In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een verzoek tot opheffing van een bewind. De rechthebbende, die in hoger beroep ging, stelde dat de grond voor het bewind niet meer aanwezig was. Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg van 14 december 2023, waarin het verzoek van de rechthebbende om het bewind op te heffen was afgewezen. De rechthebbende had in eerste aanleg verzocht om opheffing van het bewind, dat was ingesteld vanwege haar verslavingsproblematiek en de daaruit voortvloeiende financiële problemen. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep op 5 september 2024, was de rechthebbende niet aanwezig, ondanks dat zij behoorlijk was opgeroepen. Het hof heeft kennisgenomen van de stukken en de argumenten van de rechthebbende, maar oordeelt dat zij niet voldoende heeft aangetoond dat de redenen voor het bewind zijn komen te vervallen. Het hof concludeert dat de rechthebbende nog steeds niet in staat is om haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, en bevestigt de beslissing van de rechtbank. De kosten van het bewind zijn geen reden om het bewind op te heffen, aangezien de noodzaak voor het bewind nog steeds aanwezig is.