ECLI:NL:GHSHE:2024:3207

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 oktober 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
20-001432-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet (cocaïnewasserij)

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte was veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte was betrokken bij een cocaïnewasserij in een loods te Herkenbosch, waar op 19 mei 2019 een grote hoeveelheid cocaïne werd aangetroffen. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 44 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een gevangenisstraf van 45 maanden geëist, met verbeurdverklaring van het beslag. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan het tenlastegelegde feit. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de activiteiten in de loods en dat hij samen met anderen betrokken was bij het bewerken van cocaïne. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 45 maanden, met aftrek van voorarrest. Tevens is de teruggave van een inbeslaggenomen geldbedrag van € 495,00 gelast, omdat er geen duidelijk verband met het bewezenverklaarde feit was aangetoond.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001432-20
Uitspraak : 14 oktober 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 1 juli 2020, in de strafzaak met parketnummer 03-122204-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] [in het jaar] 1989,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte ter zake van het ‘medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 44 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest. Het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis is opgeheven met ingang van 1 juli 2020 te 13.30 uur. Voorts heeft de rechtbank een onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedrag van € 495,00 verbeurdverklaard.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, met aanvulling van de gronden en met uitzondering van de straf en – te dien aanzien opnieuw rechtdoende – de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 45 maanden, met aftrek van voorarrest, en verbeurdverklaring van het beslag.
De verdediging heeft primair integrale vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Subsidiair, in geval van een veroordeling, is verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 19 mei 2019 te Herkenbosch, in elk geval in de gemeente Roerdalen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 15.260 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 mei 2019 te Herkenbosch, gemeente Roerdalen, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft bewerkt 15.260 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Bewijsmiddelen [1]
Op zondag 19 mei 2019 omstreeks 17.28 uur kreeg de politie een melding van een wandelaar inhoudende dat een deur van een loods aan de [adres] te Herkenbosch, gemeente Roerdalen, openstond en dat uit die loods een chemische lucht kwam. De politie heeft zich vervolgens naar voornoemde loods begeven en kwam omstreeks 17.57 uur ter plaatse. [verbalisant 1] bonkte op de voordeur van de loods en riep “politie, politie”, maar de deur werd niet geopend. [verbalisant 2] had omstreeks 18.08 uur aan de achterzijde van de loods oogcontact met een persoon die hierop de achterdeur direct achter zich dichttrok en afsloot. [verbalisant 2] zag dat deze persoon plastic handschoenen droeg. Even na 18.20 uur zag [verbalisant 3] plotseling de rolpoort aan de rechterzijde van de loods opengaan. [verbalisant 3] riep hard “politie, politie” en direct hierop verliet een zwarte auto met daarin meerdere personen met piepende banden en hoge snelheid de loods. [2] , [3]
[verbalisant 4] , die met een politiehond omstreeks 18.20 uur ter plaatse kwam, rook direct bij het betreden van de loods een zeer sterke aceton lucht. In de loods bleken nog twee personen aanwezig te zijn. Na daartoe door [verbalisant 4] te zijn gesommeerd, kwamen een man en een vrouw vanuit een soort kantine in de loods tevoorschijn. Deze personen zijn vervolgens aangehouden. Dit bleken [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] te zijn. [4] , [5] , [6]
Even verderop aan de [adres] trof [verbalisant 4] een afgesloten zwarte auto – een Volkswagen Polo – aan en met behulp van de politiehond werden weer een stukje verderop in een open veld drie vluchtende personen opgespoord. Twee van hen konden even later worden aangehouden. [7] Dit bleken [verdachte] en [medeverdachte 3] te zijn. Zij hebben allebei een lichtgetinte huidskleur. [8] , [9]
Zowel [verdachte] als [medeverdachte 3] hebben tegenover de politie direct na hun aanhouding verklaard dat zij die dag aanwezig zijn geweest in de loods. [10] , [11] [medeverdachte 3] heeft verder verklaard dat hij een rondje door de hal (
het hof begrijpt: de open ruimte van de loods) heeft gemaakt. [medeverdachte 3] en [verdachte] hebben allebei verklaard dat zij na het horen van “politie, politie” in de zwarte Volkswagen Polo van [verdachte] zijn gestapt en via de rolpoort aan de zijkant van de loods zijn weggereden. [12] , [13] Op de foto’s in het dossier is te zien dat deze zwarte Volkswagen Polo vier deuren heeft. [14]
Op 19 mei 2019 vanaf omstreeks 20.50 uur is door [verbalisant 5] , een expert van de Landelijke Faciliteit Ontmantelen (hierna: LFO), onderzoek gedaan in de loods aan de [adres] te Herkenbosch. Direct bij het betreden van de loods rook [verbalisant 5] de typische en kenmerkende geur horende bij de bewerking c.q. terugwinning van cocaïne uit dragermateriaal. De loods was onderverdeeld in verschillende ruimtes, te weten een loodsruimte (ruimte A, zijnde het open gedeelte van de loods), de ruimtes B1, B2 en B3 en een ruimte ingericht als woonkamer (ruimte C).
Ruimte A, het open gedeelte van de loods, was in gebruik voor de opslag van verpakkingen met chemicaliën, gebruikte materialen (afval) en goederen (te weten: een droogkast, een persmal, persframes, tonnen met vloeistoffen, roerstokken en magnetrons) ten behoeve van het bewerken van cocaïne c.q. het terugwinnen van cocaïne uit een dragermateriaal (extraheren). Ruimte B1 was tevens in gebruik voor het bewerken van versneden cocaïne.
In de loods, zowel in ruimtes A, B als C – dus verspreid over de gehele loods – werd een grote hoeveelheid wit poeder, al dan niet in de vorm van blokken en brokken, aangetroffen, met, na optelling van onderstaande hoeveelheden, een totaal gewicht van 15.260 gram. Dit bestond uit:
Ruimte A:
 een blok wit poeder, netto
1.020 gram, in een magnetron (ten behoeve van het drogen), voorzien van logo (monster van het blok genomen met SIN AAMG5990NL);
 acht blokken witte poeder, van ieder 1.000 gram, in een droogkast, totaal
8 kilogram, voorzien van logo. Voor de open zijde van de droogkast stonden 2 warmtelampen en een ventilator (3 monsters genomen telkens van 1 van de 8 blokken met SIN AAMG5989NL, AAMG5988NL, AAMG5987NL);
Ruimte B1:
 4 4 boterhamzakjes alle gevuld met dezelfde brokken wit poeder totaal
680 gram(monster genomen uit 1 van de vier boterhamzakjes met SIN AAMG5986NL);
 4 een blok wit poeder,
960 gram, voorzien van logo, in een doorzichtig plastic bakje;
 4 een blok vochtig wit poeder,
1.360 gram, in een metalen persmal, voorzien van logo (monster genomen met SIN AAMG5985NL);
Ruimte B2:
 420
420 gramwit poeder/brokken in een geopende sealzak (monster genomen met SIN AAMG5984NL;
 420
820 gramwit poeder in een plastic doosje met deksel;
Woonruimte C:
 twee geperste gesealde witte blokken wit poeder, netto totaal
2.000 gram, voorzien van logo, op de salontafel naast de bank (monster van één van de witte blokken genomen met SIN AAMG5983NL). [15]
Diverse indicatieve tests wezen uit dat het witte poeder dat in de loods was aangetroffen vermoedelijk cocaïne betrof. In totaal zijn acht aangetroffen hoeveelheden poeder/brokjes bemonsterd en onderzocht (SIN AAMG5983NL tot en met AAMG5990NL), waaronder van de hiervoor genoemde blokken op de salontafel, in de magnetron, de persmal en de droogkast. [16] Het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) heeft vastgesteld dat alle afgenomen monsters cocaïne bevatten. [17]
Volgens de productiebeschrijving van de terugwinning van cocaïne wordt in de vierde stap de nog vochtige cocaïne (deels) gedroogd en eventueel met versnijdingsmiddel(en) gemengd. Hierbij kan ook nog een logo in het blok aangebracht worden. Het mengsel wordt in een mal gedaan en tot een blok geperst. Na het persen kan het gevormde blok nog verder worden gedroogd in een magnetron en vervolgens worden verpakt. [18]
Daarnaast zijn in de loods diverse goederen aangetroffen (waaronder verschillende chemicaliën, een persmal en 17 magnetrons) die gebruikt kunnen worden voor de terugwinning/bewerking van cocaïne.
Gezien de hoeveelheid aangetroffen verpakkingen met chemicaliën (ethylacetaat, aceton, hexaan, diethylether, petroleumether (aardoliedestillaat), zwavelzuur, zoutzuur, ammoniak), de hoeveelheid afval (gebruikt crêpepapier, lege verpakkingen cocaïne), het aantal gebruikte magnetrons (voor het drogen van blokken cocaïne), verschillende metalen logo’s, concludeerde het LFO dat deze locatie was ingericht en werd gebruikt voor het op grote schaal bewerken van cocaïne (versnijden) c.q. terugwinnen van cocaïne uit een dragermateriaal. Volgens de conclusie van het LFO zijn op deze locatie zeer waarschijnlijk 21 kilogram verpakkingen van cocaïne (zuiver) vermalen en versneden met een versnijdingsmiddel. [19]
In de loods is een aantal aankoopbonnen van magnetrons en een grill-bakoven aangetroffen, waaronder twee aankoopbonnen van de Mediamarkt te Roermond met als datum 1 mei 2019 te 18.33 uur en 18.35 uur, van respectievelijk twee magnetrons van het merk OK OMW en een grill-bakoven. Vervolgens zijn de camerabeelden van de Mediamarkt te Roermond door de politie bekeken. Op de camerabeelden van 1 mei 2019 is te zien dat een man die dag omstreeks 18.32 uur en 18.35 uur respectievelijk twee ovens/magnetrons van het merk OK en een heteluchtoven kocht bij de Mediamarkt te Roermond. Deze persoon werd door een verbalisant herkend als [medeverdachte 4] . Op 2 mei 2019 kocht [medeverdachte 4] wederom een product bij de Mediamarkt, zo blijkt uit de camerabeelden. De doos waarin het gekochte product zat, lijkt op de doos van de op 1 mei 2019 gekochte grill-bakoven. [20] , [21]
In een afzonderlijk compartiment van de loods (ruimte B) bevond zich een keuken. Daarin zijn diverse goederen aangetroffen, waaronder maatbekers met wit residu, een weegschaal, een zeef, een pers en onderdelen van een pers. In een hoek van deze ruimte stond een vuilniszak waarin latex wegwerphandschoenen zijn aangetroffen. De binnenzijde van een aantal van deze handschoenen is bemonsterd en door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) onderzocht. [22] Het NFI heeft vastgesteld dat één van de onderzochte monsters (SIN AAML7574NL) een DNA-mengprofiel bevat met DNA afkomstig van twee personen. Het aantreffen van dit DNA-mengprofiel is volgens het NFI meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer dit monster DNA afkomstig van [medeverdachte 1] en een willekeurige onbekende persoon bevat dan dat dit monster DNA afkomstig van twee andere willekeurige onbekende personen bevat. [23]
In een vuilniszak die in de loods zelf stond (de open ruimte ‘A’) zijn een blikje Fanta en een flesje Sourcy Vitamin aangetroffen waarvan de drinkopeningen op 20 mei 2019 zijn bemonsterd op de aanwezigheid van speeksel (respectievelijk SIN AAML7592NL en SIN AAML7579NL). [24] Het NFI heeft vastgesteld dat het monster van het blikje Fanta DNA bevat dat overeenkomt met het DNA van [medeverdachte 1] [25] en dat het monster van het flesje Sourcy Vitamin DNA bevat dat overeenkomt met het DNA van [medeverdachte 2] . [26] In beide gevallen is de matchkans kleiner dan 1 op 1 miljard. Naast de keuken, in de loods zelf, is op een pers die bij een vat stond een drinkflesje aangetroffen waarvan de drinkopening is bemonsterd (SIN AAMR4596NL). Uit onderzoek van het NFI is gebleken dat dit monster een DNA-mengprofiel bevat van twee personen met DNA van [medeverdachte 1] en van een onbekende persoon. De matchkans tussen het DNA van dit monster en het DNA van [medeverdachte 1] is niet berekend. [27] , [28]
Op een radiator onder het keukenraam is eveneens een blikje Fanta aangetroffen. De drinkopening van dit blikje is bemonsterd (SIN AAMR4594NL) en uit onderzoek van het NFI is gebleken dat dit monster DNA-materiaal afkomstig van [medeverdachte 5] bevat. De matchkans van deze overeenkomst is kleiner dan 1 op 1 miljard. [29]
Achterin de loods is een afgesloten zwarte auto (Mitsubishi Outlander) zonder kenteken-platen aangetroffen. [30] Op het stuurwiel van deze auto is een epitheelspoor aangetroffen dat op 20 mei 2019 is bemonsterd (SIN AALP7155NL). [31] Het NFI heeft vastgesteld dat dit monster een DNA-mengprofiel bevat van minstens drie personen, waaronder DNA dat overeenkomt met het DNA van [medeverdachte 4] , met een matchkans van kleiner dan 1 op 1 miljard. [32]
Uit onderzoek is gebleken dat in deze auto een verborgen ruimte aanwezig was. [33] Verder werd op de grond voor de bijrijdersstoel een doos met visitekaartjes aangetroffen waarop onder meer de naam van [medeverdachte 4] en diens telefoonnummer stonden vermeld. [34]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij samen met [medeverdachte 1] op 19 mei 2019 door twee personen in een zwarte vierdeursauto naar de loods is gebracht. Deze twee personen hebben volgens haar geen zwarte huidskleur, maar waren ook niet van Nederlandse komaf. Het hof merkt op dat deze verklaring van [medeverdachte 2] aansluit bij het feit dat de verdachte [verdachte] en [medeverdachte 3] een lichtgetinte huidskleur hebben. Aangekomen bij de loods werd de auto de loods binnengereden. Toen aan [medeverdachte 2] een foto van [verdachte] werd getoond, verklaarde zij dat zij die persoon op 19 mei 2019 in de loods had gezien (waaraan zij nog toevoegde: “volgens mij ruimte A”) en dat zij dacht dat deze [verdachte] één van de twee personen was die haar en [medeverdachte 1] had opgehaald. Zij heeft, toen haar een foto werd getoond met een afbeelding van [medeverdachte 4] , verklaard dat zij hem op 19 mei 2019 heeft gezien en dat hij ook daar (
het hof begrijpt: in de loods) aanwezig was. [35] , [36]
Verder is in de kantine/leefruimte op een dressoirkast een tweetal ringen van [medeverdachte 2] aangetroffen. Zij heeft verklaard dat zij die ringen en haar horloge in ruimte A (
het hof begrijpt hier: de kantine/leefruimte) had achtergelaten. [37] , [38]
Uit telecomonderzoek is gebleken dat een mobiele zendmast die dekking geeft in een gebied
waarin de loods ligt op 18 mei 2019 vanaf omstreeks 21.15 uur tot 19 mei 2019 omstreeks 00.46 uur vrijwel continu is aangestraald door de telefoon met het telefoonnummer [telefoonnummer] dat aan [medeverdachte 4] wordt toegeschreven. Dit telefoonnummer was gekoppeld aan een abonnement dat op de naam en het adres van [medeverdachte 4] stond geregistreerd en het stond ook onder zijn naam op een visitekaartje vermeld en volgens de vestigingsgegevens van de Kamer van Koophandel hoorde dit nummer bij de eenmanszaak van [medeverdachte 4] . [39]
Op 19 mei 2019 om 02.15 uur en 02.16 uur straalde dit telefoonnummer nogmaals deze zendmast aan. Diezelfde middag om 12.47 uur straalde een ander telefoonnummer ( [telefoonnummer] ) dat ook aan [medeverdachte 4] wordt toegeschreven (eveneens gekoppeld aan een abonnement dat op zijn naam en adres stond geregistreerd) twee keer aan op die zendmast. [40] , [41] Daarnaast is uit het politieonderzoek gebleken dat de loods vanaf 1 november 2018 door [medeverdachte 4] werd gehuurd. [42] , [43]
[verdachte] heeft verklaard dat hij op 19 mei 2019 samen met [medeverdachte 3] met zijn auto naar de loods is gereden en dat hij na aankomst de loods niet meer heeft verlaten. [verdachte] heeft voorts verklaard dat [medeverdachte 3] en hij allebei in de open grote ruimte (
het hof begrijpt dat verdachte [verdachte] hier – gelet op de bij het verhoor gevoegde situatieschets – heeft bedoeld de hiervoor omschreven ruimte A) en in de kantine zijn geweest. [44] [verdachte] heeft direct na zijn aanhouding aan [verbalisant 6] medegedeeld dat hij op bezoek was geweest bij degene van wie de loods was. [45]
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij en [verdachte] rond 12.00 uur of 12.30 uur bij de loods zijn aangekomen en dat zij de loods daarna niet meer hebben verlaten. Allebei hebben zij verklaard dat de auto de loods is ingereden en daar is geparkeerd. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de loods heeft gezien gedurende de tijd die hij daar was en dat zij er ook nog waren toen de politie kwam. Hij heeft hen in en uit de kantine zien lopen. [46] [47]
Uit het telecomonderzoek is gebleken dat op 19 mei 2019 omstreeks 12.46 uur een mobiele
zendmast die dekking geeft in een gebied waarin de loods zich bevindt, is aangestraald door
een telefoon met een telefoonnummer dat vermoedelijk in gebruik was bij [medeverdachte 3] . Aan dit telefoonnummer was op dat moment een telefoonabonnement gekoppeld dat op de naam en het adres van [medeverdachte 3] stond geregistreerd. [48] , [49]
Uit telecomonderzoek is echter ook gebleken dat een mobiele zendmast die eveneens dekking geeft in een gebied waarin de loods ligt reeds op 19 mei 2019 omstreeks 01.16 uur is aangestraald door een telefoon met een telefoonnummer dat in gebruik was bij [verdachte] . Het betreffende telefoonnummer is in de periode voorafgaand aan 19 mei 2019 gebruikt en was gekoppeld aan een gsm-toestel dat bij [verdachte] is aangetroffen en waarover hij heeft verklaard dat dit van hem was en dat hij daarvan de enige gebruiker was. [50]
Uit telecomonderzoek is verder gebleken dat met een telefoon met het telefoonnummer dat in gebruik was bij [verdachte] op 19 mei 2019 omstreeks 02.49 is gebeld naar het telefoonnummer van het Best Western Hotel Nobis te Asten. [51] Ongeveer 40 mintuten later, omstreeks 03.28 uur, is een mobiele zendmast die dekking geeft in een gebied waarin dit hotel ligt aangestraald door diezelfde telefoon met het telefoonnummer dat in gebruik was bij [verdachte] . [52]
Op datzelfde moment heeft de telefoon met het telefoonnummer dat vermoedelijk bij [medeverdachte 3] in gebruik was ook een mobiele zendmast aangestraald die dekking geeft in een gebied waarin het Best Western Hotel Nobis is gelegen. [53] Ongeveer vier minuten later, omstreeks 03.32 uur, is een zendmast die tevens dekking geeft in een gebied waarin het Best Western Hotel Nobis is gelegen aangestraald door twee telefoons met Spaanse telefoonnummers die vermoedelijk in gebruik waren bij [medeverdachte 1] . Bij hem zijn immers twee telefoons aangetroffen die in Nederland zijn gebruikt met deze twee telefoonnummers. [54]
Voorts is uit onderzoek gebleken dat [medeverdachte 5] in de nacht van 18 op 19 mei 2019 in het Best Western Hotel in Asten in een kamer met nummer 260 heeft verbleven samen met een andere man en een vrouw genaamd [naam betrokkene] , blijkens een zogenaamde walk-in boeking van dat hotel. Blijkens het boekingssysteem van het hotel is het tijdstip van de walk-in boeking van deze kamer op 19 mei 2019 aangemaakt ‘created’ door de nachtportier om 03.21 uur (precies: 03:21:24). [55]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 2] naar Nederland is gekomen, dat hij sinds 17 mei 2019 in Nederland was en dat hij in een hotel heeft verbleven. [56]
Uit onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 4] in de periode voorafgaand aan 19 mei 2019 meerdere keren hotelkamers heeft gereserveerd bij het Fletcher Landhotel Bosrijk te Roermond. [57] Volgens de [getuigen] , beiden werkzaam bij dit hotel, heeft een persoon met de naam [medeverdachte 4] vaker kamers gereserveerd die door anderen werden gebruikt. De gebruikers waren meestal Spaanssprekende mannen die pas erg laat in de nacht bij het hotel arriveerden. [58] Uit telecomonderzoek is daarnaast gebleken dat in de periode van 4 januari tot en met 18 mei 2019 vaker naar dit hotel is gebeld door een telefoon met één van de twee reeds eerder genoemde telefoonnummers die vermoedelijk bij [medeverdachte 4] in gebruik waren. [59] Op 18 februari 2019 is naar ditzelfde hotel gebeld door een telefoon met één van de twee reeds eerder genoemde Spaanse telefoonnummers die vermoedelijk bij [medeverdachte 1] in gebruik waren. [60]
Bewijsoverwegingen
Op grond van de hiervoor gebezigde bewijsmiddelen stelt het hof vast dat op 19 mei 2019 in de loods aan de [adres] te Herkenbosch een productieplaats voor het bewerken van cocaïne is aangetroffen en dat dit bewerkingsproces die dag gaande was. De loods was volgens het LFO immers ingericht om op grote schaal cocaïne te bewerken (versnijden) dan wel om cocaïne terug te winnen uit een dragermateriaal en zowel kort voor als op het moment dat de loods door de politie werd betreden was een sterke chemische lucht in de loods aanwezig, door [verbalisant 5] omschreven als de kenmerkende geur die past bij het bewerken van cocaïne. Daarnaast overweegt het hof dat op diverse plekken in de loods cocaïne is aangetroffen onder omstandigheden die passen bij de vierde stap van het bewerkingsproces. Zo is een groot aantal witte blokken aangetroffen die grotendeels (reeds) voorzien waren van een logo, bevond één blok zich in een magnetron en werd nog vochtige cocaïne in een persmal aangetroffen.
Uit het telecomonderzoek leidt het hof met de rechtbank af dat [medeverdachte 4] zeer waarschijnlijk meermalen hotelkamers heeft gereserveerd voor Spaanstalige personen die deel uitmaakten van een organisatie waarvan hijzelf en zijn medeverdachten ook onderdeel uitmaakten, en dat die personen vermoedelijk werkzaamheden hebben verricht in of met betrekking tot de cocaïnewasserij. De voortvluchtige verdachte [medeverdachte 5] heeft in de nacht van 18 op 19 mei 2019 in het Best Western Hotel in Asten verbleven samen met een andere man en een vrouw (met een ander identiteitsbewijs dan [medeverdachte 2] ) blijkens een zogenaamde walk-in boeking van dat hotel. In het gedeelte van de loods waar cocaïne werd bewerkt is een DNA-spoor aangetroffen dat matcht met deze [medeverdachte 5] . Een aan [medeverdachte 4] toe te schrijven telefoonnummer heeft blijkens het telecomonderzoek op 11 mei 2019 tweemaal en in de nacht van 18 op 19 mei 2019 eenmaal telefonisch contact met een aan [medeverdachte 5] toe te schrijven telefoonnummer gezocht/gehad. Uit de bewijsmiddelen volgt voorts dat [medeverdachte 4] de loods heeft gehuurd en materialen (magnetrons) voor de cocaïnewasserij heeft geregeld. In die loods bevond zich verder een auto, de Outlander, met een verborgen ruimte waarin cocaïne kon worden vervoerd, met op het stuurwiel een DNA-spoor dat matcht met het DNA van [medeverdachte 4] .
Uit het telecomonderzoek leidt het hof met de rechtbank eveneens af dat [verdachte] in de nacht van 18 op 19 mei 2019 vermoedelijk in of nabij de cocaïnewasserij is geweest, dat hij vervolgens het Best Western Hotel Nobis te Asten heeft gebeld waar [medeverdachte 5] een kamer had geboekt en dat hij daarna samen met [medeverdachte 5] en de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] in (de buurt van) dit hotel is samengekomen. Dit tijdstip van samenkomen, bijvoorbeeld door het zich samen naar het hotel begeven, valt immers nagenoeg samen met het moment van registratie van de walk-in boeking op naam van [medeverdachte 5] in dat hotel.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat een aantal verdachten zich daarna op 19 mei 2019 urenlang in de loods heeft begeven. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat [verdachte] en hij die dag omstreeks 12.30 uur bij de loods zijn aangekomen. Dit tijdstip wordt ondersteund door het feit dat een telefoon die vermoedelijk bij [medeverdachte 3] in gebruik was om 12.46 uur een mobiele zendmast heeft aangestraald die dekking geeft in een gebied waarin de loods zich bevindt. Daarnaast acht het hof bewezen dat ook [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] gedurende die periode in de loods zijn geweest. [medeverdachte 2] heeft namelijk verklaard dat [medeverdachte 1] en zij zijn opgehaald door twee personen met een niet-Nederlands uiterlijk in een zwarte vierdeursauto. Zij dacht dat [verdachte] één van deze personen was. [medeverdachte 3] en [verdachte] hebben allebei een licht getinte huidskleur en de auto van [verdachte] is een zwarte Volkswagen Polo met vier deuren. Zij hebben voorts allebei verklaard dat zij de loods na aankomst niet meer hebben verlaten. Bovendien hebben zowel [medeverdachte 3] en [verdachte] enerzijds als [medeverdachte 2] anderzijds verklaard dat de auto waarin zij zaten de loods is ingereden. Tot slot heeft [medeverdachte 3] verklaard dat hij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de gehele periode dat hij in de loods was, heeft gezien.
Op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 3] degenen zijn geweest die [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben opgehaald en naar de loods hebben gebracht.
De politie is omstreeks 18.00 uur bij de loods gearriveerd, waarna omstreeks 18.20 uur de zwarte personenauto met onder andere [verdachte] en [medeverdachte 3] uit de loods is gevlucht en de achtergebleven [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de loods werden aangehouden. Het hof stelt vast dat [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] die dag dus ruim vijf uren in de loods hebben verbleven, terwijl op dat moment cocaïne in die loods werd bewerkt.
Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat ook [medeverdachte 4] op 19 mei 2019 in de loods is geweest op het moment dat [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de loods aanwezig waren. [medeverdachte 2] heeft immers verklaard dat zij hem daar toen heeft gezien en die verklaring vindt bevestiging in de omstandigheid dat één van de telefoonnummers die vermoedelijk in gebruik was bij [medeverdachte 4] een zendmast heeft aangestraald op het moment dat (in elk geval) ook [medeverdachte 3] en [verdachte] in de loods waren en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] er – zoals hiervoor overwogen – dus ook (al) waren. Dat [medeverdachte 4] toen ook in de loods was vindt bovendien bevestiging in de verklaring die [verdachte] direct na zijn aanhouding heeft afgelegd, inhoudende dat hij op bezoek was geweest bij degene van wie de loods was. Het hof begrijpt dat het hier gaat om degene die de loods in gebruik had, zijnde [medeverdachte 4] .
In de loods is in totaal ruim 15 kilogram cocaïne aangetroffen. Het is naar het oordeel van het hof een feit van algemene bekendheid dat een dergelijke hoeveelheid cocaïne een grote geldwaarde vertegenwoordigt en dat bij het bewerkingsproces (de cocaïnewasserij) meerdere mensen betrokken zijn die er alles aan zullen doen om dit proces aan het zicht van de buitenwereld te onttrekken. Gelet op de grote risico’s die met het bekend worden van de productieplaats gepaard gaan, moeten – buiten de betrokkenen – immers zo min mogelijk mensen op de hoogte zijn van wat er in de loods plaatsvindt. Naar het oordeel van het hof is een loods waarin een dergelijk proces plaatsvindt dan ook bij uitstek een plek waar geen willekeurige (onwetende) personen worden toegelaten die daar vervolgens langere tijd uitsluitend verblijven maar verder part noch deel aan het productieproces hebben, maar enkel personen die daarbij een wezenlijke rol vervullen en te vertrouwen zijn.
Daarnaast stelt het hof vast dat de cocaïne en de chemicaliën/goederen die bij het bewerkingsproces werden gebruikt over de gehele loods verspreid aanwezig waren en veelal open en bloot in het zicht lagen. Zo lagen er blokken cocaïne op de salontafel in de kantine, in een deels open droogkast, in een magnetron en in een persmal en bevonden de bewerkingsruimte (vol met daarvoor bestemde goederen) en droogkast zich in de open ruimte van de loods. Daarnaast hing in de loods een zodanige chemische lucht dat die lucht door een openstaande deur van buitenaf kon worden geroken.
Voorts stelt het hof vast dat toen de politie arriveerde (en zich kenbaar maakte), geen van de (aanwezige) verdachten de deur opende en de politie toegang gaf of anderszins gehoor gaf aan de oproepen van de politie dan wel de politie te woord stond, hetgeen er op duidt dat zij iets te verbergen hadden. Integendeel, [verdachte] , [medeverdachte 3] en in ieder geval één andere persoon zijn bij het horen van de politie direct op hoge snelheid met de auto weggevlucht. De auto hebben zij vervolgens even verderop achtergelaten, waarna zij te voet door een open veld hun vlucht hebben vervolgd. Een dergelijke reactie past naar het oordeel van het hof bij betrokkenheid bij het tenlastegelegde.
Nu de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, naar het oordeel van het hof op zichzelf genomen redengevend zijn voor het bewijs van het tenlastegelegde medeplegen van het bewerken van cocaïne, mag van de verdachte verlangd worden dat hij een die redengevendheid ontzenuwende verklaring geeft.
[verdachte] heeft diverse verklaringen afgelegd over de reden waarom hij op 19 mei 2019 in de loods te Herkenbosch aanwezig was. Net na zijn aanhouding verklaarde hij dat hij op bezoek was bij de man van wie de loods was. Ter zitting in eerste aanleg heeft hij dat ontkend en heeft hij verklaard dat hij die middag een afspraak had met iemand in de loods die daar echter, in strijd met zijn verwachting, niet aanwezig was. Vervolgens zou hij op deze persoon zijn blijven wachten. Het hof is van oordeel dat deze verklaring niet verifieerbaar is, omdat [verdachte] daarvoor geen controleerbare feiten of omstandigheden heeft aangedragen. Zo heeft hij bijvoorbeeld niet willen verklaren hoe laat hij een afspraak had in de loods, met wie hij daar had afgesproken en waarom hij daar had afgesproken.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft [verdachte] verklaard dat niet hij, maar [medeverdachte 3] een afspraak met iemand in de loods had, teneinde betaald te krijgen voor afgeleverde doosjes uit de smartshop van [medeverdachte 3] , en dat [verdachte] hem op diens verzoek met zijn auto naar de loods heeft gebracht. Deze verklaring vindt geen steun in de verklaringen van [medeverdachte 3] .
Ook voor de verkeersbewegingen van het aan [verdachte] te linken telefoonnummer in de nacht van 18 op 19 mei 2019 heeft hij wisselende verklaringen gegeven. In eerste instantie heeft [verdachte] verklaard dat hij in de nacht van 18 op 19 mei 2019 tot laat thuis televisie heeft gekeken met [medeverdachte 3] en hun vriendinnen en dat hij daarna lang heeft geslapen voordat hij in de middag naar de loods ging. Nadat [verdachte] door de politie met de telefoongegevens werd geconfronteerd, heeft hij verklaard dat hij en [medeverdachte 3] in de nacht van 18 tot 19 mei 2019 met de auto hebben rondgereden. Ook heeft [verdachte] tijdens zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij kort voor 19 mei 2019 twee keer eerder in de loods is geweest: de eerste keer om te chillen op een avond toen er muziek was en de tweede keer dat hij daar was, kort voor 19 mei 2019, werd de rolpoort geverfd.
Ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 30 september 2024 heeft [verdachte] verklaard dat hij in de nacht van 18 op 19 mei 2019 met [medeverdachte 3] met de auto op pad is geweest, omdat [medeverdachte 3] tegen betaling doosjes uit de smartshop van [medeverdachte 3] moest afleveren aan iemand. [verdachte] is toen op verzoek van [medeverdachte 3] rond middernacht naar Roermond gereden, net voor Herkenbosch, en op een parkeerplaats bij een Subway restaurant gestopt. Dat restaurant zou liggen nabij de penitentiaire inrichting van Roermond. [verdachte] weet niet wie [medeverdachte 3] daar heeft getroffen, maar [medeverdachte 3] is daar met de doosjes uitgestapt en naar een andere auto gelopen. Daar zou aldus de ontmoeting met de afnemer hebben plaatsgevonden, maar [medeverdachte 3] kreeg niet betaald. [verdachte] verklaarde dat hij daarom die nacht van 19 mei 2019 verder met [medeverdachte 3] op pad is gegaan. Zij zijn vanuit Venlo de snelweg opgereden en bij Asten de snelweg afgereden en zij reden toen direct naar een tankstation in Asten. Het was inmiddels 03.00-04.00 uur. [verdachte] kocht eten bij het tankstation en [medeverdachte 3] zou aldaar worden betaald. [medeverdachte 3] werd evenwel niet betaald die nacht waarop zij naar de woning van [verdachte] zijn gereden, alwaar zij rond 04.00 uur aankwamen. Nadat zij hadden gegeten en gedronken, zijn zij gaan slapen. Desgevraagd, hoe het kan dat met het telefoonnummer van [verdachte] eerdergenoemd hotel in Asten is gebeld die nacht, heeft [verdachte] verklaard dat [medeverdachte 3] zijn telefoon heeft geleend om te bellen. Zij zaten ten slotte samen in de auto die nacht. Op 19 mei 2019 maakte [medeverdachte 3] verdachte [verdachte] wakker en vertelde hem dat hij, [medeverdachte 3] , betaald zou krijgen. Verdachte [verdachte] reed hem naar hetzelfde tankstation in Asten als de nacht ervoor en daar zou [medeverdachte 3] het geld krijgen. Terwijl zij onderweg waren naar Asten, werd [medeverdachte 3] halverwege gebeld en werd hem verteld ‘ik ben in Roermond, niet in Asten’. Ook werd [medeverdachte 3] gevraagd twee personen op te halen bij het Best Western hotel in Asten. [medeverdachte 3] is het hotel binnengegaan en [verdachte] heeft buiten in de auto gewacht. Zij hebben toen een man en een vrouw opgehaald. Deze vrouw, [medeverdachte 2] , en man, [medeverdachte 1] , zijn toen ook ingestapt en samen zijn zij toen naar Roermond gereden. Eerst zijn zij weer bij hetzelfde Subway restaurant in Roermond geweest. Daar is nog eten en drinken gekocht. Toen werd [medeverdachte 3] weer gebeld en zei die persoon tegen [medeverdachte 3] ‘dit is het adres, rijd daarheen, daar die man en vrouw afzetten en daar krijg je je geld’. Verdachte [verdachte] heeft hen vieren vervolgens naar de loods gereden, alwaar [medeverdachte 3] betaald zou krijgen. Verdachte [verdachte] heeft de auto naar binnengereden, maar heeft zich verder niet door de loods begeven, maar heeft eigenlijk de hele tijd alleen in de auto zitten wachten totdat de politie kwam en hij in paniek met anderen in zijn auto de loods heeft verlaten. Hij mocht de auto niet verlaten en moest daar wachten totdat [medeverdachte 3] betaald werd. Desgevraagd herkende de verdachte de geur in de loods als die in de nagelstudio van zijn vriendin en zocht hij daar verder niets achter. Totdat de politie kwam, was hem verder niets opgevallen in de loods, waar hij die middag voor het eerst kwam. Dat hij al eerder in die loods zou zijn geweest, klopt niet. Dat had hij louter verklaard op basis van hetgeen hij tot dan in het dossier had gelezen, in de hoop dat dat hem zou ontlasten, omdat hij niets met het tenlastegelegde te maken heeft. Voorts heeft [verdachte] verklaard dat zijn telefoon vaker in het dekkingsgebied van de loods kan hebben aangestraald, omdat hij vrienden in Roermond heeft bezocht en hij regelmatig op een nabij de loods gelegen camping kwam vanwege een affaire.
Het hof overweegt dat [verdachte] ter terechtzitting in hoger beroep op 30 september 2024 een andersluidende verklaring heeft afgelegd dan eerder bij de politie en ter terechtzitting in eerste aanleg. Hoewel de verklaring van 30 september 2024, zoals de raadsman heeft gesteld, verankering zou kunnen vinden in de zendmastgegevens van het telefoonnummer van [verdachte] en daarmee die zendmastgegevens zouden kunnen worden verklaard, vindt die verklaring van [verdachte] geen steun in enig ander objectief gegeven in het dossier. Het hof is, mede gelet op de eerdere andersluidende verklaringen van verdachte [verdachte] en met name ook het late tijdstip waarop deze laatste bij de zendmastgegevens aansluitende verklaring door de verdachte is afgelegd, derhalve van oordeel dat geen sprake is van een begin van aannemelijkheid dat deze laatste verklaring van [verdachte] op waarheid berust. Dat verdachte [verdachte] die zondagmiddag louter bij toeval – en voor het eerst – in deze cocaïne wasserij samen met de overige betrokken personen verzeild is geraakt als gevolg van een [medeverdachte 3] bewezen vriendendienst, acht het hof in het licht van de bewijsmiddelen als voormeld dan ook volstrekt ongeloofwaardig.
Aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van [verdachte] doet bovendien nog af dat hij, zoals hij zowel ter terechtzitting in eerste aanleg als in hoger beroep heeft gesteld, de hele tijd dat hij in de loods aanwezig was in zijn auto zou zijn blijven zitten. Dat [verdachte] gedurende vijf uur in zijn auto op iemand (degene met wie hij zelf een afspraak had dan wel – zoals hij ter terechtzitting in hoger beroep op 30 september 2024 heeft verklaard – op [medeverdachte 3] ) heeft moeten zitten wachten zonder deze auto te verlaten, terwijl bovendien open en bloot in de loods cocaïne werd bewerkt, de daarmee gepaard gaande sterke geur niet door hem kon worden gemist en dat terwijl zijn metgezel [medeverdachte 3] wel elders in de loods aanwezig mocht zijn, acht het hof geenszins aannemelijk.
Het hof is dan ook van oordeel dat [verdachte] geen redelijke, de vorenbedoelde redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft gegeven voor zijn urenlange aanwezigheid in de productielocatie. De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, rechtvaardigen derhalve geen andere conclusie dan dat sprake was van een gezamenlijke uitvoering van het bewerken van cocaïne door een groep personen, bestaande uit in elk geval [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [verdachte] .
Op grond van het voorgaande is het hof voorts, ander dan de verdediging, van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] is komen vast te staan.
Resumerend acht het hof, op grond van het hiervoor overwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, op de wijze zoals bewezen is verklaard.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Verzoek van de verdediging
De verdachte heeft, zoals hiervoor reeds benoemd, ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 30 september 2024 verklaard dat hij een affaire met een andere vrouw heeft gehad en dat zij elkaar destijds zagen op een camping gelegen nabij de loods in Herkenbosch, hetgeen de zendmastgegevens van zijn telefoon kan verklaren. Verdachte [verdachte] heeft naar voren gebracht dat hij al eerder over deze affaire op de camping heeft verklaard, te weten tijdens zijn verhoor als getuige in de strafzaak tegen medeverdachte [medeverdachte 4] . Dit getuigenverhoor heeft de verdachte heimelijk opgenomen, maar ter terechtzitting in hoger beroep had hij de betreffende opname niet voorhanden.
De verdediging heeft ter onderbouwing van de geloofwaardigheid van de verklaring van de verdachte, het hof verzocht alsnog de door [verdachte] gemaakte opname van het getuigenverhoor te beluisteren.
Het hof acht het beluisteren van de geluidsopname niet noodzakelijk voor enige in het kader van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering te nemen beslissing. Daarmee zou louter worden bevestigd dat de verdachte hierover al eens eerder zou hebben verklaard, terwijl daarmee nog niet zou komen vast te staan dat de zendmastgegevens daadwerkelijk aan enig verblijf op een camping te linken zijn geweest. Overigens is door de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep opgemerkt dat uit het van dat getuigenverhoor opgemaakte proces-verbaal, waarover de advocaat-generaal beschikt, niet blijkt dat de verdachte tijdens dat verhoor een dergelijke verklaring heeft afgelegd.
Het verzoek wordt derhalve bij gebrek aan de noodzaak tot het beluisteren van die opname afgewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk bewerken van een grote hoeveelheid cocaïne. Het is algemeen bekend dat het gebruik van cocaïne schadelijk is voor de gezondheid van de gebruikers daarvan. Bovendien gaan overtredingen van de Opiumwet vaak gepaard met andere vormen van zware criminaliteit. Daarnaast wordt het chemisch afval dat ontstaat bij de bewerking veelal illegaal gedumpt, hetgeen zeer schadelijk is voor het milieu. Voorts wijst het hof op de vele risico’s die gepaard gaan met het opslaan en bewerken van diverse benodigde chemicaliën, zoals brand- en ontploffingsgevaar en het vrijkomen van giftige stoffen. Kennelijk heeft de verdachte deze gevaren op de koop toegenomen, althans heeft hij zich daardoor niet laten weerhouden. De verdachte heeft zich beziggehouden met deze illegale activiteiten kennelijk om extra inkomsten te verwerven, zonder rekening te houden met de negatieve effecten voor anderen en de samenleving. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en in verband met een juiste normhandhaving, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Voor wat betreft de hoogte van de gevangenisstraf heeft het hof gelet op de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als indicatie voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid, ten aanzien van het bewerken van harddrugs. De LOVS-oriëntatiepunten hanteren voor overtreding van artikel 2, onder B, van de Opiumwet bij een hoeveelheid harddrugs tussen de 10 en 20 kilo een gevangenisstraf van 40 maanden, die wordt verhoogd tot 50 maanden bij een georganiseerd verband. Van dat laatste is naar het oordeel van het hof in het onderhavige geval sprake. Het hof ziet geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken, ook niet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
In dat kader is ter terechtzitting in hoger beroep door de verdediging naar voren gebracht dat de verdachte een dubbele hernia in de onderrug, een nekhernia en een aantal scheve wervels heeft opgelopen tijdens het vervoer van het politiebureau te Venlo naar de Penitentiaire Inrichting te Grave, dat deze klachten hem in zijn dagelijks leven beperken, dat hij zich desondanks niet wil laten afkeuren en dat hij na zijn voorarrest zowel in loondienst heeft gewerkt als een eigen bedrijf heeft opgestart. Wanneer de fysieke gezondheid van de verdachte hem belet te werken, steunt zijn familie hem financieel.
Ten slotte blijkt uit het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie
d.d. 2 augustus 2024 dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten.
Alles afwegende, acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 50 maanden, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest, passend en geboden.
Redelijke termijn
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling en afdoening van zijn strafzaak binnen een redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
Het hof stelt in de onderhavige zaak vast dat de redelijke termijn in hoger beroep fors is overschreden. Immers, namens de verdachte is op 13 juli 2020 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof op 14 oktober 2024 – en derhalve niet binnen twee jaren na het instellen van het hoger beroep – arrest wijst. De redelijke termijn in hoger beroep is daarmee met 2 jaren en 3 maanden overschreden. Hoewel deze overschrijding gedeeltelijk is te wijten aan de verdediging, acht het hof geen bijzondere omstandigheden aanwezig die een overschrijding van deze duur rechtvaardigen. Zonder schending van de redelijke termijn zou, zoals hiervoor overwogen, naar het oordeel van het hof een gevangenisstraf voor de duur van 50 maanden, met aftrek van voorarrest, passend zijn geweest. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal worden volstaan met oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 45 maanden, met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
Het hof zal, anders dan de rechtbank in eerste aanleg heeft beslist en de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep heeft gevorderd – de teruggave aan de verdachte gelasten van het onder hem inbeslaggenomen geldbedrag van € 495,00. Het hof is van oordeel dat geen duidelijk verband tussen het geld en het bewezenverklaarde feit is komen vast te staan en dat het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van dit geld aan de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
45 (vijfenveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een geldbedrag van € 495,00.
Aldus gewezen door:
mr. Y.G.M. Baaijens-van Geloven, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. N.I.B.M. Buljevic, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.S. Willems Ettori-Oort, griffier,
en op 14 oktober 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Baaijens-van Geloven is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt – tenzij anders vermeld – gedoeld op
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 mei 2019, dossierpagina’s 386-387.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 mei 2019, dossierpagina 391.
4.Proces-verbaal aanhouding d.d. 19 mei 2019, dossierpagina 272.
5.Proces-verbaal aanhouding d.d. 19 mei 2019, dossierpagina 146.
6.Schriftelijk bescheid, zijnde een kopie Uruguayaans paspoort, dossierpagina 159, dat blijkens het inleidend relaas proces-verbaal door de raadsman van [medeverdachte 2] in origineel aan de politie is getoond, waarna deze kopie is gemaakt, dossierpagina 8.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 mei 2019, dossierpagina’s 388-389.
8.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] d.d. 20 juni 2019, dossierpagina 240.
9.De eigen waarneming van het hof van de in kleur afgebeelde portretfoto in de ID Staat van de verdachte [verdachte] op dossierpagina 60 en de eigen waarneming van het hof van de in kleur afgebeelde portretfoto in de ID Staat van [medeverdachte 3] op dossierpagina 222.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 mei 2019, dossierpagina 394.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 mei 2019, dossierpagina 395.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 20 mei 2019, dossierpagina’s 230-231, en proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 20 juni 2019, dossierpagina’s 238 en 244.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 4 september 2019, dossierpagina’s 101-103, 104 en 107-108.
14.Eigen waarneming van het hof van de foto’s op dossierpagina’s 114 en 326.
15.Proces-verbaal van bevindingen ondersteuning LFO d.d. 21 mei 2019, dossierpagina’s 599-602, en de daarbij behorende schriftelijke bescheiden, te weten foto’s 25 tot en met 28 van de fotomap van het LFO, dossierpagina’s 616-617.
16.Proces-verbaal LFO d.d. 11 november 2019, dossierpagina’s 620-630.
17.Het NFI-rapport identificatie van veelvoorkomende drugs d.d. 27 mei 2019, dossierpagina’s 618-619.
18.Proces-verbaal van bevindingen ondersteuning LFO d.d. 11 november 2019, dossierpagina 630.
19.Het proces-verbaal van bevindingen ondersteuning LFO d.d. 11 november 2019, dossierpagina’s 620-630.
20.Het proces-verbaal van bevindingen kassabonnen d.d. 6 juni 2019, dossierpagina 560 en de foto van de bonnetjes, dossierpagina 576.
21.Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden Mediamarkt d.d. 4 juni 2019, dossierpagina’s 434-438 en de eigen waarneming van het hof van de onderste en bovenste foto op dossierpagina 435 en de bovenste foto op dossierpagina 436.
22.Proces-verbaal forensisch onderzoek d.d. 16 juni 2019, dossierpagina’s 450, 451 en 456.
23.NFI-rapport d.d. 25 juli 2019 ‘DNA-onderzoek naar aanleiding van een overtreding van de Opiumwet in Herkenbosch op 19 mei 2019’, dossierpagina’s 496-497.
24.Proces-verbaal forensisch onderzoek d.d. 16 juni 2019, dossierpagina’s 451 en 454.
25.NFI-rapport d.d. 17 juli 2019 ‘DNA-onderzoek naar aanleiding van een maatwerkonderzoek gepleegd in Herkenbosch op 19 mei 2019’, dossierpagina’s 492-493.
26.NFI-rapport d.d. 9 oktober 2019 ‘DNA-onderzoek naar aanleiding van een overtreding van de Opiumwet in Herkenbosch op 19 mei 2019’, dossierpagina’s 507-508.
27.Proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf ( [adres] Herkenbosch) d.d. 16 juni 2019, dossierpagina 451.
28.NFI-rapport d.d. 17 juli 2019 ‘DNA-onderzoek naar aanleiding van een maatwerkonderzoek gepleegd in Herkenbosch d.d. 19 mei 2019’, dossierpagina’s 492-493.
29.Proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf ( [adres] Herkenbosch) d.d. 16 juni 2019, dossierpagina 451, in onderlinge samenhang bezien met het schriftelijke bescheid, zijnde een door het NFI opgesteld rapport DNA onderzoek naar aanleiding van een maatwerkonderzoek gepleegd in Herkenbosch op 19 mei 2019 d.d. 17 juli 2019, tabel 1 op dossierpagina 493, het schriftelijk bescheid, zijnde een brief met als onderwerp ‘Match met buitenlands DNA-profiel’ d.d. 19 juli 2019, dossierpagina 514, en het schriftelijk bescheid, zijnde een ambtsbericht met als onderwerp ‘Antwoord op het verzoek om informatie van de Nederlandse autoriteiten in het EOB nr. 147/2019 ’, dossierpagina 533.
30.Proces-verbaal van bevindingen doorzoeking [adres] Herkenbosch d.d. 20 mei 2019, dossierpagina’s 543-544.
31.Proces-verbaal forensisch onderzoek mogelijk ontvreemd voertuig d.d. 30 mei 2019, dossierpagina’s 470-471.
32.NFI-rapport d.d. 22 november 2019 ‘DNA-onderzoek naar aanleiding van een overtreding van de Opiumwet in Herkenbosch op 19 mei 2019’, dossierpagina’s 510-511.
33.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 juni 2019, dossierpagina 645.
34.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Mitsubishi Outlander d.d. 18 juni 2019, dossierpagina’s 643-644.
35.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] d.d. 20 mei 2019, dossierpagina’s 166-169.
36.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 1 november 2019, dossierpagina’s 202 en 205.
37.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 2 augustus 2019, dossierpagina 194.
38.Proces-verbaal van bevindingen Samsung en ringen n.a.v. verklaring [medeverdachte 2] d.d. 4 augustus 2019, dossierpagina’s 674-677.
39.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 mei 2019, dossierpagina 409.
40.Proces-verbaal telecom cocaïnewasserij d.d. 23 september 2019, dossierpagina’s 691-695.
41.Een geschrift, te weten een overzicht registraties contacten Cell ID’s PD Herkenbosch, dossierpagina’s 735-736.
42.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 mei 2019, dossierpagina’s 409-410.
43.Een schriftelijk bescheid, te weten een foto van een factuur van [bedrijfsnaam] aan Klussenbedrijf [medeverdachte 4] d.d. 1 februari 2019, dossierpagina 411.
44.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 4 september 2019, dossierpagina’s 103 tot en met 106.
45.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 mei 2019, dossierpagina 395.
46.Proces-verbaal van verhoor verdachte T. [medeverdachte 3] d.d. 20 juni 2019, dossierpagina’s 239-244 en dossierpagina 246.
47.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 4 september 2019, dossierpagina’s 103 tot en met 106.
48.Proces-verbaal telecom cocaïne wasserij d.d. 23 september 2019, dossierpagina 693 en dossierpagina 700.
49.Een geschrift, te weten een overzicht registraties contacten Cell ID’s PD Herkenbosch, dossierpagina 736.
50.Proces-verbaal telecom cocaïne wasserij d.d. 23 september 2019, dossierpagina 693 en dossierpagina 698 en de bij dat proces-verbaal behorende bijlage 4, betreffende een schriftelijk bescheid behelzende een overzicht van de registraties van telefonische contacten terwijl de gebruiker (
51.Proces-verbaal telecom cocaïne wasserij d.d. 23 september 2019, dossierpagina 693 en dossierpagina 698, in onderlinge samenhang bezien met het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 4 september 2019, dossierpagina 102.
52.Proces-verbaal telecom cocaïne wasserij d.d. 23 september 2019, dossierpagina 693 en dossierpagina 698, in onderlinge samenhang bezien met het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 4 september 2019, dossierpagina 102.
53.Proces-verbaal telecom cocaïne wasserij d.d. 23 september 2019, dossierpagina 693, dossierpagina 698 en dossierpagina 699.
54.Proces-verbaal telecom cocaïne wasserij d.d. 23 september 2019, dossierpagina 692 en dossierpagina 699.
55.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 oktober 2019, dossierpagina 817, dossierpagina 818 (waaronder een tabel) en de tabel op dossierpagina 829, in onderlinge samenhang bezien met de eigen waarneming van het hof van de foto’s die zich op dossierpagina’s 833 en 834 bevinden.
56.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 20 mei 2019, dossierpagina’s 289 en 290.
57.Proces-verbaal bevindingen d.d. 16 september 2019, de tabel op de dossierpagina’s 781 en 782.
58.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] d.d. 17 september 2019, dossierpagina’s 807 en 808, in onderlinge samenhang bezien met het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] d.d. 17 september 2019, dossierpagina’s 812 en 813.
59.Proces-verbaal telecom cocaïne wasserij d.d. 23 september 2019, dossierpagina 691, dossierpagina 694 en dossierpagina 695.
60.Proces-verbaal telecom cocaïne wasserij d.d. 23 september 2019, dossierpagina 692, dossierpagina 694 en dossierpagina 695.