ECLI:NL:GHSHE:2024:3150
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van het vonnis in een ontnemingszaak met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze ontnemingszaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 oktober 2024 het vonnis waarvan beroep bevestigd. De zaak betreft een vordering tot oplegging van de maatregel tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank Oost-Brabant had eerder op 22 december 2022 het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 31.149,00 en dit bedrag hoofdelijk opgelegd aan de betrokkene. De verdediging heeft in hoger beroep betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden vanwege schending van het gelijkheidsbeginsel, omdat aan een medeverdachte een transactievoorstel was gedaan, terwijl tegen de verdachte en andere medeverdachten wel vervolging was ingesteld.
Het hof heeft echter geoordeeld dat de beslissing van het Openbaar Ministerie om de verdachte en medeverdachten te vervolgen niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Het hof heeft vastgesteld dat de omstandigheden van de verschillende verdachten niet gelijkluidend zijn en dat de officier van justitie op basis van de beschikbare informatie in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot vervolging. De verdediging heeft ook betoogd dat de berekening van het ontnemingsvoordeel onjuist was, maar het hof heeft deze argumenten verworpen en zich verenigd met het eerdere vonnis. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal om het vonnis te bevestigen, toegewezen en de zaak afgesloten met de bevestiging van het vonnis waarvan beroep.