2.10.Daarbij neemt de rechtbank in overweging mee dat de deskundige geen melding
heeft gemaakt dat zij betwijfelt of de mondmaskers wel door [appellante] zijn geleverd en ook overigens niet op voorhand duidelijk is dat de geteste mondmaskers niet door [appellante] zijn
geleverd. Op de om-dozen staat ‘DMC Medikal’ en op de verpakkingen van de
mondmaskers ‘Medi Mask Cerrahi Maske’ en ‘DMC Medikal’. DMC Medikal betreft de
leverancier van mondmaskers. Dit komt overeen met hetgeen geleverd zou moeten zijn.”
6.4.3.Grief 1 is tegen de overwegingen 2.8 en 2.9 gericht. In de toelichting op grief 1 betoogt [appellante], samengevat, het volgende.
Onmiddellijk nadat de directeur van [appellante] op 2 november 2022 voor het bijwonen van de bemonstering aankwam in het magazijn van Veka Medikal, heeft hij aan de onderzoekers van KIWA gezegd dat deze batch niet door [appellante] was geleverd. Het was voor [appellante] niet mogelijk om dit eerder te melden, omdat [appellante] pas op 2 november 2022 zag dat Solmed, althans Veka Medikal, mondmaskers wilde laten testen door Kiwa die niet door [appellante] waren geleverd. De onderzoekers van Kiwa deelden vervolgens mee:
- dat zij slechts de opdracht hadden om de mondmaskers die in het magazijn stonden, te testen;
- dat zij zorgvuldig in hun rapport zouden opschrijven hoe zij de mondmaskers aantroffen;
- dat zij niet in hun rapport wilden opnemen dat de mondmaskers niet door [appellante] waren geleverd.
De onderzoekers hebben op verzoek van de advocaat en directeur van [appellante] wel foto’s genomen van (onder meer) de etiketten op de pallets.
Kiwa was niet bereid haar deskundigenbericht in enige mate te wijzigen. Kiwa was zelfs niet bereid om de onjuiste spelling van namen van aanwezigen te corrigeren.
6.4.4.Het hof constateert dat Solmed deze door [appellante] beschreven gang van zaken bij de monstername, niet heeft betwist. Het hof zal deze gang van zaken daarom op de voet van artikel 149 lid 1 Rv als vaststaand aannemen. Het hof neemt hier ook bij in aanmerking dat uit het Audit Report en het Test Report niet blijkt dat Kiwa een concept van haar rapport(en) aan partijen heeft toegezonden en partijen de gelegenheid heeft gegeven om daarover bij Kiwa opmerkingen te maken en verzoeken te doen. Dit was wel aan Kiwa opgedragen in onderdeel 3.11 van het tussenvonnis van 13 april 2022. Ook is in onderdeel 3.8 van dat vonnis aan Kiwa opgedragen om kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken. In onderdeel 5.3.1. van die Leidraad staat onder meer het volgende:
“Partijen hebben er volgens de wet recht op bij uw onderzoek opmerkingen en verzoeken aan u te doen toekomen. U behoort in het deskundigenbericht te vermelden dat u aan partijen hiertoe gelegenheid heeft gegeven. Als van de gelegenheid gebruik is gemaakt, behoort u de inhoud van de opmerkingen en verzoeken in het deskundigenbericht te vermelden. Deze wettelijke eisen hangen samen met het beginsel van hoor en wederhoor. Worden deze eisen niet nageleefd, dan kan dat negatieve gevolgen hebben voor de bruikbaarheid van het deskundigenbericht in het vervolg van de zaak.”
Uit het rapport (de rapporten) van Kiwa blijkt niet dat Kiwa deze instructie heeft opgevolgd. Het hof ziet al met al geen aanleiding om ambtshalve te twijfelen aan de stellingen van [appellante] die hiervoor in rov. 6.4.3 zijn weergegeven en die in het geheel niet zijn bestreden door Solmed.
6.4.5.Het hof komt op grond van die gang van zaken tot het oordeel dat [appellante] haar standpunt, dat Kiwa in 2022 mondmaskers heeft onderzocht die niet door [appellante] zijn geleverd, tijdig naar voren heeft gebracht: namelijk direct nadat zij stuitte op feiten die haar voor dat standpunt aanleiding gaven. Ook in de procedure bij de rechtbank heeft [appellante] haar standpunt op het eerst mogelijke moment naar voren gebracht, namelijk in haar antwoordconclusie na deskundigenbericht. Grief 1 is dus terecht voorgedragen. De rechtbank had dit standpunt van [appellante] niet terzijde mogen laten op grond van het oordeel dat het standpunt te laat naar voren was gebracht.
6.4.6.Ten overvloede overweegt het hof nog het volgende. Het staat [appellante] vrij om in hoger beroep eventuele fouten uit haar procesvoering bij de rechtbank te herstellen. Ook om die reden moet het betreffende verweer van [appellante] in hoger beroep aan de orde komen.
Over grief 2: Zijn de door Kiwa in december 2022 onderzochte mondmaskers afkomstig uit de partij mondmaskers die [appellante] in april/mei 2020 aan Solmed heeft geleverd?
6.5.1.Omdat grief 1 terecht is voorgedragen, moet het hof nader onderzoeken of de door door Kiwa in december 2022 onderzochte mondmaskers afkomstig zijn uit de partij mondmaskers die [appellante] in april/mei 2020 aan Solmed heeft geleverd. [appellante] heeft dit uitdrukkelijk betwist in haar antwoordconclusie na deskundigenbericht en in de toelichting op grief 2. Die grief is gelet op haar strekking mede gericht tegen de hiervoor in rov. 6.4.2 geciteerde overweging 2.10 uit het beroepen vonnis.
6.5.2.Het hof stelt naar aanleiding van die grief het volgende voorop. Omdat Solmed zich in dit geding beroept op de rechtsgevolgen van haar stelling dat de door [appellante] aan Solmed geleverde mondmaskers niet voldoen aan de daaraan te stellen eisen, draagt Solmed de bewijslast van die stelling. Dit volgt uit de in artikel 150 Rv neergelegde hoofdregel van bewijslastverdeling.
6.5.3.Tot de bewijslast van Solmed behoort ook de Solmed impliciet gestelde, door de rechtbank aangenomen maar door [appellante] betwiste omstandigheid dat de door Kiwa in opdracht van de rechtbank in 2022 geteste mondmaskers afkomstig zijn uit de partij mondmaskers die [appellante] in april/mei 2020 aan Solmed heeft geleverd. Het ligt dus niet op de weg van [appellante] om te bewijzen dat de door Kiwa in december 2022 onderzochte mondmaskers niet afkomstig zijn uit de partij mondmaskers die [appellante] in april/mei 2020 aan Solmed heeft geleverd. [appellante] hoeft slechts de impliciete stelling van Solmed, dat dit wel het geval is, gemotiveerd te betwisten. Het is dan aan Solmed om aannemelijk te maken dat die gemotiveerde betwisting ongegrond is, en zo nodig te bewijzen dat de door Kiwa in opdracht van de rechtbank in 2022 geteste mondmaskers afkomstig zijn uit de partij mondmaskers die [appellante] in april/mei 2020 aan Solmed heeft geleverd.
6.5.4.[appellante] heeft haar betwisting van de stelling van Solmed, dat de door Kiwa in 2022 geteste mondmaskers afkomstig zijn uit de partij mondmaskers die [appellante] in april/mei 2020 aan Solmed heeft geleverd, onder meer onderbouwd met de feitelijke stellingen die het hof hiervoor in rov. 6.4.1 heeft weergegeven. Het hof constateert dat Solmed niets tegen die feitelijke stellingen heeft ingebracht. Het is niet aan het hof om op dit punt de feitelijke grondslag van de stellingen van Solmed aan te vullen. Het hof constateert voorts dat overweging 2.10 uit het beroepen vonnis (hiervoor geciteerd in rov. 6.4.2.) niet overtuigend voorkomt. Op bladzijde 9 van het Test Report van augustus 2020, ter zake mondmaskers die volgens Kiwa wèl aan normen voldeden, is immers evenzeer vermeld dat dit mondmaskers van DMC Medikal betrof: de leverancier van [appellante].
6.5.5.Mede omdat Solmed tegenover de in rov. 6.4.1 weergegeven feitelijke argumenten van [appellante] in het geheel niets ingebracht en daarvoor ook geen enkele verklaring heeft gegeven, bestaat in dit geding onvoldoende zekerheid over de vraag of de mondmaskers die Kiwa in 2022 heeft onderzocht, afkomstig zijn uit de partij mondmaskers die [appellante] in 2020 aan Solmed heeft geleverd. Omdat dit niet vast staat, staat evenmin vast dat [appellante] mondmaskers heeft geleverd die niet aan de overeengekomen normen voldeden.
6.5.6.Het ligt dus op de weg van Solmed om voor die stelling bewijs te leveren. Solmed is echter niet verschenen in dit hoger beroep en kan daarom niet de voor bewijslevering noodzakelijke processuele handelingen verrichten. Het hof zal Solmed daarom in deze verstekprocedure niet toelaten tot de levering van bewijs.
6.5.7.Het hof concludeert dat grief 2 terecht is voorgedragen. Er is niet komen vast te staan dat de door [appellante] aan Solmed geleverde mondmaskers niet voldeden aan de overeengekomen normen. Een wezenlijke tekortkoming in de nakoming in de zin van artikel 49 lid 1 sub a van het Weens Koopverdrag is dus niet komen vast te staan. Er is daarmee ook geen grondslag voor ontbinding van de koopovereenkomst en voor toewijzing van de overige vorderingen van Solmed.
6.6.1.Omdat de grieven 1 en 2 terecht zijn voorgedragen, moeten de vorderingen van Solmed worden afgewezen.
6.6.2.Grief 3 hoeft daarom niet meer behandeld worden.
6.6.3.Het hof zal het beroepen vonnis vernietigen. Het hof zal, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van Solmed afwijzen en Solmed als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het geding bij de rechtbank en van het hoger beroep.
6.6.4.Het hof zal de kosten voor de procedure bij de rechtbank aan de zijde van [appellante] vaststellen op:
- Griffierecht € 4.200,--
- Salaris advocaat/gemachtigde € 4.700,--
Totaal € 8.900,--
6.6.5.Het hof zal de kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [appellante] vaststellen op:
- Explootkosten € 106,73
- Griffierechten € 5.689,--
- Salaris advocaat € 3.572,-- (1 punt voor de memorie van grieven maal
tarief V, voor de akte na tussenarrest kent het hof geen vergoeding toe)
- Nakosten € 178,-- (plus de verhoging zoals vermeld in de
beslissing)
Totaal € 9.545,73
6.6.6.Het hof zal de over de proceskosten gevorderde wettelijke rente toewijzen zoals vermeld in de beslissing.
6.6.7.[appellante] heeft in hoger beroep voorts geconcludeerd tot veroordeling van Solmed tot terugbetaling van al hetgeen [appellante] ter uitvoering van het beroepen vonnis aan Solmed heeft voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de betaling tot de dag van de terugbetaling. Omdat het beroepen vonnis bij dit arrest wordt vernietigd, zal het hof die vordering toewijzen.
6.6.8.Uit het voorgaande volgt de onderstaande uitspraak.