Uitspraak
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) dagen.
teruggaveaan de verdachte van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1955, werd beschuldigd van witwassen. De rechtbank had eerder de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden en verbeurdverklaring van een geldbedrag van € 46.765,00 en 10 Britse ponden. De verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 160 dagen. Het hof oordeelde dat de verdachte op 22 maart 2020 een geldbedrag van € 131.055,00 en 13.105,00 Britse ponden voorhanden had, terwijl zij wist dat dit geld afkomstig was uit een misdrijf. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet in staat was om een verifieerbare verklaring te geven over de herkomst van het geld, en dat er geen direct verband kon worden gelegd tussen het geld en een specifiek misdrijf. De verdachte werd ook verantwoordelijk gehouden voor de aanwezigheid van grote contante bedragen in haar woning, die door haar zoon waren gebracht. Het hof heeft de verbeurdverklaring van in beslag genomen geldbedragen bevestigd en de teruggave van een bedrag van 14.160.000,00 Iraanse rial gelast, aangezien dit bedrag niet aan de verdachte was ten laste gelegd. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.