het huwelijk niet meer te redden is en heeft zijn verzoek tot echtscheiding stellig volhardend. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 september 2024 zijn beide partijen gehoord, bijgestaan door hun advocaten. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw niet met bewijsstukken heeft onderbouwd dat zij door de echtscheiding bepaalde rechten in Marokko verliest. Het hof concludeert dat het huwelijk duurzaam ontwricht is, gezien het feit dat partijen sinds april 2024 feitelijk gescheiden leven en er geen contact meer is. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten in hoger beroep, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.